ECLI:NL:TADRSHE:2019:108 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-133/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:108
Datum uitspraak: 01-07-2019
Datum publicatie: 03-07-2019
Zaaknummer(s): 19-133/DB/LI
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Weliswaar mag van een advocaat verwacht worden dat hij het standpunt van zijn cliënt verwoordt, maar het is de taak van de advocaat om te beoordelen met welke aanpak van de zaak het belang van zijn cliënt het beste is ingediend. Het is begrijpelijk dat verweerster naar haar mening nodeloos grievende uitlatingen jegens derden niet in haar conclusie van antwoord heeft willen opnemen.  Klager is in de PI drie maal door een juridisch medewerker van het kantoor van de advocaat bezocht. Niet gebleken dat klager hiertegen bezwaren heeft geuit. Geen sprake van onvoldoende communicatie door de advocaat. Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 1 juli 2019

in de zaak 19-133/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1                    Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 13 augustus 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 6 maart 2019 met kenmerk 19-133/DB/LI , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 mei 2019 in aanwezigheid van verweerster. Klager heeft de raad bij brief d.d. 15 april 2019 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.   Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 6 maart 2019, met bijlagen;

-       de brief van klager van 15 april 2019, door de raad ontvangen op 23 april 2019.

2                 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is op 28 maart 2018 gedagvaard om op 18 april 2018 voor de rechtbank te verschijnen. De procedure had betrekking op een erfrechtelijk geschil. Op 6 april 2018 is door de voormalige advocaat van klager om uitstel verzocht, welk uitstel is verleend tot 30 mei 2018. Klager heeft zich op 7 mei 2018 gewend tot het kantoor van verweerster met het verzoek de zaak van zijn voorgaande advocaat over te nemen.  Klager verbleef in een PI. Op 15 mei 2018 heeft mr. E , juridisch medewerkster van het kantoor van verweerster, klager in de PI bezocht. Op 17 mei 2018 heeft verweerster een emailbericht verzonden aan de voorgaande advocaat in verband met de overname van de zaak. Op 22 mei 2018 heeft de voorgaande advocaat van klager verweerster bericht dat hij geen bezwaar had tegen de overname van de zaak. Verweerster heeft zich op 22 mei 2018 gesteld bij de rechtbank en om een uitstel van vier weken verzocht. Door de rechtbank werd uitstel verleend tot 27 juni 2018. Mr. E heeft klager op 29 mei 2018 opnieuw bezocht en het door klager opgestelde verweerschrift  met hem besproken.

2.2      Op 11 juni 2018 heeft een telefoongesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden. Verweerster heeft tijdens dit gesprek het schikkingsvoorstel van de wederpartij van 8 juni 2018 met klager besproken. Klager kon zich hiermee niet verenigen en heeft verweerster verzocht een conclusie van antwoord bij de rechtbank in te dienen. Klager heeft verweerster per brief van 12 juni 2018 opdracht gegeven om zijn verweerschrift in zijn geheel voorzien van juridische bewoordingen bij de rechtbank in te dienen. Tevens gaf hij aan het verweerster kwalijk te nemen dat zij met de advocaat van de wederpartij overleg gevoerd had. Verweerster heeft bij brief van 12 juni 2018 geantwoord dat klager erop mocht vertrouwen dat zij de conclusie tijdig voor 27 juni 2018 bij de rechtbank zou indienen. Ook gaf zij aan het door klager opgestelde verweer te zullen gebruiken bij het opstellen van de conclusie, maar niet als zodanig te zullen doorzenden naar de rechtbank. Zij schreef dat het haar agendatechnisch niet lukte nog die week tot indiening over te gaan en zegde toe uiterlijk aan het einde van die week een concept-conclusie aan klager te zullen toesturen. Verweerster heeft op 15 juni 2018 het concept  aan klager toegezonden.

