ECLI:NL:TADRSHE:2018:71 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-276/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:71
Datum uitspraak: 14-05-2018
Datum publicatie: 22-05-2018
Zaaknummer(s): 18-276/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Feitelijke grondslag van de klacht is niet komen vast te staan. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 14 mei 2018

in de zaak 18-276/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 12 april 2018 met kenmerk K17-130, door de raad ontvangen op 13 april 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil met een verzekeringsmaatschappij, hierna V. Het geschil had betrekking op een verzoek tot vergoeding van inbraakschade dat klaagster bij V had ingediend. V had de claim afgewezen en de verzekering beëindigd. Verweerder heeft bij brief d.d. 12 januari 2017 aan klaagster bevestigd dat zij hem de opdracht had gegeven om namens haar aanspraak te maken op schadevergoeding en rectificatie.

1.2     Verweerder heeft V bij brief d.d. 14 maart 2017 verzocht om de eerdere beslissing van V, strekkende tot afwijzing van de door klaagster ingediende claim, te herzien. Verweerder heeft op 15 maart 2017 een kopie van deze brief aan klaagster gestuurd. V reageerde niet op deze brief. Bij brief d.d. 20 juni 2017 heeft verweerder V nogmaals aangeschreven. Op 20 juni 2017 heeft verweerder een kopie van deze brief aan klaagster gestuurd.

1.3     Bij brief d.d. 11 juli 2017 heeft verweerder aan klaagster bevestigd dat zij telefonisch hadden besproken dat verweerder zijn werkzaamheden zou beëindigen. Bij brief d.d. 2 augustus 2017 heeft verweerder het dossier toegestuurd aan klaagsters nieuwe advocaat, mr. C.

1.4     Bij brief d.d. 3 augustus 2017 heeft V op de brieven van verweerder d.d. 14 maart en 22 juni 2017 gereageerd. Verweerder heeft deze brief op 8 augustus 2017 ontvangen en diezelfde dag doorgestuurd aan mr. C.

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    vanaf 14 maart 2017 geen contact meer met klaagster heeft opgenomen;

2.    een brief van V d.d. 14 maart 2017 niet aan klaagster heeft doorgestuurd;

3.    de politie niet heeft aangeschreven.

3          VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Verweerder heeft een kopie van zijn brief aan V d.d. 14 maart 2017 op 15 maart 2017 aan klaagster doorgestuurd. Een brief van V d.d. 14 maart 2017 bestaat niet en heeft verweerder dus ook niet doorgestuurd. Op 11 juli 2017 heeft klaagster verweerder telefonisch verzocht om zijn werkzaamheden te beëindigen, hetgeen verweerder ook heeft gedaan. Op 1 augustus 2017 heeft mr. C verweerder bericht dat hij de zaak in behandeling zou nemen, waarna verweerder het dossier op 2 augustus 2017 aan mr. C heeft toegestuurd. De reactie van V heeft verweerder direct na ontvangst op 8 augustus 2017 aan mr. C doorgestuurd. Met klachtonderdeel 3 doelt klaagster kennelijk op een artikel 12 Sv-procedure die zij had gevoerd. Klaagster heeft verweerder echter geen opdracht gegeven om deze zaak in behandeling te nemen en verweerder, die ook geen strafzaken behandelt, heeft deze zaak dus ook niet in behandeling genomen.

4          BEOORDELING

4.1     De voorzitter stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat verweerder bij brief d.d. 15 maart 2017 een kopie van zijn brief aan V d.d. 14 maart 2017 aan klaagster heeft gestuurd, dat hij bij brief d.d. 20 juni 2017 een kopie van zijn brief aan V d.d. 20 juni 2017 aan klaagster heeft gestuurd en dat hij bij brief d.d. 11 juli 2017 aan klaagster de inhoud van hun telefoongesprek heeft bevestigd. De feitelijke grondslag van klaagster stelling, dat verweerder vanaf 14 maart 2017 geen contact meer met klaagster heeft opgenomen, ontbreekt dan ook. Van het bestaan van een brief van V d.d. 14 maart 2017 is voorts niet gebleken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat niet V, maar verweerder op 14 maart 2017 een brief heeft gestuurd aan V en van deze brief is op 15 maart 2017 ook een kopie gestuurd aan klaagster. Verweerder heeft voorts uitdrukkelijk weersproken dat hij een strafzaak van klaagster in  behandeling heeft genomen, terwijl uit de overgelegde stukken ook niet is gebleken dat klaagster aan verweerder de opdracht heeft verstrekt om de politie aan te schrijven.

4.2     Omdat de feitelijke grondslag van de klacht ontbreekt, zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 14 mei 2018.

Griffier                                                                                               Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2018

verzonden aan:

-     klaagsters gemachtigde

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl