ECLI:NL:TADRSHE:2016:77 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-331/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2016:77 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-05-2016 |
Datum publicatie: | 11-05-2016 |
Zaaknummer(s): | 16-331/DB/ZWB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | NIet gebleken dat advocaat is betaald met gelden die (mede) aan de wederpartij toebehoorden. Advocaat hoeft dit overigens niet na te gaan. Wederpartij kan niet klagen over het al dan niet aanvragen van een toevoeging door de advocaat van de wederpartij. Klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond, gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk. |
Beslissing van 1 mei 2016
in de zaak 16-331/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 11 april 2016 met kenmerk K15-130, door de raad ontvangen op 11 april 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.1 Verweerster heeft de wederpartij van klaagster in de echtscheidingsprocedure met nevenvoorzieningen, waaronder de vereffening van de vennootschap onder firma van klaagster en verweersters cliënt, bijgestaan.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster haar declaraties door haar cliënt heeft laten betalen uit gelden die toekwamen aan de vennootschap onder firma van klaagster en de cliënt van verweerster
2. verweerster heeft nagelaten een toevoeging voor haar cliënt aan te vragen, terwijl deze niet over financiële middelen beschikte om een advocaat te betalen.
3 VERWEER
3.1 Het is juist dat verweersters cliënt declaraties van haar heeft voldaan. Het is verweerster niet bekend van welke gelden haar cliënt dit heeft betaald.
3.2 De cliënt van verweerster heeft op 25 mei 2015 buiten haar weten paarden verkocht, die in bewaring waren gegeven. Verweerster heeft haar cliënt laten weten dat de verkoop van de paarden in strijd was met het gelegde beslag en de bewaring en dat hij het geld uit de verkoop van de paarden diende te reserveren in het kader van de afwikkeling van de echtscheiding en/of de vereffening van de vennootschap onder firma. De cliënt van verweerster heeft haar bericht dat hij dit had gedaan. Verweerster heeft dat aan de advocaat van klaagster bericht. Het is verweerster niet bekend op welke rekening haar cliënt de gelden had gereserveerd. Het is niet haar verantwoordelijkheid, maar die van de cliënt van verweerster om zijn gelden te beheren.
3.3 Klaagster dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht betreffende het aanvragen van een toevoeging. Overigens kwam de cliënt van verweerster bij aanvang van de zaak niet in aanmerking voor een toevoeging. In 2015 was dat wel het geval en toen heeft verweerster ook alsnog een toevoeging aangevraagd.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, met dien verstande dat hij bij het naar buiten brengen van die informatie zich moet onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze niet juist zijn. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Ad klachtonderdeel 1
4.2 Klaagster verwijt verweerster dat zij zich door haar cliënt heeft laten betalen met gelden die mede aan klaagster toekwamen. De voorzitter kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken niet vaststellen dat de cliënt van verweerster haar declaraties heeft voldaan uit de mede aan klaagster toekomende opbrengst van de verkoop van de paarden, zodat niet is komen vast te staan dat het handelen waarop de klacht is gericht, feitelijk heeft plaatsgevonden. Het eerste onderdeel van de klacht dient alleen al op grond daarvan te worden afgewezen. Maar ook indien dit wel zou zijn komen vast te staan, dan is mogelijk de cliënt van verweerster hiervan een verwijt te maken, maar niet verweerster. Verweerster is als advocaat immers, uitzonderingen op grond van de WWFT (Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme), waarvan in deze geen sprake is, daargelaten, niet gehouden na te gaan met welke gelden haar cliënt haar declaraties betaalt.
Ad klachtonderdeel 2
4.3 Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, maar slechts voor diegene die door het handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen of kan worden getroffen. Voor zover verweerster ten onrechte geen toevoeging voor haar cliënt heeft aangevraagd, komt slechts aan haar cliënt ter zake klachtrecht toe. Klaagster wordt hierdoor niet in haar belang getroffen, zodat zij in dit onderdeel van de klacht niet kan worden ontvangen.
4.4 De voorzitter zal op grond van het bovenstaande met toepassing van artikel 46j Advocatenwet beslissen dat onderdeel 1 van de klacht kennelijk ongegrond en onderdeel 2 kennelijk niet-ontvankelijk is.
BESLISSING
De voorzitter:
beslist dat onderdeel 1 van de klacht kennelijk ongegrond en onderdeel 2 van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.
Aldus gegeven door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 1 mei 2016
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2016
verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is:
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.