2.3      Mr. E heeft klager op 25 juni 2018 opnieuw in de PI bezocht en de concept-conclusie van antwoord met klager besproken. Verweerster heeft klager naar aanleiding van dit gesprek bij brief van 26 juni 2018 bericht dat zij na uitvoerig overleg met mr. E had besloten de punten 2,4 (gedeeltelijk), 6,7,8,9 en 10 van de conclusie van klager niet toe te voegen aan de conclusie van antwoord, omdat naar haar mening de kansen van klager in de procedure daardoor zouden afnemen en hoogstwaarschijnlijk een minder gunstige uitkomst zou worden bewerkstelligd. Verweerster wees klager voorts op de mogelijkheid zelf stukken bij de rechtbank in te dienen. Verweerster heeft de conclusie van antwoord op 26 juni 2018 bij de rechtbank ingediend.

2.4      Klager heeft bij brief dd. 29 juni 2018 geschreven zich niet te kunnen vinden in de beslissing van verweerster om de conclusie van klager niet in zijn geheel in te dienen. Klager heeft zich bij brief van 29 juni 2018 beklaagd over de wijze van communiceren van verweerster en bij brief van 7 juli 2018 over de hem toegezonden urenspecificatie.

2.5      Verweerster heeft op 9 juli 2018 een opdrachtbevestiging aan klager toegezonden.

2.6      Verweerster heeft bij brief van 11 juli 2018 aan klager bericht hem samen met mr E op 25 juli 2018 te zullen bezoeken in de PI. Bij brief van 11 juli 2018 heeft mr. G aan verweerster bericht dat klager haar had verzocht de zaak van verweerster over te nemen. Klager heeft bij brief van 13 juli 2018 aan verweerster bericht geen vertrouwen meer in haar te hebben en de opdracht te beëindigen. Tussen verweerster en mr. G heeft vervolgens telefonisch overleg plaatsgevonden over de overname van het dossier en de toevoeging. Verweerster heeft zich op 29 augustus 2018 onttrokken als advocaat van klager.

3                 KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.   de belangen van klager in een erfrechtelijk geschil niet naar behoren heeft behartigd ;

2.    slecht met klager heeft gecommuniceerd .

4                VERWEER

Het verweer luidt –zakelijk weergegeven- als volgt.

4.1      Klager is er tijdens het intakegesprek op 15 mei 2018 op gewezen dat mr. E nauw bij de zaak betrokken zou zijn. Klager heeft hier toen mee ingestemd. Mr. E heeft volgens de aanwijzingen van verweerster en onder haar supervisie haar werkzaamheden uitgevoerd. Verweerster is immer eindverantwoordelijk voor de aanpak van de zaak gebleven. Klager heeft pas geklaagd over de communicatie met mr. E nadat hij -ter informatie in verband met een mogelijke intrekking van de toevoeging na de resultaatbeoordeling- een urenspecificatie ontving.

4.2      Verweerster heeft het contact met klager niet gemeden, zij heeft klager ook zelf te woord gestaan. Omdat de agenda van mr. E meer ruimte bood heeft verweerster in het belang van klager mr. E in de communicatie met klager ingeschakeld.

4.3      Er is veelvuldig telefonisch en schriftelijk met klager gecommuniceerd. Klager is drie maal in de PI bezocht en een vierde bezoek stond gepland. Alle binnengekomen stukken zijn zo spoedig mogelijk aan klager ter beschikking gesteld

4.4      Verweerster heeft steeds in het belang van klager gehandeld en hem een gedegen advies gegeven over zijn kansen in de procedure en de inzet van bepaalde stukken in de procedure. Verweerster heeft getracht de inbreng van klager zoveel mogelijk te verwerken in de conclusie van antwoord. Verweerster heeft niet alles wat klager op schrift had gesteld willen indienen, aangezien zij niet nodeloos grievend wilde zijn jegens andere partijen in de zaak. De onafhankelijkheid van de advocaat naar zijn cliënt brengt dit ook met zich mee. Verweerster heeft klager gewezen op de mogelijkheid zelf stukken in te dienen bij de rechtbank.

4.5      Verweerster heeft steeds getracht zo spoedig mogelijk met klager te communiceren. Verweerster heeft ook getracht om de wensen van klager zoveel mogelijk te verwerken in de conclusie van antwoord. De correspondentie met de advocaat van de wederpartij heeft plaatsgevonden in het kader van een goede procesvoering. Verweerster heeft direct nadat het schikkingsvoorstel van de wederpartij bekend was contact opgenomen met klager om dit met hem te bespreken.

4.6      Verweerster heeft de zaak niet nodeloos vertraagd. Zij heeft slechts eenmaal om uitstel gevraagd omdat de periode na overname van de zaak tussen stellen en het indienen van de conclusie van antwoord te kort was om een gedegen processtuk op te kunnen stellen.

5                 BEOORDELING

Ad onderdeel 1

5.1      De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, maar houdt bij zijn beoordeling rekening met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het daarover informeren van de cliënt. Voorts dient een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding te nemen en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

5.2      Klager verwijt verweerster dat zij hem niet goed heeft bijgestaan en hem onjuist heeft geadviseerd Verweerster heeft op 11 juni 2018 uitvoerig telefonisch contact met klager gehad en naar aanleiding daarvan een concept conclusie van antwoord opgesteld, welk concept aan klager is toegezonden en door mr. E. in de PI met hem is besproken. Verweerster heeft vervolgens gemotiveerd en schriftelijk uiteengezet op grond waarvan zij bepaalde gedeelten van het door klager opgestelde stuk niet in de conclusie van antwoord had opgenomen. Klager lijkt er van uit te gaan dat van een advocaat verwacht mag worden dat deze een stuk van de cliënt integraal overneemt en als processtuk indient. Dit is een onjuiste opvatting van de taak van een advocaat. Weliswaar mag van een advocaat verwacht worden dat hij het standpunt van zijn cliënt verwoordt, maar het is de taak van de advocaat om te beoordelen met welke aanpak van de zaak het belang van zijn cliënt het beste is ingediend. Het is begrijpelijk dat verweerster naar haar mening nodeloos grievende uitlatingen jegens derden niet in haar conclusie van antwoord heeft willen opnemen.  Hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het eerste onderdeel van de klacht is op grond van het bovenstaande ongegrond.

Ad onderdeel 2

5.3      Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat veelvuldig met klager is gecommuniceerd over de aanpak van de zaak.  Vast staat dat klager in de PI drie maal is bezocht door mr. E. De raad acht het begrijpelijk dat het voor verweerster niet steeds mogelijk was om klager zelf in de PI te bezoeken, gelet op de -ten gevolge van de overname van de zaak van de voorgaande advocaat- nog beperkt resterende tijd voor het indienen van de conclusie van antwoord en de omstandigheid dat klager in een PI verbleef, wat het maken van een afspraak voor nader overleg en telefonische communicatie beperkte.  Het staat een advocaat vrij om, zo nodig, gebruik te maken van de dienstverlening van een juridisch medewerker, die onder verantwoordelijkheid van die advocaat werkzaamheden verricht. Verweerster heeft ter zitting van de raad voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van klager was dat hij op korte termijn in de PI werd bezocht en dat het daarom noodzakelijk was gebruik te maken van de inzet van mr. E. Niet gebleken is dat klager daartegen bezwaren heeft geuit. Verweerster heeft bovendien ook zelf tussentijds telefonisch overleg met klager gevoerd, de door de wederpartij voorgestelde minnelijke regeling aan klager voorgelegd en toen klager daarmee niet wenste in te stemmen de door haar namens klager te nemen conclusie van antwoord in concept aan klager toegezonden, welk concept door mr. E met klager is besproken. Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is  de raad van oordeel dat klager voldoende op de hoogte is gehouden van het verloop van zijn zaak. Er is meermaals telefonisch contact geweest, er hebben drie besprekingen in de PI plaatsgevonden en er is schriftelijk met klager gecorrespondeerd . Ter zake valt verweerster evenmin een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het tweede onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.

                               BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klacht in beide onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. J.B. de Meester en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2019.

Griffier                                                       Voorzitter