ECLI:NL:TADRSHE:2019:153 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-382 DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:153
Datum uitspraak: 07-10-2019
Datum publicatie: 11-10-2019
Zaaknummer(s): 19-382 DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat advocaat bewust een offerte van een niet bij de KvK ingeschreven aannemer heeft meegezonden, met als doel om klager daarmee te misleiden. De kosten die klager heeft moeten maken, vloeien voort uit het geschil tussen partijen. Sommatiebrief was in zakelijke bewoordingen weergegeven en niet nodeloos grievend. Klacht ongegrond          

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 7 oktober 2019

in de zaak 19-382/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1                    Verloop van de procedure

1.1      Per formulier van 3 augustus 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Per e-mail aan de raad van 13 juni 2019 met kenmerk K19-015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2019 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de e-mail van de deken van 13 juni 2019, met bijlagen.

2                 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerster heeft klager bij brief d.d. 3 augustus 2018 namens haar cliënten aansprakelijk gesteld voor door haar cliënten, ten gevolge van onrechtmatig handelen van klager door het verwijderen van een gedeelte van een scheidingsmuur die tevens als draagmuur fungeert, geleden schade. Verweerster heeft ter onderbouwing van de aansprakelijkstelling een rapportage van aannemersbedrijf BV X, verder te noemen X, d.d. 18 juli 2018 toegevoegd alsmede een offerte met betrekking tot het herstellen van de gevolgen van het verwijderen van de muur. Verweerster heeft klager gesommeerd tot betaling van een bedrag ad € 7.757,99.

2.2       Bij brief van 7 augustus 2018 heeft de gemachtigde van klager namens klager iedere aansprakelijkheid verworpen en de cliënten van verweerster aansprakelijk gesteld voor de door klager ten gevolge van verbouwingswerkzaamheden van de cliënten van verweerster geleden schade. Hij schreef voorts onder meer het volgende : “Bovendien wil ik u er op wijzen dat de door uw cliënt ingeschakelde “deskundige” (…) reeds in 2005 in de schuldsanering is geplaatst en het KvK nummer reeds lang geleden is uitgeschreven uit het Handelsregister (zie bijlage 2 en 3) (..) “

2.3      Verweerster heeft per e-mail van 9 augustus 2018 aan de gemachtigde van klager verzocht te bevestigen dat klager instemde met het verrichten van de herstelwerkzaamheden door haar cliënten, los van de vraag wie de kosten daarvan zou dragen. Verweerster reageerde vervolgens inhoudelijk op de aansprakelijkstelling door de gemachtigde van klager. De gemachtigde van klager heeft per e-mail van 9 augustus 2018 geantwoord dat klager niet instemde met de voortzetting van de verbouwing en het herstellen van door haar cliënt veroorzaakte schade en evenmin instemde met het verlenen van toegang tot zijn woning. Verweerster heeft per e-mail van 13 augustus 2018 aangekondigd wegens het ontbreken van instemming met de voortgang van de herstelwerkzaamheden een kort geding aanhangig te zullen maken.

3                 KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    zij geen onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de vordering,

2.    zij klager onnodig op kosten heeft gejaagd,

3.   haar communicatie in woord en geschrift niet was zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

4                VERWEER

Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

4.1      Zowel de cliënten van verweerster als verweerster hebben voorafgaand aan de brief van 3 augustus 2018 geprobeerd een regeling in der minne te treffen, maar klager was hiertoe niet bereid. Het verzenden van een sommatiebrief was daarom noodzakelijk. De inhoud van de sommatiebrief van 3 augustus 2018 was gebruikelijk van aard en de toon was niet onbeschoft of dreigend. Anders dan klager stelt, geldt dat ook voor het telefoongesprek van 6 augustus 2018. Hoewel verweerster zich het verloop van dat telefoongesprek niet meer precies kan herinneren, is de weergave daarvan door klager eenzijdig en onvolledig.

4.2      Er was voor verweerster geen reden om aan de juistheid van de door haar cliënten aan haar overhandigde rapportage te twijfelen. De rapportage is daadwerkelijk opgesteld door X. Verweerster heeft nadat zij een reactie op haar brief van 3 augustus 2018 van de gemachtigde van klager ontving geconstateerd dat X niet bij de Kamer van Koophandel bleek te zijn ingeschreven.

4.3      Klager is door de brief van verweerster van 3 augustus 2018 niet nodeloos op kosten gejaagd. Klager heeft voor het opstellen van de rapportage door X geen kosten hoeven te maken. Er bestond voor klager nog geen enkele noodzaak om een gemachtigde dan wel een advocaat in te schakelen en klager heeft het bedrag ad € 7.757,99 ook niet voldaan.

4.4      Nadat verweerster naar aanleiding van de reactie van klager had geconstateerd dat X niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, heeft correspondentie met de gemachtigden van klager plaatsgevonden, waarna een tweede deskundige is ingeschakeld, omdat het geschil nog niet was opgelost.

5                 BEOORDELING

5.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad onderdeel 1

5.2      Klager verwijt verweerster dat zij bij haar sommatiebrief van 3 augustus 2018 zonder nader onderzoek een offerte van een aannemersbedrijf heeft meegezonden, terwijl het om een failliet verklaard tegelzettersbedrijf ging. Verweerster mocht in beginsel afgaan op de juistheid van de door haar cliënt aan haar verstrekte informatie en producties. Verweerster was niet verplicht om onderzoek naar de juistheid van de aan haar overgelegde producties te doen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zou sprake zijn geweest, indien verweerster bewust onjuiste feiten naar voren had gebracht, waarvan zij wist of had moeten weten dat deze onjuist waren, met als doel om daarmee klager te misleiden. Hiervan is echter geen sprake, zodat verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt valt te maken. Toen verweerster na de reactie van klager op haar brief van 3 augustus 2018 ontdekte dat X niet was geschreven bij de Kamer van Koophandel, heeft zij bovendien verder geen beroep meer op dit rapport gedaan. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel 2

5.3      Verweerster diende de belangen van haar cliënten te behartigen en hoefde daarbij in beginsel geen rekening te houden met de belangen van klager. Het stond verweerster vrij om in opdracht van haar cliënten een sommatiebrief aan klager toe te zenden. Het is begrijpelijk dat klager onaangenaam werd verrast door de sommatiebrief van verweerster, maar dit betekent niet dat verweerster de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. De kosten die klager heeft moeten maken, vloeien voort uit het geschil tussen klager en de cliënten van verweerster. Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het tweede onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel 3

5.4      Verweerster heeft in de sommatiebrief van 3 augustus 2018 in zakelijke en in de advocatuur gebruikelijke bewoordingen het standpunt van haar cliënten verwoord en klager gesommeerd om tot betaling van de door haar cliënten gestelde vordering over te gaan. Dat klager de brief van 3 augustus 2018 van verweerster als bedreigend heeft ervaren, betekent niet dat deze brief als nodeloos grievend valt aan te merken. Op grond van de uiteenlopende stellingen van klager en verweerder over de inhoud van het telefoongesprek van 6 augustus 2018 kan in deze procedure niet worden vastgesteld wat precies is gezegd en besproken. Hoewel aan de hand van de weergave door klager van dat gesprek duidelijk is dat klager dit als onprettig heeft ervaren, staat daarmee niet vast dat verweerster zich in dat gesprek onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten en zich tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gedragen. Het derde onderdeel van de klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht  in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts , voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en A.A.M. Schutte , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2019.

Griffier                                                                                        Voorzitter