ECLI:NL:TADRSHE:2017:132 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1174/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:132
Datum uitspraak: 10-07-2017
Datum publicatie: 12-07-2017
Zaaknummer(s): 16-1174/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: K.o. 1 terecht kennelijk ongegrond: niet gebleken van strijd met gedragsregel 7. K.o. 2 terecht kennelijk niet-ontvankelijk: klager geen eigen belang omdat hij bij de procedure waarop dit klachtonderdeel betrekking heeft geen partij was. Kon buiten zitting worden afgedaan. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 10 juli 2017

in de zaak 16-1174/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 januari 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 10 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Zeeland-West-Brabant  (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 22 december 2016, door de raad ontvangen op 27 december 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 10 januari 2017 heeft de voorzitter met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 10 juli 2017 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 29 januari 2017, door de raad ontvangen op 2 februari 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 mei 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 29 januari 2017, de nagekomen brief van verweerder met bijlage d.d. 24 april 201 en de nagekomen brief met bijlage van klager d.d. 11 mei 2017.

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      In aanvulling op de in de beslissing van de voorzitter opgenomen vaststaande feiten stelt de raad vast dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, bij beschikking d.d. 15 maart 2017 heeft overwogen:

“(r.o. 6) (…) De VvE is niet verschenen bij de mondelinge behandeling en heeft ook anderszins geen verweer tegen de verzoeken van [mevrouw X] gevoerd.”

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    in strijd met gedragsregel 7 heeft gehandeld door eerst vóór klager en daarna tegen klager op te treden;

2.    namens de VvE verweer heeft gevoerd terwijl de vergadering van de VvE had besloten dat het bestuur van de VvE geen verweer zou voeren.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De voorzitter heeft de klacht ten onrechte deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard.

In verzet is de vraag aan de orde of de voorzitter is uitgegaan van de juiste beoordelingscriteria en of hij terecht heeft geoordeeld dat behandeling op zitting niet verder kon bijdragen aan zijn oordeelsvorming.

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van het eerste onderdeel van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd. Het enkele feit dat klager lid is van de VvE betekent nog niet dat tussen hem en verweerder, die de VvE als advocaat bijstaat, ook een cliënt-advocaat relatie is tot stand gekomen. Nu niet is gebleken dat klager cliënt is of is geweest van verweerder, handelt verweerder niet in strijd met gedragsregel 7 door S. en de VvE bij te staan in een procedure tegen klager.

4.2      Bij de beoordeling van het tweede onderdeel van de klacht heeft de voorzitter naar het oordeel van de raad eveneens het juiste beoordelingscriterium gehanteerd. Niet klager maar de VvE was partij in de procedure tegen mevrouw X. Nu derhalve niet klager maar de VvE direct belanghebbende was bij het optreden van verweerder en ook niet is gebleken dat klager door het optreden van verweerder rechtstreeks in zijn belang is getroffen, komt hem ter zake geen klachtrecht toe. De voorzitter heeft dan ook terecht geoordeeld dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in dit onderdeel van de klacht. Overigens blijkt uit de door verweerder overgelegde beschikking d.d. 15 maart 2017 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, dat verweerder in die procedure namens de VvE geen verweer heeft gevoerd, zodat, ware klager wel ontvankelijk geweest in dit klachtonderdeel, dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond zou zijn omdat het feitelijke grondslag mist.

4.3      De raad is kortom van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan.

4.4      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Griffier                                                                        Voorzitter

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2017.

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 10 juli 2017

verzonden aan:

-  klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West -Brabant

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is  verklaard, geen rechtsmiddel open.