ECLI:NL:TADRSHE:2016:20 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 15-466/DB/OB/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:20
Datum uitspraak: 01-02-2016
Datum publicatie: 10-02-2016
Zaaknummer(s): 15-466/DB/OB/D
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Kantoororganisatie en administratie van advocaat in het geheel niet op orde en, ondanks herhaaldelijke toezeggingen, nagelaten dit te herstellen. De deken op onderdelen onjuist ingelicht. Dekenbezwaar gegrond; schorsing voor de duur van een jaar

Beslissing van 1 februari 2016                                 

in de zaak 15-466 DB OB

naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

tegen:

verweerder

1.         Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 oktober 2015 met kenmerk 48/15/083K, door de raad ontvangen op 20 oktober 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een dekenbezwaar ingediend tegen verweerder.

1.2      Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2015 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-                    de genoemde brief van de deken;

-                    de bijlagen genummerd 1 t/m 10 bij de brief;

-                    de brief van de deken van 28 oktober 2015, door de raad ontvangen op 29 oktober, met drie bijlagen.

-                    De ter zitting door de deken en verweerder overgelegde stukken.

2.         Feiten

2.1      Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2      Verweerder is in 2007 tot advocaat beëdigd in het arrondissement 's Hertogenbosch. Hij heeft zijn stage afgerond in het arrondissement Den Haag en heeft zich per 1 januari 2014 gevestigd in het arrondissement Rotterdam. Met ingang van 1 juli 2015 voert verweerder weer praktijk in het huidige arrondissement Oost-Brabant.

2.3      Op 3 september 2014 is door de toenmalige raad van toezicht Rotterdam een kantoorbezoek gebracht aan het kantoor van verweerder. Er is blijkens het verslag van dat bezoek een groot aantal tekortkomingen op het gebied van de kantoororganisatie en de (financiële) administratie geconstateerd. De raad van toezicht heeft 15 aanbevelingen gedaan:

-        "Inrichten en gebruiken van het computerprogramma Advocaat Centraal.

-        In alle dossiers een opdrachtbevestiging en zo mogelijk een ID bewijs opnemen, dan wel een aantekening dat identificatie heeft plaatsgevonden.

-        De (schriftelijke) communicatie met cliënt moet uit de dossiers blijken: concepten / uitspraken / processtukken moeten aan de cliënten worden gezonden.

-        Zoeken naar een vervanger en de vervanging schriftelijk vastleggen alsook praktisch regelen.

-        De jaarrekening(en) laten opstellen.

-        Kantoorhandboek Scienta toespitsen op eigen kantoor.

-        De overeenkomst opstellen van zijn kantoor met de Stichting Derdengelden (conform het Ordemodel).

-        Een interne klachtenregeling opstellen en een klachtenfunctionaris benoemen.

-        Afspraken over de waarneming schriftelijk vastleggen.

-        Correct gebruik van de derdengeldrekening implementeren.

-        Derdengeldenrekening rentedragend laten zijn.

-        De schriftelijke toestemming vragen van de cliënt bij verrekening van derdengelden.

-        Inrichten van een geordend archief.

-        Bij sluiting van het dossier in de afsluitbrief de bewaartermijn noemen.

-        De telefonistes van C. een geheimhoudingsverklaring laten tekenen."

Tevens is verweerder verzocht een aantal stukken op te sturen, waaronder de meest recente polis van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, en is afgesproken dat verweerder zich zal aansluiten bij de geschillencommissie advocatuur.

2.4      Verweerder is in de gelegenheid gesteld aan de hand van de aanbevelingen de tekortkomingen te herstellen en er is een nieuw bezoek gepland voor mei 2015. Die afspraak is afgezegd door verweerder en vervolgens heeft hij de raad van toezicht laten weten dat hij zal verhuizen naar het arrondissement Oost-Brabant

2.5 Op 10 september 2015 heeft de Deken in het arrondissement Oost-Brabant een kantoorbezoek gebracht aan verweerder. Geconstateerd is dat verweerder voor een belangrijk deel geen opvolging heeft gegeven aan de aanbevelingen van de Rotterdamse orde. Uit het verslag van het bezoek blijkt dat slechts een enkele aanbeveling is opgevolgd, zoals het laten tekenen van een geheimhoudingsverklaring door de telefonistes. Aan verweerder is een termijn gegund om de aanbevelingen op te volgen. De termijnen variëren per aanbeveling van 7 tot 31 oktober 2015.

2.6      Uit het bezwaar blijkt voorts dat verweerder door de raad voor rechtsbijstand is verwijderd als High Trust kantoor omdat gebleken is dat verweerder ten onrechte vergoedingen heeft geclaimd en uitbetaald gekregen. In totaal heeft de raad voor de rechtsbijstand een bedrag van € 56.877,55 teruggevorderd van verweerder. Dit blijkt ook uit de brief van de raad voor rechtsbijstand van 15 oktober 2015.

2.7      Verweerder is in verzuim met de betaling van de verplichte landelijke financiële bijdrage, waarvoor verweerder op 28 mei 2015 een aanmaning van de Nederlandse Orde van Advocaten heeft ontvangen.

2.8      Verweerder heeft in de CCV-opgave over 2014 vermeld dat hij 40 opleidingspunten heeft behaald, terwijl hij geen punten heeft behaald.

2.9      De onder 2.5 genoemde termijnen zijn verstreken zonder dat verweerder de aanbevelingen heeft opgevolgd of de afspraken is nagekomen.

2.10    Bij brief van 19 oktober 2015 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend bij de raad. Bij brief van dezelfde datum heeft de deken een verzoek ex art. 60ab en b van de Advocatenwet ingediend waarin is verzocht verweerder onmiddellijk te schorsen en een waarnemer in diens praktijk aan te stellen.

2.11    Bij e-mailbericht van 31 oktober 2015 heeft verweerder verzocht om schrapping van het tableau met ingang van 1 november 2015. Het verzoek is ingewilligd en de schrapping is doorgevoerd.

2.12    Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 2 november 2015 heeft de deken het verzoek ex art. 60ab en b van de Advocatenwet ingetrokken in verband met de schrapping van het tableau.

3.         Bezwaar

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

a)            al gedurende geruime tijd niet voldoet aan de administratieplicht;

b)            niet voldoet aan de verplichtingen tot het behalen van het jaarlijkse minimaal voorgeschreven aantal opleidingspunten;

c)            niet voldoet aan de verplichting om de deken aanstonds alle gevraagde inlichtingen te verstrekken en voorts de deken foutief heeft geïnformeerd, meer in het bijzonder over het al dan niet bestaan van schulden in privé of zakelijk. Verweerder heeft gezegd dat er geen schulden zijn, terwijl er in ieder geval één aanmaning van de Nederlandse orde van advocaten is aangetroffen in de administratie.

3.2      De deken heeft op basis van de geconstateerde tekortkomingen het ernstige vermoeden dat ook de dienstverlening aan cliënten niet adequaat is ingericht en dat die belangen ernstig geschaad (dreigen) te worden. Verder heeft de deken aan zijn bezwaar ten grondslag gelegd dat verweerder telkenmale toezeggingen doet die hij vervolgens niet nakomt.

4.         VERWEER

4.1      Verweerder heeft erkend dat hij zijn praktijk organisatorisch en administratief niet op orde heeft. Verweerder heeft zich daarom van het tableau laten schrappen om orde op zaken te kunnen stellen. Verweerder heeft uiteengezet dat het vertellen van onwaarheden genuanceerd moet worden. Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij meer opleidingspunten kon meenemen en voor wat betreft de aanmaning van de Nederlandse orde van Advocaten geldt dat hij die over het hoofd heeft gezien en daarom niet heeft gemeld bij het kantoorbezoek. Verweerder benadrukt dat hij nimmer inhoudelijke klachten van cliënten heeft gehad. Er is één klacht tegen hem ingediend en die is bij voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

5.         BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. Het onderhavige bezwaar is bij de raad ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      De verschillende onderdelen van het bezwaar lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.3      In de Advocatenwet is aan de raden van de orde en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 37 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens bijzondere gevallen.

5.4      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder langdurig in gebreke is gebleven met het aanleveren van de jaarstukken vanaf 2010. Dit is ook door verweerder erkend. Verweerder heeft vanaf september 2014 toegezegd de stukken te zullen aanleveren, eerst aan de Rotterdamse raad van toezicht en later aan de raad van de orde in het arrondissement Oost-Brabant. Deze herhaalde toezeggingen zijn door verweerder structureel niet nagekomen. Door na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak.

5.5      Vast staat dat verweerder zijn kantoororganisatie en administratie niet op orde heeft. Ook dit is door verweerder erkend. Ook hier geldt dat verweerder meermaals heeft toegezegd maatregelen te zullen treffen en dit vervolgens heeft nagelaten.

5.6      Hetzelfde geldt voor het behalen van de opleidingspunten. Verweerder heeft in 2014 niet voldaan aan de verplichting om voldoende opleidingspunten te behalen.

5.7      Vast staat eveneens dat verweerder de deken over ten minste twee onderwerpen onjuist heeft ingelicht, te weten over het aantal behaalde opleidingspunten en over het al dan niet hebben van schulden. Verweerder heeft gesteld dat geen sprake is van bewust onjuist inlichten, maar van vergissingen. Dit kan, voor zover dit verweer al waarachtig is, verweerder niet disculperen. Verweerder dient in te staan voor de juistheid van de door hem verstrekte informatie.

5.8      De raad is gelet op het bovenstaande van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal het bezwaar van de deken dan ook gegrond verklaren.

6.         MAATREGEL

6.1      Verweerder wordt een ernstig tuchtrechtelijk verwijt gemaakt. Gelet op de ernst van de aan verweerder te maken tuchtrechtelijke verwijten en in aanmerking genomen dat verweerder stelselmatig en structureel toezeggingen niet nakomt, vormt de uitoefening van de praktijk door verweerder een groot risico voor de behartiging van de belangen van huidige en toekomstige cliënten van verweerder.

6.2      Het vorenstaande brengt mee dat naar het oordeel van de raad niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één jaar, welke maatregel bovendien openbaar zal dienen te worden gemaakt op de hierna aangegeven wijze. Het door art. 46 van de Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang vordert dat deze schorsing openbaar wordt gemaakt op de wijze zoals bedoeld in artikel 48 lid 5 van de Advocatenwet.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart het bezwaar gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van één jaar op;

-        bepaalt dat de schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-        de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-        verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-        de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-        besluit dat de schorsing openbaar wordt gemaakt middels de tot nog toe bestendige praktijk.

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.

Griffier                                                                        Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 februari 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

-        de deken

-        verweerder

en per gewone post aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant  

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-        het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant  

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl