ECLI:NL:TADRSHE:2018:161 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-586/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2018:161 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2018 |
Datum publicatie: | 13-11-2018 |
Zaaknummer(s): | 18-586/DB/OB |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Niet-ontvankelijk wegens verstrijken van termijn ex art. 469 lid 1 sub a. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 23 oktober 2018
in de zaak 18-586/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 1 augustus 2018 met kenmerk 48|17|150K en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerder is de advocaat van de heer B en mevrouw G, zijnde de wederpartij van klagers. Klagers zijn sinds 2009 verwikkeld in diverse procedures met de heer B en mevrouw G.
1.2 Verweerder heeft in een procedure van zijn cliënten tegen notaris mr. D ter zitting van de Voorzieningenrechter te Roermond een pleitnota d.d. 5 december 2011 voorgedragen. Klagers hebben van die pleitnota kennis genomen.
1.3 Op 8 december 2016 heeft de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel, vonnis gewezen in een procedure waarbij klagers partij waren. Klager sub 2 is deels vrijgesproken en deels veroordeeld. Klaagster sub 1 is vrijgesproken. Op 17 november 2017 heeft het Hof van Beroep arrest gewezen.
1.4 Bij brief van 5 december 2017 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
ter zitting van 5 december 2011 onjuiste feiten, onvolledige suggesties en achterdochtige aannames heeft geponeerd, waarmee onnodig enorme verwarring is gezaaid en waardoor klagers in diskrediet zijn gebracht.
2.2 Toelichting:
Verweerders pleitnota d.d. 5 december 2011 bevat valse beschuldigingen, verdachtmakingen, onjuiste feiten, onvolledige suggesties en achterdochtige aannames. Op 8 december 2016 heeft de Correctionele rechtbank Tongeren vonnis gewezen en daarmee is komen vast te staan dat de valse beschuldigingen, verdachtmakingen, onjuiste feiten, onvolledige suggesties en achterdochtige aannames volledig onderuit zijn gehaald. Dit is bevestigd door het arrest van het Hof van Beroep van 17 november 2017. Dat is de reden dat klagers hun klacht eerst bij brief van 5 december 2017 aan de deken kunnen voorleggen.
3 VERWEER
3.1 De klacht is niet-ontvankelijk wegens het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn.
3.2 De klacht is overigens ongegrond. Een tuchtrechtelijke procedure is niet bedoeld om in het kader van lopende civiele procedures aan waarheidsvinding te doen. Het stond verweerder vrij de standpunten van zijn cliënten te verwoorden.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt vast dat de klacht ziet op de inhoud van verweerders pleitnota d.d. 5 december 2011. De klacht ziet aldus op een gedraging van verweerder op 5 december 2011.
4.2 De voorzitter overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Klagers hebben zich op 5 december 2017, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46 g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde verjaringstermijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend, zodat de klacht in beginsel op grond van voormeld artikel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.3 Klagers hebben gesteld dat zij de klacht eerst op 5 december 2017 konden voorleggen aan de deken omdat in het vonnis van de Correctionele rechtbank Tongeren d.d. 8 december 2016 de valse beschuldigingen, verdachtmakingen, onjuiste feiten, onvolledige suggesties en achterdochtige aannames volledig onderuit zijn gehaald en dat dit vonnis eerst op 17 november 2017 door het Hof van Beroep is bevestigd. Wat daar ook van zij, naar het oordeel van de voorzitter is niet aannemelijk geworden dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. Immers, klagers hebben reeds op 5 december 2011 kennis genomen van de inhoud van de pleitnota van verweerder en konden zich reeds toen niet vinden in de inhoud daarvan aangezien zij de stellingen van verweerder van meet af aan hebben aangemerkt als een litanie van valse beschuldigingen, verdachtmakingen, onjuiste feiten, onvolledige suggesties en achterdochtige aannames. Dat de indiening van de klacht afhankelijk was van het vonnis van de rechtbank Tongeren en het arrest van het Hof van Beroep hebben klagers naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende onderbouwd. Dat klagers niet eerder bij de deken een klacht konden indienen acht de voorzitter derhalve niet aannemelijk. De voorzitter zal de klacht derhalve niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 23 oktober 2018.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2018
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl