ECLI:NL:TADRSHE:2019:189 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-433/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:189
Datum uitspraak: 16-12-2019
Datum publicatie: 18-12-2019
Zaaknummer(s): 19-433/DB/LI
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft nagelaten de gemaakte afspraken over de aanpak van de zaak inzake de voorlopige voorzieningen en de vakantieregeling schriftelijk te bevestigen. Het geschil hierover komt voor risico van de advocaat. Advocaat heeft ondanks gemaakte financiële afspraken nagelaten tussentijds specificaties aan cliënt te verstrekken en cliënt niet gewaarschuwd voor oplopende kosten door de grote hoeveelheid aan gewerkte uren. Excessief declareren niet gebleken. Klacht (ged.) gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch

van 16 december 2019

in de zaak 19-433/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Per formulier van 20 november 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 4 juli 2019 met kenmerk K19-009, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 november 2019 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 4 juli 2019, met bijlagen

-       de e-mail van 14 januari 2019 van verweerster aan de deken, met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager heeft zich op 20 april 2018 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een echtscheidingsprocedure.

2.2      Verweerster heeft op 25 april 2018 een opdrachtbevestiging en een voorschotdeclaratie ad € 1.250,54 aan klager toegezonden. Op 29 mei 2018 heeft verweerster een tweede voorschotdeclaratie ad €3.900,- aan klager toegezonden. Verweerster heeft per email van 6 juni 2018 op verzoek van klager een urenspecificatie over de periode 23 april – 31 mei 2018 en een kostenprognose aan klager toegezonden. Verweerster heeft op 2 juli 2018 een derde voorschotdeclaratie van €1.923,90.

2.3      De wederpartij van klager had een verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank inzake het gebruik van de woning, de zorg over en omgang met de kinderen en de voorlopige kosten van verzorging van de kinderen. Op 12 juni 2018 heeft de zitting voorlopige voorzieningen bij de rechtbank plaatsgevonden. Bij beschikking van 14 juni 2018 is het gebruik van de woning toegewezen aan de wederpartij van klager. De wederpartij van klager heeft klager op 15 juni 2018 te kennen gegeven dat hij de woning per direct diende te verlaten. Op 31 juli 2018 heeft de wederpartij een verzoek tot echtscheiding aan klager doen betekenen.

2.4      Klager heeft verweerster per email van 31 augustus 2018 bericht zich tot een andere advocaat te hebben gewend. Verweerster heeft  op 1 oktober 2018 een einddeclaratie ad € 7.504,46 met specificatie aan klager toegezonden.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

1.    d e belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd;

2.    ongespecificeerde facturen heeft gestuurd die niet overeenstemmen met de verrichte werkzaamheden

3.2      Klager heeft ter onderbouwing van de klacht het volgende naar voren gebracht:

Ad onderdeel 1:

Verweerster heeft geen overleg gevoerd met klager over belangrijke beslissingen en heeft deze zelfstandig doorgevoerd.

Verweerster heeft geen plan van aanpak en/of scenario’s met klager doorgenomen. Verweerster heeft klager in verband met haar vakantie drie weken laten wachten om een beslissing te kunnen nemen over essentiële onderdelen aangaande de echtscheiding.

Ad klachtonderdeel 2 :

Verweerster heeft herhaaldelijk ongespecificeerde rekeningen aan klager verzonden en hem achteraf verrast met hoge kosten voor zogenaamd onderhanden werk. De rekeningen van verweerster komen niet overeen met de geleverde inspanningen.

4          VERWEER

4.1      Verweerster heeft de aanpak van de zaak uitvoerig met klager besproken. In overleg met klager is besloten om het verweerschrift inzake de voorlopige voorzieningen pas tijdens de zitting op 12 juni 2018 in te dienen om de wederpartij geen gelegenheid te geven om nog allerlei leugens te verzinnen.  

4.2      Verweerster heeft na de beschikking van 14 juni 2018 op verzoek van klager geprobeerd met de wederpartij afspraken over de vakantie en een ouderschapsplan te maken.

4.3      Het door verweerster namens klager ingediende zelfstandig verzoek tot betaling van partneralimentatie aan klager is op grond van een jusvergelijking afgewezen. Nadien veranderde de financiële situatie van klager in verband met veranderde woonlasten. Verweerster ontving pas op 1 augustus 2018 de financiële gegevens betreffende de kale huurlasten van klager, waardoor zij  de alimentatie-berekening niet eerder heeft kunnen maken. De gegevens waren nodig om te bepalen of het zinvol was om een wijzing van de voorlopige voorzieningen te vragen dan wel of het beter was om dit mee te nemen in het verweerschrift in de echtscheidingsprocedure. Afgesproken werd om eerst tot een goede contactregeling met de kinderen te komen en later op de kwestie van de partneralimentatie terug te komen.

4.4      Klager was op de hoogte van de vakantie van verweerster van 9 augustus – 3 september 2018. Verweerster was bovendien telefonisch en per email bereikbaar en alle lijntjes waren uitgezet. Verweerster heeft klager per email van 9 augustus 2018 bericht direct na haar vakantie aan het verweerschrift te zullen beginnen.

4.5      Verweerster heeft per email van 6 juni 2018 op verzoek van klager een urenspecificatie bij de voorschotnota van 29 mei 2018 aan klager toegezonden. Hieruit bleek dat er nog een te declareren bedrag ad € 3.812,53 open stond.

4.6      Verweerster heeft op 2 juli 2018 een voorschotdeclaratie van €1.923,90 inclusief kosten en btw toegezonden. Verweerster heeft hierbij geen urenspecificatie aan klager toegezonden, omdat het bedrag van deze declaratie lager was dan het volgens de urenspecificatie van 6 juni 2018 nog openstaand bedrag.

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel1

5.1      Het eerste onderdeel van de klacht heeft onder meer betrekking op het gebrek aan communicatie over het plan van aanpak van de zaak. D e raad stelt voorop dat de advocaat in overleg met de cliënt dient te bepalen met welk beleid de behandeling van een zaak het beste is gediend. Daarbij geldt dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat is om de mogelijkheden en onmogelijkheden in de zaak in kaart te brengen, zowel bij aanvang van de zaak als ook nadien, steeds indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Daarnaast dient e en advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig dient de advocaat, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.2      Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij klager telefonisch heeft geadviseerd om, gelet op de vermeende leugens in het verzoekschrift voorlopige voorzieningen, het verweerschrift ter zitting over te leggen en niet vooraf aan de rechtbank toe te sturen. Voorts heeft verweerster verklaard dat zij de vakantieregeling niet heeft meegenomen in haar verweerschrift, aangezien de woonsituatie op dat moment onduidelijk was. Klager stelt daar tegenover dat verweerster hem de diverse mogelijkheden en scenario’s ten aanzien van de aanpak niet heeft voorgehouden en dat zij heeft volstaan met een mededeling over de aanpak ter zitting in de zaak betreffende de voorlopige voorzieningen, zonder klager de diverse mogelijkheden voor te houden en met hem te overleggen met welke aanpak zijn zaak het beste was gediend.  

5.3      De raad stelt vast dat de opvattingen van partijen over de communicatie betreffende de aanpak van de zaak inzake de voorlopige voorzieningen lijnrecht tegenover elkaar staan. Nu verweerster heeft nagelaten de gemaakte afspraken over de aanpak van de zaak inzake de voorlopige voorzieningen en de vakantieregeling schriftelijk te bevestigen, komt het geschil hierover voor risico van verweerster. De raad kan op grond van het bovenstaande niet vaststellen dat verweerster de kansen en mogelijkheden in de procedure inzake de voorlopige voorzieningen  en de daarbij behorende risico’s met klager heeft besproken. Dit geldt eveneens ten aanzien van de aanpak betreffende de regeling van de zorg over en de omgang met de kinderen gedurende de kort na de zitting naderende vakantieperiode. Het eerste onderdeel van de klacht is, voor zover dit is gericht op het gebrek aan communicatie over het plan van aanpak inzake de voorlopige voorzieningen en de vakantieregeling, gegrond.

5.4      Voor zover het eerste onderdeel van de klacht betrekking heeft op de vakantie van verweerster in de periode augustus-september 2018 is de klacht ongegrond. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich ervan heeft vergewist dat gedurende haar vakantieperiode geen werkzaamheden dienden te worden verricht en dat met het opstellen van het verweerschrift kon worden gewacht tot na haar vakantie. Hoewel verweerster er verstandig aan had gedaan om klager in haar emailbericht van 9 augustus 2018 hierover nader te informeren, valt haar terzake tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

Ad klachtonderdeel 2

5.5      Uit de opdrachtbevestiging blijkt dat verweerster met klager was overeengekomen dat een voorschot in rekening zou worden gebracht en dat  zij vervolgens maandelijks zou factureren. Verweerster heeft op 31 mei 2018 een factuur zonder specificatie aan klager verzonden. Op verzoek van klager heeft verweerster op 6 juni 2018 een specificatie aan hem verstrekt. De specificatie had betrekking op de werkzaamheden in de periode tot 31 mei 2018. Blijkens de specificatie waren meer uren gewerkt dan op 31 mei 2018 waren gedeclareerd. Verweerster heeft vervolgens op 2 juli 2018 een ongespecificeerde factuur aan klager toegezonden. Hierna zijn door verweerster geen facturen en/of specificaties meer verzonden. Pas op 1 oktober 2018 heeft zij haar werkzaamheden bij verzending van de eindfactuur van € 7. 504,46 nader gespecificeerd. De raad stelt vast dat verweerster haar werkzaamheden over de periode van 31 mei – eind augustus 2018 niet tussentijds heeft gespecificeerd, noch klager heeft gewaarschuwd voor het oplopen van de kosten ten gevolge van de grote hoeveelheid gewerkte uren, waardoor klager na beëindiging van de werkzaamheden door verweerster werd verrast door een factuur van ruim € 7.000,-. Van een advocaat mag worden verwacht dat deze integer en zorgvuldig handelt in financiële aangelegenheden en dat hij/zij daarvoor nauwgezet verantwoording aflegt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster onvoldoende zorgvuldigheid betracht nu, ondanks de afspraak dat maandelijks zou worden gefactureerd, zij heeft nagelaten tussentijds urenspecificaties –behoudens de op verzoek van klager op 2 juni 2018 aan hem toegezonden specificatie- aan klager te verstrekken. Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk een verwijt te maken. Dat verweerster op 6 juni 2018 een prognose van de te verwachten kosten heeft verstrekt en nog niet alle tot 31 mei 2018 verrichte werkzaamheden in rekening waren gebracht maakt dit niet anders. Voor zover het tweede onderdeel van de klacht is gericht op het niet toezenden van urenspecificaties is dit onderdeel van de klacht gegrond.

5.6      Anders ligt dit ten aanzien van het verwijt dat verweerster facturen heeft verzonden die niet overeen komen met de door haar verrichte werkzaamheden. De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren. Klager heeft ter zitting van de raad verklaard dat de declaratie in vergelijking met de opvolgende advocaat te hoog is. Klager heeft desgevraagd niet aangegeven, welke werkzaamheden ten onrechte in rekening zijn gebracht. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vaststellen dat er sprake is van excessief declareren. Voor zover het tweede onderdeel betrekking heeft op de hoogte van de declaratie is dit onderdeel ongegrond.

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden

7          GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1     Omdat de raad de klacht [gedeeltelijk] gegrond verklaart, moet   verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde   griffierecht van € 50 aan hem vergoeden.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal   de raad verweerster  daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50  reiskosten  van [klager],

b) € 750  kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500  kosten van de Staat.

7.3     Verweerster moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken  nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager . Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster. door.

7.4     Verweerster moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.5     Verweerster moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-           verklaart klachtonderdeel 1 gegrond voor zover dit is gericht op het gebrek aan communicatie over het plan van aanpak inzake de voorlopige voorzieningen en de vakantieregeling en voor het overige ongegrond;

-           verklaart klachtonderdeel 2 gegrond voor zover dit is gericht op het niet toezenden van urenspecificaties en voor het overige ongegrond;

-           legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-           veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klager;

-           veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50 aan klager], op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in [7.3];

-           veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4 ;

-           veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat , op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.5 ;

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander , voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en W.A.A.J. Fick-Nolet , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2019.

Griffier                                                                                      Voorzitter