ECLI:NL:TADRSHE:2016:9 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 15--416/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:9
Datum uitspraak: 11-01-2016
Datum publicatie: 13-01-2016
Zaaknummer(s): 15--416/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient bij de aanpak van een zaak op te treden als dominus litis. Hij dient er voor te waken geen onnodige werkzaamheden te verrichten, waardoor zijn cliënte onnodig op kosten wordt gejaagd. Hij dient zijn cliënte te berichten indien en op grond waarvan hij niet kan voldoen aan de eisen en verlangens van zijn cliënt. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij reageert op een verzoek van zijn cliënte om ten aanzien van nog openstaande rekeningen tot een regeling in onderling overleg te komen. Door na zes maanden zonder enige reactie op het verzoek van zijn cliënte over te gaan tot sommatie tot betaling van die rekeningen binnen een termijn van vijf dagen terwijl hij wegens vakantie niet bereikbaar was voor overleg, heeft verweerder zich niet gedragen zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. Het stond de advocaat vrij zijn openstaande facturen na een periode van twee jaar ter begroting aan de Raad van Toezicht voor leggen. Klacht (gedeeltelijk) gegrond, berisping.

Beslissing van 11 januari 2016

in de zaak 15-416/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

     klaagster

                      tegen:

                      verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 25 september 2015 met kenmerk K14-125, door de raad ontvangen op 25 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 november 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 25 september 2015, met bijlagen

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klaagster in de periode 8 april 2011 – 25 oktober 2011 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.

2.2      Verweerder heeft klaagster bij brief dd. 25 oktober 2011 bericht wegens de ontstane vertrouwensbreuk geen verdere werkzaamheden meer voor klaagster te zullen verrichten.

2.3      Klaagster heeft per e-mail dd. 26 oktober 2011 in reactie op het besluit van verweerder geen verdere werkzaamheden meer te zullen verrichten bericht de betaling van de openstaande declaratie dd. 11 oktober 2011 voorlopig uit te stellen. Klaagster heeft bij brief dd. 6 december 2011 de ontvangst van de declaratie dd. 24 november 2011 bevestigd en bericht ook de betaling van deze declaratie voorlopig uit te stellen. Zij verzocht verweerder om met een voorstel voor een minnelijke regeling te komen.

2.4      Verweerder heeft bij brief dd. 5 juli 2012 klaagster gesommeerd binnen vijf dagen over te gaan tot betaling van de openstaande declaraties. Klaagster heeft bij brief dd. 9 juli 2012 bericht niet tot betaling te zullen overgaan en tot overeenstemming te willen komen.

2.5      Verweerder heeft bij brief dd. 2 augustus 2012 voorgesteld vijf uur op de openstaande declaraties in mindering te zullen brengen. De opvolgende advocaat van klaagster heeft per e-mail dd. 17 augustus 2012 voorgesteld om de openstaande declaraties in zijn geheel te crediteren. Verweerder heeft bij brief dd. 24 augustus 2012 aan de advocaat van klaagster geantwoord niet op het voorstel van klaagster in te gaan en heeft zijn voorstel dd. 2 augustus 2012 gehandhaafd tot 31 augustus 2012.

2.6      Klaagster heeft bij brief dd. 29 augustus 2012 de openstaande declaraties van verweerder betwist en geklaagd over de kwaliteit van de dienstverlening. Klaagster stelde voor de zaak aan de Geschillencommissie Advocatuur voor te leggen.

2.7      Verweerder heeft bij brief dd. 5 september 2012 geantwoord niet te willen meewerken aan een procedure bij de Geschillencommissie Advocatuur. Verweerder heeft klaagster bericht dat zij zich desgewenst met een klacht over zijn dienstverlening tot de deken kon wenden en dat hij binnen afzienbare tijd een begrotingsprocedure zou starten.

2.8      Klaagster heeft bij brief dd. 13 september 2012 aan verweerder bericht zich nog te beraden over het indienen van een klacht. Zij stelde voor verdere procedures achterwege te laten en elkaar over en weer finale kwijting te verlenen.

2.9      Verweerder heeft op 25 augustus 2014 zijn openstaande declaraties dd. 11 oktober en 24 november 2011 van in totaal € 2.919,01 ter begroting voorgelegd aan de Raad van Toezicht.

2.10    Klaagster heeft zich op 3 oktober 2014 met een klacht tot de deken gewend.

2.11    De Raad van Toezicht heeft bij beslissing dd. 1 december 2014 op voormelde openstaande facturen in totaal 12 uur en 5 minuten in mindering gebracht, zodat in totaal een bedrag ad € 833,99 resteerde. De in mindering gebrachte tijd had betrekking op aan alimentatieberekeningen bestede tijd die geen nut had gehad voor de zaak van klaagster en op de aan de discussie tussen klaagster en verweerder bestede tijd over het al dan niet voortzetten van de werkzaamheden van verweerder en  de afwikkeling van het dossier nadat verweerder zijn werkzaamheden had neergelegd.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder onder de maat was, hetgeen blijkt uit het feit dat hij veel alimentatieberekeningen heeft gemaakt, maar niet de berekeningen waarom klaagster had gevraagd, dat de berekeningen fouten bevatten, de correspondentie fouten en onzorgvuldigheden bevatte, er weinig vooruitgang werd geboekt en afspraken en verwachtingen niet werden nagekomen;     

2.    verweerder onvoldoende heeft gecommuniceerd met klaagster, door haar niet te informeren over de voortgang en contacten met de wederpartij en door niet te reageren op vragen en brieven van klaagster;

3.    verweerder niet heeft gereageerd op voorstellen van klaagster om tot overeenstemming te komen over de declaraties;

4.    verweerder heeft aangekondigd een begrotingsprocedure te zullen starten, maar dat pas na twee jaar heeft gedaan.

4          VERWEER

4.1      Verweerder betwist dat de berekeningen fouten en/of onduidelijkheden bevatten. Verweerder heeft de berekeningen bij herhaling nader toegelicht. Er zijn veel berekeningen gemaakt omdat er sprake was van verschillende tijdvakken. Voor ieder tijdvak zijn aparte berekeningen gemaakt ter vaststelling van de draagkracht en de behoefte van beide partijen. Dit heeft geresulteerd in 4 a 5 berekeningen per periode. De tijdvakken zijn pas later teruggebracht naar twee tijdvakken.

4.2      Het inkomen uit vermogen is wel meegenomen in het gezinsinkomen, maar niet in de draagkrachtberekeningen, omdat onduidelijk was in hoeverre in de toekomst inkomen uit vermogen genoten zou worden. Met de inkomsten uit koopsompolissen diende wel rekening gehouden te worden bij de berekeningen, zo ook met de kosten van de dochter van partijen.

4.3      De Raad van Toezicht heeft geoordeeld dat een aantal berekeningen geen nut hadden, maar is niet tot de conclusie gekomen dat er sprake was van fouten en/of onduidelijkheden. Achteraf bezien is verweerder klaagster te veel van dienst geweest door op iedere vraag van klaagster te reageren met het opmaken en doorsturen van berekeningen.

4.4      Verweerder betwist dat in zijn brieven onjuistheden en onzorgvuldigheden stonden. Het verkeerd spellen van namen betreft een kennelijke verschrijving.

4.5      De zaak heeft niet onnodig lang geduurd. Er heeft veel overleg tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. Bovendien had de advocaat van de wederpartij haar werkzaamheden neergelegd in verband met familiaire omstandigheden.

4.6      Verweerder heeft, nadat klaagster had aangegeven niet tevreden te zijn over de dienstverlening,  in zijn brief dd. 27 september 2011 nadere toelichting verstrekt. Bij brief dd. 25 oktober 2011 heeft verweerder een overzicht gemaakt van het verloop van de zaak van klaagster en geconstateerd dat er geen vertrouwensbasis meer aanwezig was om zijn werkzaamheden voort te zetten.

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2      In het tuchtrecht voor advocaten golden tot de wijziging van de Advocatenwet per 1 januari 2015 en dus in deze klachtzaak geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van de vraag of een niet-tijdige indiening van een klacht tot niet-ontvankelijkheid moet leiden, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klaagster kennis heeft gekregen van het door haar gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De raad is van oordeel dat klaagster, hoewel de klacht bijna drie jaar nadat het verweten handelen heeft plaatsgevonden is ingediend, kan worden ontvangen in haar klacht. Gelet op het feit dat verweerder zelf twee jaar heeft gewacht alvorens de begrotingsprocedure te starten en dat klaagster direct daarna een klacht bij de deken heeft ingediend, kan het tijdsverloop klaagster niet worden aangerekend. Bovendien is niet gebleken dat verweerder door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd.

Ad klachtonderdelen 1 en 2:

5.3      De klachtonderdelen 1 en 2 hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening en de communicatie met klaagster. De raad heeft kennisgenomen van de door de deken aan de raad toegezonden stukken. De raad heeft hierin weinig stukken/correspondentie van de onderliggende zaak aangetroffen. Tussen klaagster en verweerder staat evenwel als niet dan wel onvoldoende betwist vast  dat door verweerder zeer veel alimentatieberekeningen zijn gemaakt. De raad heeft kennis genomen van de begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten dd. 1 december 2014. De Raad van Toezicht heeft vastgesteld dat door verweerder veel overbodige werkzaamheden zijn verricht en daarom de nog openstaande declaraties met meer dan tweederde verminderd. Verweerder heeft hierover ten overstaan van de raad verklaard dat achteraf kan worden vastgesteld dat hij is doorgeslagen in zijn dienstverlening aan klaagster en onvoldoende als dominus litis is opgetreden. De raad is van oordeel dat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij -in overleg met zijn cliënt- de aanpak van een zaak bepaalt. Een advocaat dient ervoor te waken dat onnodige werkzaamheden, welke tot onnodige kosten voor zijn cliënt leiden, worden verricht. Klager is bij de aanpak van de zaak van klaagster onvoldoende als dominus litis opgetreden. Verweerder heeft aldus niet die zorg betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat verwacht mag worden.

5.4      Het had op de weg van verweerder gelegen om, indien en voor zover hij niet kon tegemoetkomen aan de vragen en verwachtingen van klaagster hierover aan klaagster duidelijkheid te geven. Hiervan is uit het aan de raad overgelegde dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet gebleken. De raad zal op grond van het bovenstaande de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond verklaren.

         Ad klachtonderdeel 3:

5.5      Vast staat dat verweerder op de brief van klaagster dd. 6 december 2011, waarin zij ten aanzien van de openstaande declaraties om een voorstel tot een minnelijke regeling verzocht te komen, pas op 5 juli 2012 heeft gereageerd, middels een sommatie tot betaling van de openstaande declaraties, bij gebreke waarvan hij rechtsmaatregelen aankondigde. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij binnen een redelijke termijn reageert op een verzoek om te komen tot een regeling ten aanzien van zijn nog openstaande rekeningen. Door een half jaar niets van zich te laten horen en vervolgens onaangekondigd klaagster te sommeren tot betaling over te gaan, waarbij aan haar een korte betalingstermijn werd gegeven en verweerder bovendien wegens vakantie niet bereikbaar was voor  overleg, heeft verweerder zich niet gedragen zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden, waarvan hem tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.

Ad klachtonderdeel 4:

5.6      Hoewel de raad het wenselijk acht dat een advocaat zijn financiële aangelegenheden met voortvarendheid afhandelt, staat het hem vrij onbetaalde facturen niet direct ter begroting aan de Raad van Toezicht voor te leggen. Dat verweerder dit eerst na bijna drie jaar heeft gedaan, is derhalve tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en de daaraan voor klaagster verbonden gevolgen de maatregel berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de onderdelen 1, 2 en 3 gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van berisping op;

verklaart onderdeel 4 van de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.J.G. De Haas en A. Groenwoud , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2016.

griffier                                                                        voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2016

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-   Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-       klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te  Zeeland-West-Brabant 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl