ECLI:NL:TADRSHE:2017:198 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-800/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:198
Datum uitspraak: 29-11-2017
Datum publicatie: 08-12-2017
Zaaknummer(s): 17-800/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerder feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij de onwaarheid kende of behoorde te kennen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 29 november 2017 in de zaak 17-800/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 2 oktober 2017 met kenmerk nr. 48|17|045K, door de raad ontvangen op 3 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Verweerder treedt sinds 2008 op als advocaat van het college van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W”) van de gemeente N. Verweerder heeft juridische bijstand verleend in de besluitvormingsprocedure die dit college heeft gevolgd in het kader van een functionerings- en verbetertraject en vervolgens het ontslag van klager.

1.2       Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft B&W klager met ingang van 1 november 2010 ontslag verleend. Klager heeft vervolgens, bijgestaan door diverse raadslieden, gebruik gemaakt van de hem ten dienste staande mogelijkheden om zich te verweren tegen dit besluit, te weten een zienswijzeprocedure, een bezwarenprocedure, een beroepsprocedure en een hoger beroepsprocedure. Ook heeft klager een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend, welk verzoek is afgewezen. Bij einduitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) d.d. 2 augustus 2012 is geoordeeld dat B&W bevoegd was om klager ontslag te verlenen.

1.3       Op 7 augustus 2012 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken, samengevat en zakelijk weergegeven inhoudend dat verweerder onwaarheden had verkondigd en in strijd met de waarheid ongepast suggestieve informatie over klager had verstrekt. Bij beslissing van de raad d.d. 6 mei 2013 (kenmerk H272-2012) heeft de raad de klacht ongegrond verklaard. Bij beslissing d.d. 17 januari 2014 (kenmerk 6798) heeft het hof van discipline de beslissing van de raad bekrachtigd.

1.4       Voorts heeft klager een klacht tegen een aantal ambtenaren van de gemeente ingediend bij de Nationale Ombudsman, heeft hij de gemeenteraad verzocht om een onafhankelijk integriteitsonderzoek te laten verrichten en heeft hij een strafrechtelijke aangifte gedaan tegen meerdere bij de voorbereiding en uitvoering van het ontslagbesluit betrokken personen, gevolgd door een art. 12 Sv-procedure. Klager heeft daarnaast tweemaal vruchteloos bij de CRvB om herziening gevraagd en vergeefs geprocedeerd tegen de weigering van B&W om het ontslagbesluit in te trekken. Voorts heeft klager zonder een voor hem positief resultaat civiele schadevergoedings-procedures tegen twee ambtenaren gevoerd, heeft hij 59 verzoeken ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur en 18 verzoeken op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens ingediend en daarop volgend een aantal bezwaarschriften.

1.5       Klager heeft B&W aansprakelijk gesteld en in dat verband een civiele procedure aanhangig gemaakt. In eerste aanleg is klager in het ongelijk gesteld. Klager heeft hoger beroep ingesteld. Verweerder heeft op 17 februari 2017 namens B&W van memorie van antwoord gediend in de procedure bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

in de door hem ingediende memorie van antwoord d.d. 17 februari 2017 onder de punten 32, 44 en 45 feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist zijn. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met Gedragsregel 30. Verweerder heeft de feiten verdraaid, hetgeen klager als stuitend ervaart.

3             VERWEER

                        3.1       De klacht is ongegrond. Het stond verweerder vrij om de standpunten van zijn cliënt naar voren te brengen. Verweerder heeft de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerder heeft geen feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist zijn.

4             BEOORDELING

4.1       De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 4.2      Tussen klager en B&W is een grote hoeveelheid juridische procedures aanhangig geweest. Kennelijk kan klager zich niet vinden in de standpunten die verweerder namens het college van B&W heeft verwoord, maar dit betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij onwaarheden heeft gedebiteerd. In het kader van de behartiging van de belangen van B&W stond het verweerder vrij om namens B&W standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klager. Verweerder mocht daarbij afgaan op de juistheid van de door B&W aan hem verstrekte informatie.

4.3       De door verweerder verwoorde standpunten betreffen de inhoud van het civielrechtelijke geschil dat klager en B&W verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, tenzij verweerder een evident onpleitbaar standpunt zou innemen en hij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is hier geen sprake. Dat verweerder de rechter feiten heeft voorgehouden waarvan hij de onwaarheid kende of kon kennen en aldus Gedragsregel 30 heeft geschonden is niet gebleken en als de door verweerder geponeerde stellingen al onjuist waren, lag het op de weg van klager om deze stellingen in de gerechtelijke procedure te weerspreken en te weerleggen. Het is vervolgens aan de rechter om aan de hand van de over en weer geponeerde stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal een oordeel te geven over de geschilpunten.

4.4       Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

            de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 29 november 2017.

Griffier                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2017

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl