ECLI:NL:TADRSHE:2019:193 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-522 DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:193
Datum uitspraak: 30-12-2019
Datum publicatie: 31-12-2019
Zaaknummer(s): 19-522 DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad is van oordeel dat niet is gebleken van een rechtsreeks belang van klaagster bij de ingediende klacht. Klaagster heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld op welke wijze zij door het gewraakte optreden van verweerder rechtsreeks in haar belangen is of kon worden geschaad. De raad oordeelt dan ook dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  30 december  2019

in de zaak 19-522/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

                        klaagster

                        tegen:

                        verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij klachtformulier d.d. 18 april 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 5 augustus 2019 met kenmerk nr. K19-049 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2019. Verschenen is klaagster, vertegenwoordigd door de heer V.  Verweerder is niet verschenen, maar heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. K.  

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken.

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Verweerder staat de heer DS bij in een geschil van de heer DS met MI B.V., handelend onder de naam I. B.V. (hierna: “MI B.V.”).  Mevrouw V is een voormalig werkneemster van MI B.V. Op enig moment is mevrouw V toegelaten tot de WSNP. Op enig moment heeft de heer V MI B.V. geturboliquideerd. De heer V heeft een nieuwe vennootschap opgericht, zijnde klaagster. Mevrouw V is thans werkneemster van klaagster.

2.3     Bij brief d.d. 30 april 2019 heeft verweerder aan de heer V medegedeeld dat hij voornemens was om de heer V, in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van MI B.V., aansprakelijk te stellen voor de door DS geleden schade.  In deze brief heeft verweerder gesteld dat DS meerdere betalingen heeft voldaan aan MI B.V. In deze brief heeft verweerder voorts aan de heer V verzocht om stukken te overleggen teneinde te verifiëren of de heer V gerechtigd was om een turboliquidatie van MI B.V. uit te voeren, waarbij verweerder heeft aangegeven dat als de heer V de gevraagde stukken niet zou aanleveren, verweerder namens DS een faillissementsverzoek zou indienen tegen MI B.V. en tevens zou pogen om de toelating van mevrouw V tot de WSNP middels indiening van een verzoekschrift bij de rechtbank ongedaan te maken.

2.4     Verweerder heeft de heer V opnieuw aangeschreven bij brief d.d. 24 mei 2019. In deze brief heeft verweerder de in de brief d.d. 30 april 2019 genoemde verzoeken herhaald en heeft verweerder gesteld dat DS op 11 en 15 november 2016 contante betalingen heeft verricht die door mevrouw V namens MI B.V. in ontvangst zijn genomen.

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij :

1.      de hem toekomende vrijheid heeft overschreden;

2.      onjuiste mededelingen heeft gedaan.

                          3.2     Toelichting

                                    Klachtonderdeel 1

                 Verweerder heeft gesteld dat hij er alles aan zou doen om werkneemster, mevrouw V, uit de WSNP te laten zetten. Ook heeft verweerder gedreigd dat hij de heer V, in diens hoedanigheid van voormalig directeur van MI B.V., persoonlijk aansprakelijk zal stellen en het faillissement van MI BV zal aanvragen.

                                    Klachtonderdeel 2

                 Verweerder gaat uit van niet bestaande betalingen (door D aan MI B.V.) en vorderingen en heeft ten onrechte twee betalingsbewijzen van zwart geld opgevoerd als betalingen aan MI B.V.

                          4        VERWEER

                          4.1     Klaagster kan enkel klagen over handelen waardoor zij in haar eigen belangen wordt geschaad. De klacht is ongegrond. Verweerder behartigt de belangen van DS. Het staat verweerder vrij om een juridisch onderzoek te verrichten naar de handelwijze van de heer V en mevrouw V en vervolgens de uitkomsten van dat onderzoek juridisch te kwalificeren. Eveneens staat het verweerder vrij om aan de heer V een verzoek te doen tot verschaffing van additionele informatie en bij gebreke van inwilliging van dat verzoek (meerdere) rechtsmaatregelen aan te kondigen.  Verweerder heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

                          5        BEOORDELING

5.1     De raad overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.2     De raad stelt vast dat sprake is van een geschil tussen de heer DS enerzijds en MI B.V., de heer V, in zijn hoedanigheid van bestuurder van MI B.V., en mevrouw V anderzijds. In het kader van de behartiging van de belangen van de heer DS heeft verweerder de heer V, in diens hoedanigheid van bestuurder van MI B.V. aangeschreven en aan MI B.V., de heer V, in diens hoedanigheid van bestuurder van MI B.V. en mevrouw V rechtsmaatregelen aangekondigd. Bij het geschil tussen de heer DS enerzijds en MI B.V., de heer V, in zijn hoedanigheid van bestuurder van MI B.V., en mevrouw V anderzijds is klaagster geen partij en de in de brieven d.d. 30 april en 24 mei 2019 geformuleerde aansprakelijkstelling en aangekondigde rechtsmaatregelen zijn ook niet gericht aan klaagster.

5.3     De raad stelt voorts vast dat de klacht is ingediend door klaagster, hetgeen ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk door de heer V namens klaagster is bevestigd. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de raad van oordeel dat niet is gebleken van een rechtsreeks belang van klaagster bij de ingediende klacht. Klaagster heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld op welke wijze zij door het gewraakte optreden van verweerder rechtstreeks in haar belangen is of kon worden geschaad. De raad oordeelt dan ook dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.

BESLISSING

De raad van discipline:

                        verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, mrs. L.R.G.M. Spronken en mr. L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 december 2019.

Griffier                                                                                   Voorzitter