ECLI:NL:TADRSHE:2018:134 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-348/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:134
Datum uitspraak: 24-09-2018
Datum publicatie: 26-09-2018
Zaaknummer(s): 18-348/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet ter zitting van de rechtbank te verschijnen, door de uitspraak van de rechtbank pas na een rappel van klagers en na bijna 4 weken aan klagers toe te sturen, door het dossier van klagers niet tijdig conform de afspraak toe te sturen aan hun nieuwe advocaat en door onjuiste mededelingen te doen over de termijn van hoger beroep en de instantie waar het beroep moest worden ingesteld. Gegrond. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden voorwaardelijke schorsing van één week. Proceskostenveroordeling. Verkorting termijn ex art. 8a Advocatenwet tot twee jaar.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  24 september 2018

in de zaak 18-348/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 13 juni 2017 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 7 mei 2018 met kenmerk nr. K17-072 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 augustus 2018 in aanwezigheid van klagers en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken;

-       De nagekomen brief met bijlage van klagers d.d. 20 mei 2018.

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Verweerster heeft klagers bijgestaan in een bestuursrechtelijke procedure. In deze procedure heeft op 14 februari 2017 bij de rechtbank een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Klagers en verweerster hadden afgesproken dat verweerster klagers tijdens die zitting zou bijstaan. Verweerster is evenwel niet ter zitting verschenen.

2.3     Op 28 maart 2017 heeft de rechtbank het door klagers ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft deze uitspraak bij brief d.d. 5 april 2017 aan verweerster gestuurd.

2.4     Bij e-mailbericht d.d. 1 mei 2017 hebben klagers aan verweerster medegedeeld dat zij die dag telefonisch contact met de rechtbank hadden opgenomen en dat hen daarbij was medegedeeld dat de uitspraak op 5 april 2017 aan verweerster was verzonden, maar dat klagers, ondanks twee eerdere mails aan verweerster, nog niets van verweerster hadden vernomen.

2.5     Bij e-mailbericht d.d. 2 mei 2017 heeft verweerster de uitspraak van de rechtbank d.d. 28 maart 2017 aan klagers toegestuurd. In het e-mailbericht heeft verweerster onder meer aan klagers medegedeeld:

          “(…) U heeft tot uiterlijk 19 mei de gelegenheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.(…) ”

2.6     Op 18 mei 2017 hebben klagers het vertrouwen in verweerster opgezegd. Klagers hebben zich vervolgens tot een andere advocaat, mr. S,  gewend. Klagers hebben bij brief d.d. 23 mei 2017 aan mr. S medegedeeld dat verweerster hen had toegezegd dat zij het dossier in de week van 22 mei 2017 aan hen zou toesturen.  

2.7     Bij brief d.d. 13 juni 2017 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster. In deze brief hebben klagers onder meer opgemerkt dat verweerster het dossier in de week van 22 mei 2017 aan klagers zou opsturen, maar dat zij tot op dat moment nog niets hadden ontvangen. De deken heeft de klachtbrief van klagers op 10 juli 2017 doorgestuurd aan verweerster met het verzoek te reageren op de klacht.

2.8     Verweerster heeft het dossier op 31 juli 2017 doorgestuurd aan de nieuwe advocaat van klagers.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat z ij:

                   1.         niet ter zitting van de rechtbank van 14 februari 2017 is verschenen;

2.         de uitspraak van de rechtbank van 5 april 2017 pas, na een rappel van klagers,  op 2 mei 2017, derhalve na bijna 4 weken, aan klagers heeft toegezonden;

3.         het dossier van klagers niet tijdig conform de afspraak heeft toegestuurd aan hun nieuwe advocaat;

4.         in haar email aan klagers van 2 mei 2017 onjuiste mededelingen heeft gedaan over de termijn van hoger beroep en de instantie waar het beroep moest worden ingesteld.

4      VERWEER

4.1     Het is juist dat verweerster niet ter zitting is verschenen. Verweerster had abusievelijk een onjuist tijdstip in haar agenda genoteerd. Als klagers kort voor de zitting naar verweerster zouden hebben gebeld, had verweerster nog naar de rechtbank kunnen gaan om bij de zitting aanwezig te zijn. Klagers hebben verweersters excuses geaccepteerd.  Klagers zijn wel ter zitting verschenen en de zitting was met klagers voorbereid, zodat klagers wisten wat ze ter zitting konden zeggen.

4.2     Verweerster heeft de uitspraak op 7 april 2017 per aangetekende post van de rechtbank ontvangen en heeft de uitspraak op 2 mei 2017 aan klagers doorgestuurd. In de tussenliggende periode was verweerster kort afwezig wegens vakantie en was het kantoor kort gesloten. Verweerster had de uitspraak voorafgaand aan verzending wel al kort telefonisch met klagers besproken. Verzending aan klagers heeft plaatsgevonden binnen de hoger beroepstermijn.

4.3     Verweerster heeft op 18 juli 2017 een brief ontvangen van de nieuwe advocaat van klagers. Verweerster heeft het dossier op 31 juli 2017 doorgestuurd. Verweerster heeft in de klachtbrief van klagers d.d. 13 juni 2017 wel gelezen dat klagers zich erover beklaagden dat zij het dossier nog niet hadden ontvangen, maar verweerster wist niet aan wie zij het dossier moest toesturen.

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

      5.2     Vast staat dat verweerster niet ter zitting van de rechtbank van 14 februari 2017 is verschenen. Voorts staat vast dat verweerster de uitspraak van de rechtbank d.d. 28 maart 2017, die zij naar eigen zeggen op 7 april 2017 per aangetekende post van de rechtbank had ontvangen, pas, na een rappel van klagers,  op 2 mei 2017 aan klagers heeft toegezonden. Verweerster heeft deze feiten uitdrukkelijk erkend. De raad is van oordeel dat verweerster aldus jegens klagers is tekortgeschoten en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De door verweerster genoemde omstandigheden, dat zij abusievelijk een onjuist tijdstip in haar agenda had genoteerd en dat het verzenden van de uitspraak langer op zich had laten wachten vanwege een korte vakantie en een korte sluiting van haar kantoor, - wat daar ook van zij - vormen naar het oordeel van de raad geen rechtvaardiging voor het niet verschijnen ter zitting en het talmen met de verzending van de uitspraak. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn derhalve gegrond.

                          5.3     Verweerster heeft naar aanleiding van de stelling van klagers, dat verweerster hen heeft toegezegd dat zij het dossier in de week van 22 mei 2017 aan klagers zou toesturen, naar voren gebracht dat zij zich niet kan herinneren dat zij een dergelijke toezegging heeft gedaan. De raad kan aldus niet goed vaststellen wat klagers en verweerster hebben afgesproken over toezending van het dossier. Wel blijkt uit de overgelegde stukken dat klagers bij brief d.d. 23 mei 2017 aan mr. S hebben medegedeeld dat verweerster hen had toegezegd dat zij het dossier in de week van 22 mei 2017 aan hen zou toesturen.  Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat de deken de klachtbrief van klagers, waarin zij zich onder andere erover beklagen dat zij het dossier nog niet van verweerster hadden ontvangen, op 10 juli 2017 aan verweerster heeft doorgestuurd. Verweerster heeft het dossier vervolgens eerst op 31 juli 2017 doorgestuurd aan de nieuwe advocaat van klagers. De raad is van oordeel dat verweerster aldus te lang heeft gewacht met de doorzending van het dossier en dat zij het dossier in elk geval na ontvangst van de brief van de deken spoorslags aan klagers dan wel hun nieuwe advocaat had moeten toesturen. Ook klachtonderdeel 3 is dan ook gegrond.

                          5.4     Als uitdrukkelijk erkend staat voorts vast dat  in haar e-mail aan klagers van 2 mei 2017 onjuiste mededelingen heeft gedaan over de termijn van hoger beroep en de instantie waar het beroep moest worden ingesteld. Klachtonderdeel 4 is derhalve eveneens gegrond.

6             MAATREGEL

                          6.1     De kwaliteit van de bijstand van verweerster is onvoldoende geweest. Verweerster is niet ter zitting van de rechtbank van 14 februari 2017 verschenen, heeft getalmd met het verzenden van de uitspraak van de rechtbank aan klagers en met het doorsturen van het dossier aan de nieuwe advocaat van klagers en heeft in haar e-mail aan klagers van 2 mei 2017 onjuiste mededelingen heeft gedaan over de termijn van hoger beroep en de instantie waar het beroep moest worden ingesteld. Aldus heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerster is reeds eerder tuchtrechtelijk veroordeeld wegens soortgelijke tuchtrechtelijke verwijten. De raad is gezien het voorgaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken. 

7           GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1      Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

7.2      Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

                 a) € 50 reiskosten van klagers,

                 b) € 1000   kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7.3      Verweerster moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken  nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klagers. Klagers geven tijdig hun rekeningnummer schriftelijk door aan verweerster.

7.4      Verweerster moet het bedrag van € 1000 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-              verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

-             legt aan verweerster op de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken;

-             bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat      verweerster zich binnen de hierna vermelde proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-                                stelt de proeftijd vast op twee jaren, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

-             veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klagers;

-             veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50 aan klagers op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3  bepaald;

-             veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.4 bepaald ;

-                  bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde

termijn wordt verkort tot twee jaar.

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, en mrs. R. van den Dungen en A.A.M. Schutte, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2018

Griffier                                                                 Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 25 september 2018

verzonden aan:

-   klagers

-   verweerster

-   de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland- West-Brabant

-   de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-   de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-   het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Betaling griffierecht en proceskosten aan klager

Praktische informatie in geval in de beslissing griffierecht en/of proceskosten aan de klager zijn toegewezen.

Tenzij klager en de advocaat iets anders afspreken, heeft klager:

- vier weken nadat de beslissing onherroepelijk is geworden recht op betaling van de proceskosten.

- direct na de beslissing recht op betaling van het griffierecht. Klager kan echter ook kiezen om te wachten tot de beslissing onherroepelijk is. Hij loopt dan niet het risico het geld te moeten terugbetalen als de beslissing in hoger beroep niet in stand blijft.

De klager geeft zijn rekeningnummer tijdig schriftelijk door aan de advocaat.

 Een beslissing is onherroepelijk als:

- na 30 dagen geen hoger beroep is ingesteld, of

- het Hof van Discipline de beslissing in hoger beroep heeft bekrachtigd.

Doorgaans zal de advocaat uit zichzelf op tijd betalen. Mocht dat ondanks aanmaning niet gebeuren, dan kan klager zich wenden tot een rechtsbijstandverlener, deurwaarder of de deken. De tuchtrechter heeft hierin geen rol. 

Nadat hoger beroep is ingesteld, kan de beslissing overigens niet meer ten uitvoer worden gelegd (door beslag e.d.) tot de uitspraak van het Hof van Discipline.

Aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De tekst van de wet en van de beslissing zijn doorslaggevend.

Rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.                Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.                Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.                 Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl