ECLI:NL:TADRSHE:2017:122 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1129/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:122
Datum uitspraak: 19-06-2017
Datum publicatie: 21-06-2017
Zaaknummer(s): 16-1129/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder treedt op tegen een voormalig cliënt. Het betreft niet dezelfde kwestie, verweerder beschikt niet over vertrouwelijke informatie en ook anderszins heeft klager geen redelijk belang zich tegen het optreden van verweerder te verzetten. Door verweerder wordt derhalve voldaan aan de eisen van gedragsregel 7 lid 5, zodat het hem vrij staat tegen klager op te treden. klacht ongegrond.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 19 juni 2017

in de zaak 16-1129/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 27 juli 2016 heeft de gemachtigde van klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 7 december 2016 met kenmerk K16-098 , door de raad ontvangen op 8 december 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met daarbij behorende bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder treedt in een procedure tot ontbinding van de koopovereenkomst van een paard op voor de wederpartijen van klager. Klager heeft een paard gekocht voor zijn echtgenote, die actief is in de paardensport. Klager is van mening dat het paard een gebrek vertoont, als gevolg waarvan hij de koopovereenkomst wil ontbinden en aanspraak maakt op schadevergoeding. De wederpartijen in de procedure zijn de verkoper, de stoeterij waar het paard gestald was en de bemiddelaar die bij de totstandkoming van de koopovereenkomst was betrokken. Deze drie wederpartijen worden bijgestaan door verweerder.

2.2      Klager en zijn echtgenote zijn in 2007/2008 zelf cliënt van verweerder geweest. Verweerder heeft hen destijds bijgestaan in een kwestie die eveneens betrekking had op de verkoop van een paard dat een gebrek vertoonde. Klager was in die procedure ook de kopende partij. De zaak die verweerder voor klager heeft behandeld is op 16 januari 2008 met een schikking geëindigd. Nadien heeft verweerder geen werkzaamheden meer voor klager of zijn echtgenote verricht.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder handelt in strijd met gedragsregel 7 lid 4, door op te treden tegen klager terwijl hij in het verleden voor klager heeft opgetreden.

4          VERWEER

4.1      Verweerder betwist dat hij gedragsregel 7 heeft geschonden en stelt dat het hem vrij staat om tegen klager en zijn echtgenote op te treden. In gedragsregel 7 lid 4 is weliswaar bepaald dat het een advocaat niet vrij staat om op te treden tegen een voormalige cliënt, maar verweerder beroept zich op de in artikel 7 lid 5 beschreven uitzondering.

4.2      Verweerder geeft aan dat er geen sprake is van een zelfde zaak. Er is sprake van twee zaken met een geheel eigen feitencomplex. Het gaat bovendien om andere wederpartijen en ook om een ander paard. Van vertrouwelijke informatie die verweerder uit de eerdere zaak die hij voor klager heeft behandeld en die hij thans tegen klager zou kunnen gebruiken, is geen sprake. De rugklachten, die klager nu als vertrouwelijk betitelt, zijn door hem zelf vermeld in de dagvaarding en zijn derhalve geen vertrouwelijke informatie. Verweerder betwist dat hij beschikt over andere informatie uit de zaak in 2008, die hij thans tegen klager zou kunnen gebruiken. Evenmin is er sprake van een persoonlijke relatie met klager aangezien er sinds medio 2008 in het geheel geen contact meer met klager is geweest.

4.3      Verweerder merkt tot slot nog op dat hij in oktober 2015 al aan klager heeft laten weten niet voor hem te kunnen optreden omdat hij de wederpartij bijstond. Klager heeft desondanks tot juli 2016 gewacht met het indienen van zijn klacht.

5          BEOORDELING

5.1      Klager verwijt verweerder dat hij tegen klager optreedt, terwijl klager in het verleden zelf cliënt van verweerder is geweest. Klager beroept zich daarbij op gedragsregel 7 lid 4 waarin wordt bepaald dat het de advocaat niet is toegestaan om tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden, behoudens het bepaalde in de volgende leden. In lid 5 van gedragsregel 7 wordt bepaald dat de advocaat van het verbod in regel 7 lid 4 mag afwijken indien aan een drietal voorwaarden wordt voldaan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij aan deze voorwaarden voldoet en dat het hem dus vrij staat om tegen klager op te treden.

5.2      De eerste voorwaarde die door gedragsregel 7 lid 5 wordt gesteld is dat de aan de advocaat toevertrouwde belangen niet dezelfde kwestie betreffen ten aanzien waarvan de voormalige cliënt door hem werd bijgestaan en dat de aan de advocaat toevertrouwde belangen met die kwestie ook geen verband houden. Klager stelt dat het wel om dezelfde kwestie gaat omdat het, net als in de zaak die verweerder voor klager heeft behandeld, gaat over de aankoop van een paard met een gebrek. Verweerder heeft daartegen ingebracht dat het weliswaar wederom gaat om de aankoop van een paard met een gebrek, maar dat verder sprake is van een volstrekt andere kwestie, aangezien het een ander paard betreft, van een andere stoeterij en met een geheel eigen feitencomplex.

5.3      De raad is van oordeel dat de kwestie die verweerder thans in behandeling heeft tegen klager, niet dezelfde kwestie is als de kwestie die verweerder eerder voor klager heeft behandeld. Er is evenmin sprake van een kwestie die met de vorige zaak verband houdt. Het gaat immers om de aankoop van een ander paard, van een andere stoeterij. In feite is de enige overeenkomst dat het ook hier gaat om een paard met een gebrek dat door klager is aangekocht. Dat is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat sprake is van dezelfde kwestie. Dit betekent dat door verweerder aan de eerste voorwaarde van gedragsregel 7 lid 5 wordt voldaan.

5.4      Ten aanzien van het tweede vereiste van gedragsregel 7 lid 5, inhoudende dat de advocaat niet over vertrouwelijke informatie van welke aard ook mag beschikken die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt, is de raad van oordeel dat ook aan die eis is voldaan. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is het aan de klager om concreet aan te geven welke vertrouwelijke informatie aan verweerder is verstrekt waarvan deze gebruik zou kunnen maken. Door klager wordt slechts aangegeven dat verweerder kennis heeft van de rugklachten van zijn echtgenote en van het feit dat klager regelmatig paarden in het hogere segment aankoopt. De raad is van oordeel dat deze informatie niet vertrouwelijk is. De rugklachten worden in de dagvaarding door klager zelf genoemd en zijn derhalve niet van vertrouwelijke aard. Het feit dat regelmatig paarden worden aangekocht is geen vertrouwelijke informatie die van belang kan zijn in de zaak die verweerder thans tegen klager in behandeling heeft. Ook aan het tweede vereiste van gedragsregel 7 lid 5 wordt derhalve door verweerder voldaan.

5.5      Tot slot wordt in gedragsregel 7 lid 5 sub 3 bepaald dat ook overigens niet van redelijke bezwaren mag zijn gebleken aan de zijde van de voormalige cliënt. Van deze redelijke bezwaren is in dit geval niet gebleken. Door klager zijn ook geen bezwaren aangegeven. De raad neemt daarnaast in haar overweging mee dat klager al sinds oktober 2015 bekend was met het feit dat verweerder voor zijn wederpartij optrad. Klager heeft daarop geen bezwaren kenbaar gemaakt, maar heeft tot juli 2016 gewacht met het indienen van de onderhavige klacht.

5.6      Nu door verweerder aan de vereisten van gedragsregel 7 lid 5 wordt voldaan, beroept verweerder zich terecht op de in dat lid vervatte uitzondering. Het staat verweerder vrij om voor de wederpartij van klager en tegen klager op te treden. De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond;

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl