ECLI:NL:TADRSHE:2017:142 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-287/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:142
Datum uitspraak: 28-08-2017
Datum publicatie: 30-08-2017
Zaaknummer(s): 17-287/DB/OB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat inzake kwaliteit dienstverlening. Verweerder tekort geschoten in communicatie en zorg voor cliënte en haar vier jaar in het ongewisse gelaten. Ziekte van advocaat geen excuus. Verweerder is 71 jaar en geen advocaat meer. Gezien omstandigheden volstaat berisping. Klacht gegrond, berisping

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 28 augustus 2017 in de zaak 17-287/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

     verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief, met bijlagen, van 28 december 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief, met bijlagen, aan de  Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch (hierna: de raad) van 11 april 2017, met kenmerk 48/15/171K , heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 juni 2017 in aanwezigheid van partijen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 18 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst;

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klaagster heeft zich in november 2011 gewend tot het advocatenkantoor waar verweerder toen als advocaat werkzaam was, waarna verweerder haar zaak in behandeling heeft genomen. De zaak ging om het bevorderen van betaling van de kinderalimentatie door klaagsters ex-echtgenoot, die daartoe niet vrijwillig bereid was. Klaagster heeft aan verweerder een bedrag van € 400,= betaald.

2.2      Na het intakegesprek heeft verweerder het echtscheidingsdossier ontvangen van mr. Y, de vorige advocaat van klaagster.

2.3      In ieder geval in het najaar van 2012 hebben klaagster en verweerder weer contact gehad over de zaak. Op enig moment heeft klaagster   een kopie van Hyves-contacten van haar ex-echtgenoot toegezonden aan verweerder.

2.4      In 2015 heeft de huidige partner van klaagster een aantal keer telefonisch bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken. De laatste keer dat hij naar het kantoor van verweerder belde, vernam hij van een medewerker van het kantoor dat verweerder zijn praktijk had beëindigd.

2.5      Verweerder heeft zich met ingang van 1 januari 2016 uitgeschreven als advocaat.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) na vier jaar klaagsters zaak nog steeds niet heeft opgepakt en afgehandeld; en

b) nooit op eigen initiatief met klaagster heeft gecommuniceerd, noch over de ontstane vertraging, noch over het feit dat hij zijn praktijk ging neerleggen.

3.2      Klaagster heeft ter toelichting op haar klacht het volgende gesteld. Haar echtscheiding is behandeld door advocaat mr. X. Deze trad ook voor haar ex-man op. Zij heeft zich vervolgens gewend tot mr. Y.  Deze voelde zich later echter bedreigd door de ex-echtgenoot, waarna klaagster zich tot het kantoor van verweerder heeft gewend. Verweerder heeft haar in het eerste gesprek in 2011 gezegd, dat hij de achterstallige kinderalimentatie van € 200,= per maand met terugwerkende kracht zou terugvorderen. Zij heeft verweerder een bedrag van € 400,= betaald, zodat hij met de zaak kon beginnen. Verweerder zei dat het acht maanden kon duren voordat de zaak bij de rechter zou voorkomen.

3.3      In het najaar van 2012 heeft klaagster contact opgenomen met verweerder over de stand van zaken, waarop verweerder haar zei dat hij in een verhuizing zat en dat hij later zou terugbellen. Dat is niet gebeurd. Toen klaagster hem weer belde, heeft verweerder verklaard dat hij bezig was alles te ordenen en dat hij terug zou bellen wanneer alles geregeld was. Na ongeveer negen maanden had klaagster nog niets gehoord en heeft zij weer contact gezocht, waarop verweerder verklaarde dat hij door ziekte niet had kunnen werken, maar dat hij nu de zaak weer zou oppakken.

3.4      Toen klaagster na een tijd nog niets had vernomen en zij verweerder weer belde, vernam zij dat verweerder brieven naar het adres van de ex-echtgenoot had gestuurd maar daarop geen reactie had gekregen. Klaagster heeft verweerder verteld dat de ex-echtgenoot er bewust voor koos om niet op de brieven te reageren. Verweerder heeft toen toegezegd dat hij een rechtszaak zou aanspannen, indien nodig zonder weerwoord van de ex-echtgenoot, waarbij hij aangaf dat dit wel zes maanden kon duren. Toen klaagster verweerder acht maanden later, toen zij nog niets had vernomen, weer belde, stelde verweerder dat  een rechtszaak was gepland, maar dat hij deze af had moeten zeggen in verband met ziekte; hij was nu in afwachting van de volgende datum voor de rechtszaak.

3.5      In 2015 heeft klaagsters huidige partner telefonisch aan verweerder gevraagd waarom de zaak zo lang duurde, waarop verweerder heeft toegezegd dit te gaan onderzoeken en binnen drie weken terug te bellen. Toen dit niet gebeurde  en klaagster informeerde bij het kantoor, werd verteld dat verweerder gestopt was met zijn praktijk. Verweerder heeft klaagster of haar partner nooit medegedeeld dat hij zijn praktijk zou beëindigen.

3.6      Klaagster ontkent dat verweerder haar om extra financiële informatie betreffend de ex-echtgenoot heeft gevraagd. Het ging alleen om de informatie van Hyves en die heeft klaagster aan verweerder verschaft.

3.7      Klaagster meent dat de communicatie bijzonder moeizaam verliep en dat zij steeds zelf contact moest zoeken. Het uitstellen van het aanpakken van de zaak door verweerder heeft uiteindelijk geleid tot afstel, zonder dat klaagster daarvan op de hoogte is gesteld.

4          VERWEER

4.1      Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

4.2      Het is lang geleden en verweerder kan zich niet alles meer precies herinneren. Naar aanleiding van het intakegesprek met klaagster in 2011 heeft verweerder haar gezegd eerst te moeten onderzoeken wat er was bepaald in de echtscheidingsbeschikking en/of is afgesproken. Het bedrag van € 400,= was bedoeld voor dat onderzoek. Uit het door verweerder bij klaagsters vorige advocaat, mr. Y, opgevraagde dossier bleek dat eerder een andere advocaat, mr. X, de echtscheiding, uitgesproken in 2005, had behandeld en dat geen overeenstemming over de kinderalimentatie was bereikt. Na twee jaar heeft mr. Y zijn pogingen gestaakt om de ex-echtgenoot tot vaststelling en betaling van kinderalimentatie te bewegen, omdat dit kansloos was gezien het geringe althans onduidelijke inkomen van de ex-echtgenoot en diens onwilligheid.

4.3      Mede omdat klaagster geen toevoeging kon krijgen heeft verweerder haar toen in een evaluerend gesprek vanwege de kosten en de geringe kan op succes afgeraden om een procedure tegen de ex-echtgenoot te beginnen. Dat moet omstreeks november 2012 zijn geweest. Verweerder heeft klaagster toen gezegd alleen iets te kunnen als zij met (financiële) gegevens kwam of feiten over inkomsten van de ex-echtgenoot. Daarop heeft klaagster verweerder een kopie gestuurd van Hyves-contacten van de ex-echtgenoot, waar verweerder niets mee kon.

4.4      Omdat verweerder niet meer van klaagster vernam, heeft hij verder geen werkzaamheden verricht. Zonder nieuwe feiten was daar ook geen aanleiding of opdracht toe.

4.5      Verweerder kan zich niet voorstellen dat hij tegen klaagster zou hebben gezegd dat er iets bij de rechtbank liep, want hij had haar al verteld dat dat niets werd. Het kan wel zijn dat hij “acht maanden” heeft genoemd en daarmee bedoelde dat een procedure bij de rechtbank zo lang kan duren.

4.6      In 2015 werd verweerder plotseling telefonisch benaderd door de partner van klaagster met de vraag waarom de zaak zo lang duurde. Verweerder voelde zich overrompeld en heeft toegezegd het te zullen nakijken. Toen verweerder later weer met deze man werd geconfronteerd, heeft hij naar klaagster gevraagd. Tevergeefs echter; verweerder heeft haar dus ook niet naar nieuwe feiten kunnen vragen. Naar de mening van verweerder liep en loopt er geen zaak en is hij niet tekort geschoten.

5          BEOORDELING

5.1      De raad constateert dat de lezingen van klaagster en verweerder over de feiten uiteen lopen. Volgens vaste tuchtrechtspraak moet een advocaat zijn cliënt schriftelijk belangrijke informatie, feiten en afspraken bevestigen. Dat is ook vastgelegd in gedragsregel 8. Vast staat dat klaagster van verweerder geen schriftelijk stuk heeft ontvangen behalve een kwitantie, voor het betaalde bedrag van € 400,=. Verweerder heeft de opdracht die hij van klaagster heeft gekregen en ook het volgens hem gegeven negatieve procesadvies en het beëindigen van de opdracht niet schriftelijk aan klaagster bevestigd.   Ook overigens heeft verweerder het gedetailleerde relaas van klaagster over de gang van zaken niet overtuigend weerlegd.

5.2      Op grond van het voorgaande gaat de raad bij de beoordeling van de klacht uit van de juistheid van klaagsters weergave van de feiten.

5.3      De raad zal de klachtonderdelen vanwege de samenhang gezamenlijk beoordelen. De raad stelt voorop dat een advocaat de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid behoort te behartigen. Van een advocaat mag verder verwacht worden dat hij de opdracht schriftelijk bevestigt aan zijn cliënt, dat hij de cliënt uit eigen beweging op de hoogte houdt van de werkzaamheden (inclusief het einde daarvan) en dat hij binnen redelijke termijn reageert op berichten van zijn cliënt.

5.4      De raad concludeert dat verweerder niet aan deze eisen heeft voldaan. Hij heeft immers ofwel de opdracht van klaagster volstrekt onvoldoende voortvarend aangepakt ofwel haar niet bericht dat hij verdere stappen zinloos achtte en daarom de opdracht neerlegde. In beide gevallen heeft hij niets schriftelijk vastgelegd, niet uit eigen beweging over de werkzaamheden met haar gecommuniceerd, is toezeggingen aan haar en haar huidige partner om terug te bellen niet nagekomen en heeft klaagster al met al vier jaar lang in het ongewisse gelaten. Dit alles terwijl het toch om een voor klaagster belangrijke zaak, de betaling van kinderalimentatie, ging.

5.5      Voor zover verweerder door ziekte – welke door hem niet verder is onderbouwd – gedurende enige tijd zijn praktijk niet heeft kunnen uitoefenen, had hij daarvoor een voorziening kunnen en behoren te treffen, bijvoorbeeld in de vorm van waarneming.

5.6      De slotsom is dat het nalaten van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar en de klacht in beide onderdelen gegrond is.

5.7      Ten overvloede overweegt de raad dat de klacht, gelet op de driejaarstermijn van artikel 46g lid 1 Advocatenwet, tijdig is ingediend nu klaagster regelmatig bij verweerder aan de bel heeft getrokken en pas eind 2015 heeft kunnen concluderen dat verweerder niets meer aan haar zaak zou doen.

6          MAATREGEL

6.1      De klacht is gegrond en de raad zal een maatregel opleggen. De raad rekent het verweerder zwaar aan dat hij op de hiervoor vermelde  punten tekort is geschoten in de zorg voor zijn cliënte en haar vier jaar in het ongewisse heeft gelaten.

6.2      Bij de bepaling van de hoogte van de maatregel weegt de raad echter ook mee, dat niet voor herhaling gevreesd hoeft te worden nu verweerder (thans 71 jaar oud) zich met ingang van 1 januari 2016 als advocaat heeft laten uitschrijven en niet te verwachten is dat hij nog de advocatenpraktijk zal uitoefenen.

6.3      Alles in aanmerking nemende is de raad van oordeel dat de maatregel van berisping moet worden opgelegd.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,= en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die klaagster voor de betaling van het griffierecht van EUR 50,= heeft moeten maken, binnen

          vier weken aan deze op een door klaagster aan te geven bankrekening te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die klaagster  heeft moeten maken, vastgesteld op EUR 25,= binnen vier weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder  tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten, vastgesteld op EUR 1.000, binnen vier weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère – Straetmans, voorzitter, mrs. J.F.E. Kikken en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2017

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Een eventueel hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl