ECLI:NL:TADRSHE:2016:82 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 15-684/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2016:82 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-05-2016 |
Datum publicatie: | 25-05-2016 |
Zaaknummer(s): | 15-684/DB/ZWB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen |
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Verweerder heeft in een verweerschrift geciteerd uit confraternele correspondentie en mededelingen omtrent schikkingsonderhandelingen gedaan. Verweerder heeft niet voorafgaand toestemming aan klager gevraagd en heeft evenmin overleg met de deken gevoerd. Klacht gegrond. Berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 23 mei 2016
in de zaak 15-684/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 13 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 28 december 2015 met kenmerk K15-069, door de raad ontvangen op 29 december 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder trad in een verzoekschriftprocedure met betrekking tot de ontbinding van een arbeidsovereenkomst op namens de wederpartij van de cliënte van klager. Verweerder heeft op 6 juli 2015 een verweerschrift bij de kantonrechter ingediend waarin wordt geciteerd uit correspondentie tussen klager en verweerder van 26 mei 2015, 27 mei 2015, 16 juni 2015, 18 juni 2015 en 19 juni 2015.
2.2 Nadat klager het verweerschrift heeft ontvangen stuurt hij op 6 juli 2015 een mail aan verweerder en geeft aan dat door verweerder uitgebreid uit confraternele correspondentie wordt geciteerd zonder dat klager daarvoor toestemming heeft gegeven. Klager stelt verweerder in de gelegenheid om de passages te verwijderen bij gebreke waarvan hij een klacht tegen verweerder zal indienen. Verweerder reageert nog diezelfde dag en verzoekt klager aan te geven welk zwaarwegend belang hij heeft bij zijn verzet tegen het citeren uit de confraternele correspondentie. Daarop reageert klager met de mededeling dat de vraag omgekeerd is en dat de cliënte van verweerder juist een zwaarwegend belang zou moeten hebben bij de citaten. Klager stuurt vervolgens nog een artikel aan verweerder waarin wordt uitgelegd hoe met confraternele correspondentie moet worden omgegaan. Verweerder weigert het door hem ingediende verweerschrift in te trekken dan wel aan te passen, waarna klager zich bij brief van 13 juli 2015 met de onderhavige klacht tot de deken heeft gewend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder op diverse plaatsen in zijn verweerschrift heeft geciteerd uit confraternele correspondentie zonder eerst toestemming aan klager te vragen en/of met de deken te overleggen;
b) verweerder in zijn verweerschrift mededelingen heeft gedaan uit schikkingsonderhandelingen, meer specifiek heeft verweerder geciteerd uit zijn brief van 27 mei 2015 aan klager.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent dat hij zonder toestemming van klager uit confraternele correspondentie heeft geciteerd en erkent eveneens dat hij mededelingen over schikkingsonderhandelingen aan de rechtbank heeft gedaan in zijn verweerschrift. Verweerder is echter van mening dat hij daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat klager in een eerdere procedure zelf ook uit confraternele correspondentie zou hebben geciteerd, waardoor klager zelf de norm tussen partijen en hun gemachtigde heeft gesteld en het citeren uit confraternele correspondentie volgens verweerder niet als klachtwaardig kan worden beschouwd.
4.2 Verweerder erkent voorts dat het door hem gebruikte citaat uit de brief van 27 mei 2015 kan worden aangemerkt als schikkings-onderhandeling. Ook op dit vlak is verweerder echter van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat hij het noodzakelijk vond om de kantonrechter volledig te informeren over de feitelijke gang van zaken.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.
5.2 Gedragsregel 12 verbiedt het in rechte doen van een beroep op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij. Dit betekent dat het verweerder niet is toegestaan om uit confraternele correspondentie te citeren. Dat kan anders zijn indien het belang van de cliënt van verweerder dat bepaaldelijk vordert, maar in dat geval had verweerder eerst voorafgaand overleg met klager moeten voeren. Indien dat overleg niet tot een oplossing zou hebben geleid, had verweerder het advies van de deken moeten inwinnen voordat in rechte een beroep op de confraternele correspondentie werd gedaan.
5.3 Verweerder erkent dat hij uit confraternele correspondentie heeft geciteerd. Verweerder erkent eveneens dat hij geen voorafgaande toestemming van klager heeft ontvangen en dat hij evenmin voorafgaand overleg met de deken heeft gevoerd. Dit betekent dat verweerder in strijd met Gedragsregel 12 heeft gehandeld.
Het feit dat klager dit in een eerdere procedure wellicht ook zou hebben gedaan maakt dat niet anders. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat klager zelf ook onderhavige gedragsregel heeft overtreden, zou dat, zo dit wel het geval was geweest, nog niet de klachtwaardigheid aan verweerders handelen hebben ontnomen. De norm ligt immers besloten in de gedragsregel en wordt niet bepaald door een mogelijke overtreding daarvan.
Ad klachtonderdeel b)
5.4 Gedragsregel 13 verbiedt het doen van mededelingen over tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen aan de rechter zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Door verweerder wordt erkend dat hij, door te citeren uit de brief van 27 mei 2015, mededelingen over schikkingsonderhandelingen heeft gedaan. Verweerder erkent eveneens dat hij daarvoor geen toestemming van klager had ontvangen. Daarmee staat het overtreden van gedagsregel 13 vast. Ook klachtonderdeel b) is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en inhoud van de verweten gedragingen zal de raad aan verweerder de maatregel van berisping opleggen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,- aan proceskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten;
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht , voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2016
verzonden aan:
- klager/klaagster
- verweerder/verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder/verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl