ECLI:NL:TADRSHE:2018:191 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-334/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:191
Datum uitspraak: 17-12-2018
Datum publicatie: 19-12-2018
Zaaknummer(s): 18-334/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat van een uitzonderingsgeval op grond waarvan verweerder niet mocht afgaan op de door zijn cliënte verstrekte informatie sprake was. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 17 december 2018

in de zaak 18-334/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 juli 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 28 september 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief van 1 mei 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 12 juli 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 12 juli 2018 verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 9 augustus 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 november 2018. Klager en verweerder zijn verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klager en het ter zitting door klager overgelegde stuk. Ofschoon dit stuk buiten de gestelde termijn van veertien dagen door klager is overgelegd, heeft de raad ter zitting aan partijen kenbaar gemaakt het oordeel dat het stuk kan worden toegelaten vanwege de beperkte omvang alsmede het feit dat het stuk laattijdig in klagers bezit is gekomen.

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.            met een truc heeft geprobeerd om klager een toestemming te ontfutselen voor een lang uitstel van een door de rechtbank voorgestelde datum voor een comparitie;

2.            in de verzet dagvaarding, tevens houdende eis in reconventie, een bewering heeft gedaan die nergens op is gebaseerd;

3.            (al dan niet in samenzwering met zijn cliënte) in de klachtprocedure nieuwe en zelf gefabriceerde stellingen heeft ingebracht.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerder mocht afgaan op de door zijn cliënte verstrekte informatie.

4          BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      Een advocaat mag in het algemeen afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden om de juistheid daarvan te verifiëren. De raad is van oordeel dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is. De door klager ter zitting van de raad overgelegde Whatsapp-correspondentie met de heer S leidt naar het oordeel van de raad niet tot de conclusie dat verweerder niet mocht afgaan op de door zijn cliënte verstrekte informatie.  

4.3      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Griffier                                                                       Voorzitter

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely en   A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2018.