ECLI:NL:TADRSHE:2018:129 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-997/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:129
Datum uitspraak: 11-06-2018
Datum publicatie: 11-09-2018
Zaaknummer(s): 17-997/DB/OB
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet niet-ontvankelijk omdat verzetschrift is ingediend na verstrijken verzettermijn.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  11 juni 2018

in de zaak 17-997/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  29 januari 2018 op de klacht van:

klagers

tegen

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 9 juni 2017 hebben klagers bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij beslissing d.d. 21 juni 2017 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”.

1.3      Bij brief van 29 november 2017 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.  

1.4      Bij beslissing van 29 januari 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 1 februari 2018 verzonden aan klagers.

1.5      Bij brief d.d. 7 maart 2018, op 7 maart 2018 per e-mail door de raad ontvangen en op 9 maart 2018 per gewone post door de raad ontvangen, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.6      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2018. Geen der partijen is, als tevoren aangekondigd, verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.7      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klagers, de nagekomen brief met bijlage van verweerder d.d. 20 maart 2018, de nagekomen brief van klagers d.d. 27 maart 2018 waarin zij aankondigen niet ter zitting van de raad te verschijnen en de nagekomen brief van verweerder d.d. 12 april 2018, waarin hij aankondigt niet ter zitting van de raad te verschijnen.   

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen. 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

hij in zijn hoedanigheid van deken de belangen van klagers heeft geschaad doordat hij:

-           onduidelijkheid heeft laten bestaan of er sprake was van signaal- en/of klachtbehandeling. De status van documenten en betrokkenen was niet duidelijk en onduidelijk was of sprake was van een procedure op tegenspraak of van onderzoek;

-           misbruik van zijn bevoegdheid heeft gemaakt door een artikel 60c verzoek in te dienen;

-           heeft geprobeerd het toezicht op zijn ambt door het College van Toezicht tegen te werken;

-           heeft geweigerd in te gaan op een uitnodiging voor een kantoorbezoek;

-           een anonieme uitspraak van de raad van discipline richting de pers heeft gelekt;

-           onvoldoende rekenschap heeft gegeven van een goede advocaat-cliënt verhouding en ten onrechte in een individueel dossier heeft geïntervenieerd;

-           regelmatig mededelingen over toezichtsaangelegenheden aan X heeft gedaan;

-           zijn toezichthoudende taak niet controleerbaar en niet transparant uitoefent.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

1.         De voorzitter heeft geen nader onderzoek gedaan naar de inbreuk die de deken heeft gemaakt op het recht van klagers op een eerlijk proces (6 EVRM) en op hun persoonlijke levenssfeer (8 EVRM) . Onvoldoende is overwogen op welke feiten de beslissing is gebaseerd en hoe de afweging heeft plaatsgevonden. Delen van de klacht zijn buiten beschouwing gelaten.

2.         De klacht houdt onder meer in dat sprake is van (de schijn van) partijdigheid van de deken. Artikel 45a Advocatenwet bevat een leemte. Het zou echter mogelijk moeten zijn om de partijdigheid van een deken of de schijn daarvan ter discussie te stellen.

3.         De deken doet al 3,5 jaar onderzoek, maar heeft zijn vermoeden nog steeds niet geconcretiseerd. Dat is in strijd met artikel 6 EVRM.

4.         De raad moet nader onderzoek doen of sprake is van samenspanning tussen de deken en zijn voorganger met de burgemeester van B, zulks door diverse met name genoemde documenten op te vragen en met name genoemde getuigen te horen.

5.         Er is sprake van nieuwe feiten, te weten: 

-           de indiening van een klacht door klagers bij het EHRM op 13 februari 2018;

-           de brief van klagers d.d. 1 februari 2018 waarbij zij onder gemotiveerd protest correspondentie met hun voormalige cliënten aan de deken hebben gestuurd;

-           de brief van de deken aan de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2018 en de brief van klagers aan die raad van 28 februari 2018.

4          BEOORDELING  

4.1      Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

4.2      De raad heeft het verzetschrift van klagers op 7 maart 2018 per e-mail en op 9 maart 2017 per gewone post ontvangen. Dat is te laat, omdat het verzetschrift op grond van het bepaalde in artikel 46h Advocatenwet binnen 30 dagen na 1 februari 2018, dus uiterlijk op 3 maart 2018, ingediend had moeten worden. Klagers hebben geen reden aangegeven waarom zij het verzet pas op 7 maart 2018 hebben ingediend. Voorts zijn zij niet ter zitting verschenen. De raad heeft aldus niet kunnen vaststellen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

4.3      De raad komt tot de slotsom dat de termijnoverschrijding valt in de risicosfeer van klagers. Zij verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr.  W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R. van den Dungen, L.W.M. Caudri , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2018.

Griffier                                                         Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 12 juni 2018

verzonden aan:

-  klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing   geen rechtsmiddel open.