ECLI:NL:TADRSHE:2016:15 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 15-312/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:15
Datum uitspraak: 25-01-2016
Datum publicatie: 27-01-2016
Zaaknummer(s): 15-312/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder enkel zijn eigen belang te dienen en niet dat van zijn cliënt. Geen algemeen klachtrecht, dus klaagster voor wat betreft het eerste klachtonderdeel niet ontvankelijk. Klaagster verwijt verweerder voorts haar nodeloos op kosten te jagen en facturen te sturen ondanks een aan zijn cliënt verstrekte toevoeging. Verweerder is gebleven binnen de grote mate van vrijheid die hem toekomt om als advocaat van de wederpartij de belangen van zijn cliënt te behartigen. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht ged. niet-ontvankelijk, ged. ongegrond.

Beslissing van 25 januari 2016

in de zaak 15 – 312/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 28 augustus 2015 met kenmerk K15-030, door de raad ontvangen op 31 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen en van de brief van verweerder van 20 oktober 2015 met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder treedt in diverse procedures op als advocaat van de ex-man van klaagster. Bij dagvaarding van 14 maart 2014 heeft de voormalig advocate van klaagster een kort gedingprocedure jegens de ex-man van klaagster aanhangig gemaakt, waarbij zij onder andere vorderde dat hij diende mee te werken aan het verkopen van de woning waarin hij woonachtig is. Verweerder heeft in deze procedure de belangen van de ex-man van klaagster behartigd. Op 3 juli 2014 is vonnis gewezen en zijn de vorderingen van klaagster toegewezen. Aangezien de ex-man van klaagster het met dat vonnis niet eens was, heeft verweerder namens hem appèl ingesteld bij het hof ’s-Hertogenbosch.

2.2      Daarnaast is tussen klaagster en haar ex-man een procedure gevoerd over de executie van verbeurde dwangsommen. Klaagster maakte aanspraak op verbeurde dwangsommen en verweerder heeft namens haar ex-man daartegen een executiegeschil opgeworpen. Op 23 december 2014 heeft de voorzieningenrechter de vordering van de ex-man van klaagster afgewezen en die van klaagster toegewezen. Verweerder heeft ook tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld namens de ex-man van klaagster omdat deze zich niet met dit vonnis kon verenigen.

2.3      Daarnaast is tussen klaagster en haar ex-man nog een procedure aanhangig omtrent een aantal onderdelen van de afwikkeling van het echtscheidingsconvenant. In deze procedure wordt door de ex-man van klaagster aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van circa € 50.000,00.

2.4      Klaagster heeft zich bij brief van 16 april 2015 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder het belang van zijn cliënt dient te dienen en niet zijn eigen belang;

2.    verweerder handelt in strijd met de regel dat de advocaat het maken van onnodige kosten dient te vermijden;

3.    verweerder zijn dienstverlening bij zijn cliënt in rekening brengt terwijl er een toevoeging is afgegeven.

4          VERWEER

4.1      Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Van onnodig procederen is absoluut geen sprake. Verweerder behartigt enkel de belangen van zijn cliënt en heeft een tweetal keren hoger beroep ingesteld tegen vonnissen waarmee zijn cliënt het niet eens was. Dat is het goed recht van zijn cliënt en betekent niet dat de procedures onnodig worden gevoerd. Verweerder ziet niet in welk belang hij zou hebben bij het instellen van beroep tegen de beide kort gedingvonnissen. Dat hoger beroep is juist in het belang van zijn cliënt ingesteld.

4.2      Verweerder benadrukt dat door hem niet onnodig is geprocedeerd, zodat door hem ook geen onnodige kosten zijn gemaakt of veroorzaakt. Verweerder heeft louter en alleen namens zijn cliënt die juridische handelingen verricht die hem ten dienste staan. Van het opdrijven van advocaatkosten aan de zijde van klaagster door verweerder is geen sprake.

4.3      Verweerder ontkent dat hij kosten aan zijn cliënt in rekening heeft gebracht terwijl aan zijn cliënt een toevoeging was verleend. Verweerder heeft enkel de eigen bijdrage en griffierechten aan zijn cliënt in rekening gebracht. De door verweerder in de bodemprocedure overgelegde facturen hebben betrekking op door verweerder in de periode mei 2011 tot juli 2012 voor cliënt verrichte werkzaamheden in het kader van de fiscale problematiek van de voormalige VOF tussen klaagster en haar ex-man. Deze facturen zien derhalve op een geheel andere kwestie dan die waarvoor een toevoeging is verleend.

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten  die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel 1

5.3      In het eerste onderdeel van de klacht wordt verweerder verweten niet in het belang van zijn cliënt maar enkel in zijn eigen belang te hebben gehandeld. Wat hiervan ook moge zijn, terzake komt klaagster geen klachtrecht toe. Het klachtrecht is immers niet voor een ieder in het leven geroepen, maar slechts voor diegene die zelf door het handelen of nalaten van de advocaat in zijn of haar belang is getroffen. Klaagster kan in dit onderdeel van de klacht dan ook niet worden ontvangen. Enkel de cliënt van verweerder komt terzake een klachtrecht toe.

Ad klachtonderdeel 2

5.4      Klaagster verwijt verweerder dat hij handelt in strijd met de regel dat de advocaat het maken van onnodige kosten dient te vermijden. Verweerder treedt op als advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster. Het is de taak van verweerder de belangen van zijn cliënt te behartigen. Daarbij hoeft verweerder in beginsel geen rekening te houden met de belangen van klaagster. Verweerder valt als advocaat van de wederpartij van klaagster slechts dat een tuchtrechtelijk verwijt te maken indien hij de belangen van klaagster nodeloos zou hebben geschaad.

5.5      In aanmerking dient te worden genomen dat in een procedure en zeker in een familierechtelijke procedure, de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. In het algemeen zullen de standpunten die de advocaat van de wederpartij inneemt, dan wel diens aanpak van de zaak, de andere partij niet welgevallig zijn. Dit betekent echter niet dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Het stond verweerder in overleg met zijn cliënt vrij om een executie kort geding te starten, hoger beroep tegen twee kort gedingvonnissen in te stellen en een bodemprocedure te starten. Dat de vorderingen van de cliënt van verweerder zijn afgewezen, betekent niet dat verweerder een volstrekt kansloze procedure aanhangig heeft gemaakt en klaagster daardoor nodeloos op kosten heeft gejaagd. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder de grens van het toelaatbare jegens klaagster heeft overschreden. Door verweerder is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Ad klachtonderdeel 3

5.6      Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn dienstverlening bij zijn cliënt in rekening brengt terwijl er een toevoeging is afgegeven. In beginsel staat ook hier voorop dat klaagster terzake dit onderdeel in principe geen klachtrecht toekomt. Het klachtrecht is immers niet in het leven geroepen voor een ieder, maar enkel voor degene die door de gedraging van de advocaat wordt geschaad. Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat zij in haar belangen wordt geschaad doordat verweerder facturen in het geding brengt en in een bodemprocedure namens zijn cliënt aanspraak maakt op betaling van die facturen door klaagster. In die zin heeft klaagster belang bij haar klacht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft klaagster voorts aangegeven dat zij de facturen in kwestie enkele jaren geleden wel gezien heeft, maar dat haar ex-man haar toen heeft verteld dat deze facturen niet zouden hoeven te worden voldaan. Volgens de gemachtigde van klaagster gaat het om valse facturen. Door verweerder wordt dit ten stelligste betwist. De raad constateert dat tussen partijen een discussie bestaat over de juistheid en gegrondheid van deze facturen. Die discussie hoort bij de civiele rechter thuis en niet bij de tuchtrechter. De raad kan daarover derhalve geen oordeel uitspreken. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond en verklaart klaagster voor het overige niet ontvankelijk.

Aldus beslist door m r. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken, N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.

Griffier                                                         Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2016

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-       het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       klaagster

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof 088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl