ECLI:NL:TADRSHE:2016:169 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-579/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:169
Datum uitspraak: 07-11-2016
Datum publicatie: 09-11-2016
Zaaknummer(s): 16-579/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Over de advocaat van de wederpartij kan slechts worden geklaagd indien deze de belangen van de wederpartij nodeloos heeft geschaad dan wel zich nodeloos grievend heeft uitgelaten. Hiervan is in deze geen sprake. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 7 november 2016

in de zaak 16-579/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 7 september 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant een klacht ingediend over verweerder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij brieven van 19 september 2015 en van 9, 27 en 28 januari 2016.

1.2 Bij brief aan de raad van 20 juni 2016 met kenmerk K15-099 , door de raad ontvangen op 21 juni 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 september 2016 in aanwezigheid van klager, diens gemachtigde en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- het klachtdossier;

- de brief van verweerder d.d. 1 juli 2016 met bijlagen (producties 46 t/m 48);

- de brief van klager d.d. 7 september 2016, met als bijlagen:

deel I (producties A t/m I) en deel II (producties J tot en met P).

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.2 Tussen klager en X is bij beschikking van 22 december 2011 de echtscheiding uitgesproken, welke nadien is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Tussen klager en X is op 3 oktober 2011 een echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan opgemaakt. Verweerder heeft vanaf september 2014 X bijgestaan naar aanleiding van tussen klager en X gerezen geschillen voortvloeiende uit het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1. stellingen poneert zonder deze te onderbouwen (I);

2. weigert informatie te verstrekken;

3. de nakoming van het convenant vertraagt;

4. stellingen poneert zonder deze te onderbouwen (II);

5. klager onder ongeoorloofde druk zet;

6. gedragsregel 31 van de Gedragsregels 1992 overtreedt door zich onnodig grievend over klager uit te laten;

7. gedragsregel 30 van de Gedragsregels 1992 overtreedt door zich te beroepen op feitelijke gegevens waarbij hij weet of behoort te weten dat deze niet juist zijn;

8. gedragsregel 3 van de Gedragsregels 1992 overtreedt door niet voor ogen te houden dat een minnelijke regeling de voorkeur verdient boven een proces;

9. gedragsregel 9 van de Gedragsregels 1992 overtreedt omdat hij zich onttrekt aan zijn verantwoordelijkheid en zich verschuilt achter de van zijn cliënte ontvangen opdracht.

3.2 Ter nadere onderbouwing van zijn klacht heeft klager - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende naar voren gebracht:

ad 1. verweerder heeft de namens X jegens klager gevorderde achterstallige alimentatie niet onderbouwd, de vordering onvoldoende onderzocht en klager misleid.

ad 2. Verweerder heeft klager geen inzage verstrekt in de LOK-bijdrage van X terwijl klager daarom heeft verzocht.

ad 3. Verweerder heeft meerdere keren uitstel gevraagd in het kader van de naleving van het echtscheidingsconvenant ter zake de verkoop van de voormalige echtelijke woning en reageert niet op verzoeken om een betalingsregeling tot stand te brengen.

ad 4. Doordat verweerder aan klager heeft geschreven dat er met spoed een overbruggingshypotheek moest worden gevestigd waarvoor de medewerking van klager vereist was, praat hij zijn cliënte na. Verweerder heeft verzuimd zelf onderzoek te doen naar de juistheid van de vordering en de spoedeisendheid daarvan.

ad 5. Verweerder heeft klager onder druk gezet door op 8 januari 2016 in een brief een kort geding aan te kondigen indien klager niet zou meewerken. Volgens klager was er geen spoedeisendheid want de overdracht vond pas plaats op 11 januari 2016. Verweerder heeft zijn cliënte de opdracht gegeven klager te stalken. In een paar uur tijd heeft zij geprobeerd klager wel dertig keer te bellen.

ad 6. Verweerder heeft zich in telefoongesprekken met de advocaat van klager en in de onderhavige klachtprocedure onnodig grievend over klager uitgelaten. Ook heeft verweerder zich onnodig grievend over X uitgelaten en heeft hij met de advocaat van klager besproken dat klager een klacht tegen hem heeft ingediend.

ad 7. Verweerder heeft geen onderzoek gedaan naar de gegevens waarop hij zicht beroept.

ad 8. Verweerder had mediation kunnen voorstellen, maar dreigt direct met een procedure. De situatie verslechtert door de brieven van verweerder.

ad 9. Verweerder vaart blind op bewerkingen van zijn cliënte terwijl bij een juiste en volledige bestudering van de stukken zou zijn gebleken dat klager volledig in zijn recht staat.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zakelijk weergegeven het navolgende naar voren gebracht:

ad 1. De vordering van X is in de brief van 23 september 2014 deugdelijk gespecificeerd.

ad 2. De LOK-bijdrage is per 1 januari 2015 afgeschaft. Klager ontving die aftrek zelf en X heeft daar geen informatie over.

ad 3. Verweerder heeft nooit uitstel verzocht. Verweerder betaalt niet een door klager gefingeerde declaratie.

ad 4. Er was spoed omdat klager zich onbereikbaar hield.

Verder heeft verweerder niet meer inhoudelijk gereageerd op de aanvullende brieven van klager van 27 en 28 januari 2016 met de mededeling dat het een samenraapsel van flarden tekst, e-mailberichten en regelgeving voor notarissen zonder begin of eind is.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2 De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over een wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet hij zich onthouden van middelen die op zichtzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.3 De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaven beoordelen en overweegt dienaangaande het volgende.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1.

5.4 De raad stelt vast dat verweerder bij brief d.d. 23 september 2014 klager heeft gesommeerd tot betaling van de wettelijke indexering van de verschuldigde alimentatie vanaf 2012, de opstalverzekering over de maanden december 2012 tot en met februari 2013 en de hypotheek over februari 2013. Naar het oordeel van de raad is het door verweerder gevorderde en als zodanig in de brief genoemde bedrag voldoende duidelijk gespecificeerd. Uit de brief blijkt immers duidelijk welke kosten klager volgens X nog verschuldigd was. In zoverre kan derhalve aan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Voor zover klager er nog over klaagt dat verweerder aan deze brief zonder nadere kennisgeving verder geen gevolg heeft gegeven, kan dit aan verweerder evenmin tuchtrechtelijk worden verweten, aangezien het ter beoordeling van X (en verweerder) is om al dan niet op de vordering terug te komen. Dit onderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2

5.5 Klager heeft verweerder op 9 april 2015 verzocht hem te informeren inzake de LOK-bijdrage van X. Dat verweerder geen informatie heeft verstrekt over financiële aangelegenheden van X als zijn cliënte, kan hem tuchtrechtelijk niet worden verweten. Nog afgezien van de vraag of verweerder over de betreffende informatie beschikte, is er geen rechtsregel die hem daartoe verplichtte en het stond hem aldus vrij om, naar gelang het belang van zijn cliënte, al dan niet op klagers verzoek in te gaan. Verweerder heeft in reactie op klagers brief d.d. 12 augustus 2015 verzocht om hem een overzicht te verstrekken van diens inkomsten en uitgaven teneinde een nieuwe alimentatieberekening te maken. Dat verweerder helemaal niet heeft gereageerd vindt derhalve naar het oordeel van de raad geen steun in het dossier. Het stond klager vervolgens eveneens vrij om op dat tegenverzoek al dan niet te reageren. Het onderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3

5.6 Niet is gebleken dat verweerder de verkoop van de woning heeft tegengewerkt of onnodig vertraagd. De raad stelt in dit verband vast dat het geschil ter zake de verkoop van de woning eerst is geëindigd nadat verweerder klager, teneinde diens medewerking te verkrijgen, had gedagvaard in kort geding, dat heeft gediend ter zitting van 12 november 2015. Dat verweerders cliënte niet wenste in te gaan op een gesprek op een neutrale locatie, zoals klager haar had verzocht, kan verweerder niet worden verweten en evenmin dat een potentiële koper afhaakt of een financiële instelling meer tijd nodig heeft om de overdracht van een hypotheek te regelen. Ook dit onderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 4 en 5

5.7 De raad stelt vast dat verweerder de advocaat van klager bij e-mail van donderdag 7 januari 2016 op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de echtelijke woning de maandag daarop (11 januari 2016) zou worden overgedragen en dat een tijdelijke overbruggingshypotheek moest worden gevestigd waarvoor klagers ondertekening vereist was aangezien deze mede-eigenaar van de woning was. Klager is daarbij gesommeerd om nog diezelfde dag voor 17.00 uur te reageren. Tevens is daarbij de noodzaak van een kort geding meegedeeld voor het geval klager in gebreke zou blijven. Op 8 januari 2016 heeft verweerder klager een kort geding aangezegd en nogmaals ter zake het bovenstaande gesommeerd en op voorhand in gebreke gesteld voor eventuele schade.

5.8 Verweerder heeft dienaangaande gesteld dat hij op 7 januari 2016 van zijn cliënte de informatie ontving dat klager niet zou meewerken aan het vestigen van de overbruggingshypotheek en verkoop van de woning. Uit een e-mail van de financiële dienstverlener van verweerders cliënte d.d. 7 januari 2016 te 14.51 uur, volgt dat klager in deze al meerdere keren was benaderd door de notaris maar dat geen contact met hem tot stand was gekomen. Uit het dossier blijkt voorts dat klager op 31 december 2015 door de notarisklerk was geïnformeerd over de overdracht van de echtelijke woning en de te vestigen overbruggingshypotheek op 11 januari 2016. Gelet op het bovenstaande had verweerder op 7 januari 2016 geen enkele zekerheid dat klager op 11 januari 2016 zijn medewerking zou verlenen. Derhalve kan hem niet worden verweten dat hij klager verzocht om een reactie op zeer korte termijn alsmede dat hij hem een dag later een kort geding heeft aangezegd en daarbij confronteerde met eventueel schadeverhaal bij gebreke van medewerking. Verweerder handelde hiermee immers in het belang van zijn cliënte. Niet is gebleken dat sprake was van bijzondere omstandigheden waardoor verweerder niet van bovengenoemde informatie mocht uitgaan, of dat geboden was dat verweerder daar zelfstandig nader onderzoek naar zou doen. Naar het oordeel van de raad zijn verweerders brieven ook niet onnodig grievend, noch blijkt hieruit dat verweerder daarin onevenredige druk op klager heeft uitgeoefend. Dat verweerder zijn cliënte opdracht heeft gegeven om klager op enige wijze te stalken is door klager niet onderbouwd en blijkt ook overigens niet uit het dossier. Het klachtonderdeel zal hierna ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel 6

5.9 Klager heeft niet nader onderbouwd op welke wijze verweerder zich onnodig grievend zou hebben uitgelaten in gesprekken met klagers advocaat. Voor zover dit onderdeel van de klacht ziet op de wijze waarop verweerder zich zou hebben uitgelaten over zijn cliënte heeft klager ter zake geen zelfstandig belang. Uit de e-mail van 28 januari 2016 tussen klager en zijn advocaat blijkt slechts dat laatstgenoemde op de hoogte is van de klacht, niet dat verweerder zonder noodzaak met haar heeft gesproken over de (inhoud van de) klacht of jegens klager klachtwaardig heeft gehandeld. Voorts volgt uit het dossier dat verweerder de e-mail van zijn cliënte d.d. 2 maart 2015 heeft overgelegd teneinde te onderbouwen dat zij een andere kijk op de zaak heeft dan klager. Dit is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Ten aanzien van de door verweerder toegezonden verklaringen van de kinderen van klager, heeft verweerder alsnog toegelicht dat deze door hem zijn ontvangen in het kader van een verzoekschrift tot wijziging van de contact- en zorgregeling dat op 15 april 2016 is ingediend. Gelet hierop kan naar het oordeel van de raad niet worden vastgesteld dat verweerder de kinderen van klager in de klachtprocedure heeft betrokken en dat hun verklaringen in verband daarmee zijn opgevraagd en opgesteld. Ter zitting en ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die hierop een ander licht hierop werpen. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten. De slotsom is dat ook dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 7 en 9

5.10 Uit het dossier noch het verhandelde ter zitting is gebleken dat sprake is van omstandigheden op grond waarvan verweerder was gehouden nader onderzoek te doen naar de juistheid van de informatie die hij van zijn cliënte dan wel van derden ontving, zodat hem ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en de onderdelen ongegrond zullen worden verklaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel 8

5.11 Dat gedragsregel 3 bepaalt dat een advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces, betekent niet dat een advocaat die een procedure start tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt. Een advocaat dient in de eerste plaats het belang van zijn cliënt te dienen en heeft bij het behartigen van die belangen de vrijheid zoals in r.o. 5.2 beschreven. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder in deze verwijtbaar heeft gehandeld. Ook dit onderdeel zal ongegrond worden verklaard.

5.12 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is niet gebleken dat verweerder de hiervoor onder overweging 5.2 weergegeven norm heeft geschonden. De raad zal hierna derhalve de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaren.

6 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts , voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2016.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 november 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl