ECLI:NL:TADRSHE:2017:200 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-597/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:200
Datum uitspraak: 27-11-2017
Datum publicatie: 08-12-2017
Zaaknummer(s): 17-597/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De omstandigheid dat de cliënte van een advocaat als secretaresse op het kantoor van die advocaat werkzaam is staat een optreden voor die cliënte in beginsel niet in de weg. Aanpak van de zaak is in overleg met de cliënte van de advocaat bepaald. Vrijheid van de advocaat van de wederpartij niet overschreden. Ook overigens niet gebleken dat advocaat de rechter onjuist heeft geïnformeerd. Het betaamt een behoorlijk behandelend advocaat niet om bewust en doelgericht een behandelaar in de positie te brengen zijn/haar medisch beroepsgeheim te schenden. De omstandigheid dat  die advocaat steeds het belang van de minderjarige E voor ogen heeft gehad maakt dit niet anders. Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 27 november 2017

in de zaak 17- 597/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 24 november 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 8 augustus 2017 met kenmerk K16-143 , door de raad ontvangen op 9 augustus 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 oktober 2017 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 8 augustus 2017, met bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Tussen klager en mevrouw X, verder te noemen X, is in 2007 de echtscheiding uitgesproken. Partijen hebben een dochter, verder te noemen E.  Klager is met X verwikkeld in procedures betreffende de omgang met en het gezag over E. Verweerster treedt in deze procedures op als advocaat van X. Mevrouw X is als secretaresse werkzaam op het kantoor van verweerster.

2.2      Verweerster heeft in een kort geding procedure tussen klager en X  op 24 juni 2013 per fax aan de rechtbank producties toegezonden. Verweerster stelt de producties tevens per post aan de rechtbank en de advocaat van klager te hebben verzonden. Op 26 juni 2013 heeft de zitting in kort geding plaatsgevonden. Ter zitting bleek dat de advocaat van klager de aan de rechtbank toegezonden producties niet had ontvangen. De eerste 30 minuten van de zitting zijn besteed aan de formele kanten van het proces alvorens aan de inhoudelijke behandeling van de zaak is begonnen. Na de zitting heeft tussen verweerster en de voorzieningenrechter correspondentie over de gang van zaken voorafgaand aan en ter zitting plaatsgevonden.

2.3      Verweerster heeft per email van 21 oktober 2014 het volgende geschreven aan de (medisch) behandelaar van klager : “Bijgevoegd gelieve u aan te treffen een schrijven van u aan mevrouw(….) van Bureau Jeugdzorg d.d. 6 oktober 2014, waarin staat vermeld dat (klager) de volgende afspraak zou hebben op 20 oktober 2014. Ik verzoek u vriendelijk om mij per omgaande te berichten of deze afspraak gisteren is doorgegaan”.

Per email van 24 oktober 2014 schreef verweerster het volgende: “Met referte aan mijn e-mail van 21 oktober 2014, heb ik nog geen inhoudelijke reactie van u mogen ontvangen.

Uw antwoord benodig ik om de rechter te kunnen informeren voor een zitting nu dinsdag 28 oktober .

Zou u zo vriendelijk willen zijn om mij uiterlijk maandag a.s. hierover te berichten?”

2.3     Verweerster heeft op 28 oktober 2016 middels een F9 formulier verzocht om geen uitstel van de zitting toe te staan. Verweerster gaf hierbij de volgende toelichting: “RvdK vraagt om uitstel van de zitting die vrijdag 4 november a.s. plaats vindt. Aub géén uitstel verlenen en zitting gewoon laten doorgaan. Op 8 oktober jl. heeft de politie de minderjarige E(….) weggehaald bij vader omdat de hygiëne zo slecht was in huis dat daar geen kind kon verblijven. Daarnaast is de wederpartij voor de ogen van E(….) meegenomen door de politie in verband met een hennepplantage die daar aanwezig was. Cliënte wil dat er met spoed een rechter naar kijkt, want er wordt gedaan alsof dit normaal is nu de plantage weer weg is. Cliënte acht alles zeer schadelijk voor de minderjarige E(….) en denkt dat omgang niet in het belang is van haar.”

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

1.         onvoldoende professionele afstand heeft bewaard tot haar cliënte,

2.         inbreuk heeft gemaakt op de medische privacy van klager,

3.         de rechtbank irrelevante en onjuiste informatie heeft verstrekt,

4.         een onjuiste mededeling in een rolbericht over de thuissituatie van klager heeft gedaan,

5.         niet tijdig producties toegezonden heeft aan klager en diens advocaat

4          VERWEER

4.1      Verweerster diende de belangen van haar cliënte te behartigen. Verweerster is uitgegaan van de informatie van haar cliënte en heeft geen uitspraken gedaan die niet overeenkomstig de waarheid zijn. Verweerster heeft zich niet onnodig grievend over klager uitgelaten.

4.2      Verweerster heeft geen inbreuk gemaakt op de medische privacy van klager. Het staat verweerster vrij om bij derden informatie op te vragen. Het telefonisch contact met M was bedoeld om algemene informatie te vergaren omtrent het bestaan en de inhoud van een trajectplan. Klager had gedurende vijf maanden nagelaten om te reageren op verzoeken van verweerster om informatie en na die vijf maanden verklaarde klager plotseling dat er geen trajectplan was.  De e-mail aan de behandelaar van klager betrof enkel de vraag of een afspraak was doorgegaan. Klager en diens toenmalige advocaat gaven daarover geen informatie. Het is aan de behandelaar om met klager te overleggen of hij deze informatie wil verschaffen.

4.3      Klager stelt ten onrechte dat verweerster heeft nagelaten stukken aan zijn toenmalige advocaat toe te zenden. Het betrof een spoed kort geding. Verweerster heeft de stukken per post aan de toenmalige advocaat van klager toegezonden. De stukken  waren op een (kleine) productie na bij de wederpartij al bekend. Er was sprake van miscommunicatie met de rechtbank.

4.4      Verweerster heeft geen onjuiste feiten aan de rechtbank verschaft. E. is door de politie weggehaald bij klager, waarna klager is meegenomen door de politie. Klager heeft in het bijzijn van de cliënte van verweerster verklaard dat hij in het bijzijn van E door de politie is meegenomen.

4.5      Klager stelt ten onrechte dat hij succesvol is behandeld voor zijn alcoholverslaving.

4.6      De aanduiding “de achteruitgang van de man afgelopen 10 jaar” was functioneel en overeenkomstig de feiten. De feiten waren niet gedateerd noch irrelevant. De procedure had niet alleen betrekking op de omgang tussen klager en E maar ook op het verzoek van de cliënte van verweerster tot eenhoofdig gezag over E. Het was van belang om aan te tonen dat de wederpartij er gedurende meerdere jaren niet in was geslaagd zijn leven op orde te krijgen. Het overzicht en de producties toonden dit aan.

5          BEOORDELING

5.1      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In aanmerking dient te worden genomen dat in een procedure en zeker in een familierechtelijke procedure, de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. In zijn algemeenheid worden uitlatingen van de advocaat van een wederpartij dan wel diens aanpak van de zaak de andere vaak als onaangenaam worden ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. De raad zal de klachten met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

Onderdeel 1

5.2      De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandeld niet vaststellen dat verweerster onvoldoende professionele afstand heeft bewaard tot haar cliënte en als gevolg daarvan de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. De omstandigheid dat X als secretaresse op het kantoor van verweerster werkzaam is staat  een optreden van verweerster voor X in beginsel niet in de weg. Het stond verweerster vrij om in overleg met haar cliënte de wijze van aanpak te bepalen. Naar het oordeel van de raad is verweerster bij de aanpak van de zaak gebleven binnen de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekwam. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond.

Onderdeel 2

5.3      Vast staat dat verweerster per e-mail aan de medische behandelaar van klager om informatie aangaande de behandeling van klager heeft verzocht en toen antwoord uitbleef haar verzoek om medische informatie heeft herhaald. Verweerster wist, althans behoorde te weten, dat op de behandelaar van klager een medisch beroepsgeheim rust. Verweerster heeft in haar hoedanigheid van advocaat de behandelaar van klager door haar (herhaald) verzoek om medische informatie in de positie gebracht haar beroepsgeheim te schenden en aldus een strafbaar feit te plegen. Hoewel verweerster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij haar handelwijze steeds het belang van de minderjarige E voor ogen heeft gehad, betaamt het een behoorlijk handelend advocaat niet om bewust en doelgericht een behandelaar in de positie te brengen zijn/haar medisch beroepsgeheim te schenden. Voor zover verweerster van mening was dat de veiligheid van E daadwerkelijk gevaar liep had het op haar weg gelegen daartoe geëigende stappen te ondernemen, zonder de behandelaar van klager in de positie te brengen haar beroepsgeheim te schenden. Het tweede onderdeel van de klacht is gegrond.

Onderdeel 3

5.4      Verweerster heeft het standpunt van haar cliënte naar voren gebracht en in overleg met haar cliënte bepaald welke producties ter onderbouwing daarvan dienden te worden overgelegd. De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vast stellen dat verweerster daarbij de grens die haar als advocaat van de wederpartij vrijstaat heeft overschreden en de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de door haar aan de rechtbank overgelegde producties van belang waren in de procedure strekkende tot het verkrijgen van eenhoofdig gezag. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Voor zover klager van oordeel is dat door verweerster geponeerde stellingen onwaar zijn, is het aan (de advocaat van) klager om die stellingen in rechte te weerleggen.

Onderdeel 4

5.5      Het vierde onderdeel van de klacht heeft betrekking op de inhoud van een rolbericht van verweerster ter voorkoming van de aanhouding van de zaak. De standpunten van klager en de cliënte van verweerster over de gebeurtenissen die aanleiding waren voor het rolbericht staan tegenover elkaar. Verweerster heeft de weergave van de gebeurtenissen van haar cliënte in het rolbericht verwoord. De raad kan niet vaststellen dat (verweerster wist dat) deze visie onjuist was en zal het vierde onderdeel van de klacht daarom ongegrond verklaren.

Onderdeel 5

5.6      Het vijfde onderdeel van de klacht heeft betrekking op het handelen van verweerster in juni 2013, terwijl de klacht hierover is ingediend op 24 november 2016. Gelet op de discussie over de wijze van toezending van producties ter zitting van 26 juni 2013 was klager reeds toen op de hoogte van het handelen van verweerster. Nu klager over dit handelen pas op 24 november 2016, derhalve na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen van het handelen waarop de klacht betrekking heeft, zal de raad de klacht ingevolge het bepaalde in artikel 46 g lid 1 sub a niet-ontvankelijk verklaren. 

6          MAATREGEL

6.1      De raad overweegt dat verweerster de medisch behandelaar bij herhaling in de positie heeft gebracht haar beroepsgeheim te schenden en aldus de voor haar geldende regelgeving te overtreden.   Dit brengt op zich ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen met zich mee, wat een daarbij passende maatregel rechtvaardigt. Gelet op de omstandigheden van het geval, waarbij verweerster bij haar handelen het belang van een minderjarige voorop heeft willen stellen en gelet op het feit dat aan verweerster niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, zal de raad echter volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager] in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,00 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster] overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op

EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 2  gegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 1,3 en 4  ongegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 5 niet-ontvankelijk

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van

          EUR 50,00 aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van

EUR 50,00 aan klager;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van

EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels , voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en L.R.G.M. Spronken      , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2017.

Griffier                                                                                 Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 27 november 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond dan wel net-ontvankelijk verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

         klager

         verweerster

         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel  hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg      

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl