ECLI:NL:TADRSHE:2018:158 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-677/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:158
Datum uitspraak: 01-11-2018
Datum publicatie: 12-11-2018
Zaaknummer(s): 18-677/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerder de rechter feiten heeft voorgehouden waarvan hij de onjuistheid kende of kon kennen, noch dat hij klager op kosten heeft gejaagd of in zijn belangen heeft geschaad. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  1 november 2018

in de zaak 18-677/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 22 augustus 2018 met kenmerk K18-027 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. Verweerder heeft klagers voormalig werkgever bijgestaan in de ontslagzaak tussen klager en diens voormalig werkgever.

1.2      Verweerder heeft namens zijn cliënte een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter. Bij e-mailbericht d.d. 15 februari 2016 heeft de toenmalige advocaat van klager verweerder verzocht om hem een afschrift van het personeelsdossier te doen toekomen. Bij e-mail van 29 februari 2016 heeft verweerder aan zijn cliënte voorgesteld om rechtstreeks met klagers toenmalige advocaat een afspraak te maken voor het inzien van het personeelsdossier. Op 18 maart 2016 heeft klagers toenmalige advocaat een verweerschrift ingediend.

1.3      Op 29 maart 2016 heeft een zitting plaatsgevonden bij de kantonrechter. Verweerder heeft tijdens de zitting namens zijn cliënte onder meer gesteld dat er drie mediationgesprekken hadden plaatsgevonden. Verweerder heeft voorts namens zijn cliënte gesteld dat een document van 4 december 2014 aan klager was gemaild. Verweerder heeft verder namens zijn cliënte gesteld dat de heer S niet meer met klager wilde samenwerken.

1.4      Bij e-mail van 24 mei 2016 heeft klager de kantonrechter verzocht om zittingsaantekeningen te wijzigen, omdat klager zich niet kon vinden in de inhoud daarvan. In deze e-mail heeft klager onder meer aan de kantonrechter medegedeeld:

“De verklaring van [verweerder] dat er drie gesprekken waren met de werkgever is overigens gelogen.”

1.5       Bij e-mail d.d. 24 mei 2016 heeft verweerder klager verzocht om de mededeling aan de kantonrechter dat verweerder had gelogen te rectificeren. Bij e-mail d.d. 6 juni 2016 heeft klager verweerder bericht dat hij niet tot rectificatie bereid is. Verweerder heeft klager verzocht om in te stemmen met het doorbreken van de in de mediationovereenkomst vastgelegde geheimhoudingsplicht. Klager heeft geweigerd om hiermee in te stemmen.

1.6       De kantonrechter heeft het ontbindingsverzoek toegewezen. Klager is in hoger beroep gegaan. In de appelprocedure heeft verweerder een factuur van de mediator overgelegd alsmede de daarbij behorende urenspecificatie, waarop een drietal gesprekken is vermeld. Verweerder heeft namens zijn cliënte gesteld dat het document van 4 december 2014 aan klager is gegeven. Het gerechtshof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.

1.7      Bij brief d.d. 20 september 2016 heeft klager verweerder bericht dat wat hem betreft de in de mediationovereenkomst vastgelegde geheimhoudingsplicht kon worden doorbroken.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

klager door verweerders optreden in zijn belangen is geschaad.

2.2       Toelichting:

            Verweerder heeft gedragsregel 30 (oud) overtreden door de rechter ten onrechte voor te houden dat er drie mediationgesprekken waren geweest, dat klager niet had gereageerd op verweerders verzoek om een door klager geuite beschuldiging te rectificeren, dat de geheimhoudingsverplichting uit de mediationovereenkomst nog bestond, dat aan klager op 4 december 2014 een document was gegeven en dat ook de heer S niet meer met klager wilde samenwerken. Verweerder heeft ten onrechte in zijn pleitnota aangegeven dat het onjuist was dat klager geen toegang had tot zijn werkmailbox. Voorts heeft verweerder klager onnodig op kosten gejaagd en heeft hij pas zeven dagen voor het verstrijken van de verweertermijn het personeelsdossier van klager toegezonden, terwijl daar al een maand eerder om was gevraagd.

3             VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Het stond verweerder vrij de standpunten van zijn cliënten te verwoorden. De discussie over de mediationgesprekken is tijdens de zitting al aan de orde geweest, waarbij door klagers toenmalige advocaat is bevestigd dat er drie mediationgesprekken waren geweest. Verweerder heeft de urenspecificatie van de mediator in het geding gebracht. Er bestaat geen onduidelijkheid over dat het gaat om twee voorgesprekken en een gezamenlijk gesprek. Ook een voorgesprek is een mediationgesprek.

3.2       Nadat klager verweerder voor leugenaar had uitgemaakt, heeft verweerder om een rectificatie gevraagd. Het was verweerder op basis van de gedragsregels niet toegestaan om klager rechtstreeks te benaderen, zodat hij het aan klagers toenmalige advocaat heeft gevraagd. Klager heeft wel gereageerd, maar niet gerectificeerd. Dat klager kosten heeft gemaakt, is het gevolg van het feit dat hij zich door een advocaat laat vertegenwoordigen.

3.3       Klager had afwijzend gereageerd op verweerders vraag d.d. 6 juni 2016 om akkoord te gaan met geheimhouding. Later wilde klager wel de geheimhouding opheffen, maar toen was verweerders cliënte daarmee niet meer akkoord. De geheimhouding is aldus niet opgeheven.

3.4       Verweerder heeft het document d.d. 4 december 2014 ontvangen van zijn cliënte, die had aangegeven dat de brief aan klager was gemaild. Verweerders cliënte kon dat echter niet bewijzen. Vervolgens is navraag gedaan binnen de onderneming van verweerders cliënte en toen bleek dat het document op 4 december 2014 na afloop van het gesprek aan klager moet zijn overhandigd. Verweerder mocht afgaan op die informatie van zijn cliënte.

3.5       Klagers advocaat heeft voor de zitting om het personeelsdossier gevraagd. Verweerder heeft zijn cliënte geadviseerd om een afspraak te maken met klagers advocaat zodat deze het dossier kon inzien. Verweerder heeft niets meer van klagers advocaat gehoord en deze beschikte over de informatie uit het dossier.

3.6       Verweerders cliënte heeft bij verweerder aangegeven dat de heer S niet meer met klager wilde samenwerken. Verweerder mocht afgaan op die informatie van zijn cliënte.

4             BEOORDELING

4.1      De klacht wordt onder meer getoetst aan de voor advocaten geldende gedragsregels. Op 22 februari 2018 zijn de voor advocaten geldende gedragsregels gewijzigd. Indien in het navolgende wordt verwezen naar de gedragsregels, wordt bedoeld de gedragsregels zoals deze tot 22 februari 2018 van toepassing waren, aangezien de klacht ziet op de periode voor 22 februari 2018.

4.2      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.3       Tussen klager en de cliënte van verweerder is een gerechtelijke procedure in eerste aanleg en in appel aanhangig geweest. Kennelijk kan klager zich niet vinden in de standpunten die verweerder namens zijn cliënte heeft verwoord, maar dit betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij onwaarheden heeft geuit. In het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënte stond het verweerder vrij om namens zijn cliënte standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klager. Verweerder mocht daarbij afgaan op de juistheid van de door zijn cliënte aan hem verstrekte informatie.

4.4       De door verweerder verwoorde standpunten betreffen de inhoud van het civielrechtelijke geschil dat klagers en de cliënten van verweerder verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, tenzij verweerder een evident onbepleitbaar standpunt zou innemen en hij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is hier geen sprake. Dat verweerder de rechter feiten heeft voorgehouden, waarvan hij de onwaarheid kende of kon kennen, is niet gebleken en als de door verweerder ingenomen stellingen al onjuist waren, lag het op de weg van klager, dan wel zijn advocaat, om deze stellingen in de gerechtelijke procedure te weerspreken en te weerleggen. Het is vervolgens aan de rechter om aan de hand van de over en weer ingenomen stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal een oordeel te geven over de geschilpunten.

4.5       Dat klager door toedoen van verweerder onnodig op kosten is gejaagd, is evenmin gebleken. Klager heeft besloten zich te laten bijstaan door een advocaat, hetgeen vanzelfsprekend kosten met zich meebrengt. Daarvan kan verweerder evenwel geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

4.6       Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder het verzoek van klagers toenmalige advocaat om inzage in het personeelsdossier heeft doorgeleid aan zijn cliënte. Op basis van de stukken en hetgeen door partijen naar voren is gebracht kan de voorzitter niet goed vaststellen op welk moment klagers toenmalige advocaat inzage in het personeelsdossier heeft gekregen. Dat dit door toedoen van verweerder te laat is gebeurd is in elk geval niet gebleken, noch dat klager door een te late toezending van het personeelsdossier in zijn belangen is geschaad.

4.7       Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 29 oktober 2018.

Griffier                                                                                               Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2018

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-WestBrabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl