ECLI:NL:TADRSHE:2016:35 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 100 - 2015

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:35
Datum uitspraak: 15-02-2016
Datum publicatie: 01-03-2016
Zaaknummer(s): ZWB 100 - 2015
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft, ondanks instructie van klaagster om beroep in te stellen, de termijn onbenut laten verstrijken. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Beslissing van 15 februari 2016

in de zaak ZWB 100 - 2015

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief 21 januari 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant beklaagd over verweerster. Bij brief aan de raad van 24 juni 2015 met kenmerk K15-005, door de raad ontvangen op 25 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015 zonder dat partijen daarbij aanwezig waren . Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen. De raad heeft daarnaast kennis genomen van de mail van klaagster van 20 november 2015 en de brief van verweerster van 23 november 2015 waarin partijen hebben aangegeven niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een bezwaarprocedure waarbij namens klaagster bezwaar is gemaakt tegen een beslissing van het UWV. Op 28 november 2014 heeft het UWV de beslissing op bezwaar genomen.  Verweerster heeft deze beslissing op 1 december 2014 aan verweerster doorgestuurd en haar geadviseerd om tegen deze beslissing beroep bij de rechtbank in te stellen. Verweerster vraagt klaagster om aan te geven of zij dat wil. Klaagster mailt verweerster op 4 december 2014 en geeft aan dat zij de zaak absoluut wil voorleggen aan de rechtbank. Op 6 januari 2015 stuurt klaagster een mail aan verweerster waarin zij aangeeft nog niets van verweerster te hebben vernomen. Vervolgens spreken partijen elkaar op 13 januari 2015 telefonisch en wordt door verweerster aangegeven dat zij de mail van klaagster van 4 december 2014 niet goed heeft gelezen en geen beroep bij de rechtbank heeft ingesteld. De termijn om beroep in te stellen is inmiddels verstreken.

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat verweerster niet tijdig beroep bij de rechtbank heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.

4          VERWEER

4.1     Verweerster erkent dat door haar geen beroep is ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Verweerster geeft aan dat er nog een tweede kwestie liep en dat zij bezwaar tegen de beslissing in die tweede kwestie wilde instellen. Haar focus lag daardoor meer op die kwestie dan op het instellen van beroep bij de rechtbank tegen de beslissing op bezwaar in deze eerste kwestie. Verweerster geeft aan dat zij de mail van 4 december 2014 van klaagster niet goed heeft gelezen en niet heeft gezien dat klaagster beroep bij de rechtbank wilde instellen. Verweerster geeft echter aan dat er geen man overboord is omdat er nog een derde kwestie liep doordat een melding is gedaan van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Verweerster had tegen de beslissing in die derde kwestie nog bezwaar en eventueel later beroep kunnen instellen zodat er nog een mogelijkheid was om de zaak te redden. Verweerster vindt haar handelen betreurenswaardig maar is van mening dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt derhalve de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      Verweerster heeft op 1 december 2014 de beslissing op bezwaar van 28 november 2014 aan klaagster toegezonden en klaagster verzocht aan te geven of zij beroep bij de rechtbank tegen die beslissing wilde instellen. Het is in die omstandigheden aan verweerster als advocaat om de termijn voor het instellen van hoger beroep te bewaken. Klaagster heeft op 4 december 2014 in een e-mail geschreven: “De zaak wil ik absoluut voorleggen aan de rechtbank”. Met deze zin heeft klaagster voldoende duidelijk kenbaar gemaakt dat zij beroep bij de rechtbank tegen de beslissing op bezwaar wilde instellen. Dat verweerster, ondanks deze duidelijke instructie, dat beroep niet heeft ingesteld en de termijn heeft laten verlopen, kan haar worden aangerekend. Verweerster erkent dat zij de mail van klaagster niet goed had gelezen en dat de mail niet voldoende duidelijk was. Zelfs indien dat het geval zou zijn geweest, had het nog op de weg van verweerster gelegen om de termijn voor het instellen van beroep bij de rechtbank te bewaken en, indien nodig, bij klaagster nogmaals navraag te doen naar haar wensen met betrekking tot een dergelijke beroepsprocedure. Verweerster heeft dat echter niet gedaan en heeft de termijn ongebruikt laten verstrijken. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is derhalve gegrond.

6          MAATREGEL

6.1      Gelet op de ernst van de verweten gedraging zal aan verweerster de maatregel van waarschuwing worden opgelegd.

8        GRIFFIERECHT

8.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        bepaalt dat aan verweerster wordt opgelegd de maatregel van enkele waarschuwing;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster.

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2016.

Griffier                                                         Voorzitter

De griffier van de Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch

Deze beslissing is in afschrift op 15 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerster

en per gewone post aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-       het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl