ECLI:NL:TADRSHE:2015:9 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 206 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:9
Datum uitspraak: 12-01-2015
Datum publicatie: 15-01-2015
Zaaknummer(s): L 206 - 2014
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Excessief declareren niet aangetoond. Omvang opdracht en gemaakte financiële afspraken niet vastgelegd. Geen kwitantie verstrekt. Onvoldoende telefonisch bereikbaar. Klacht deels gegrond; schorsing drie maanden. 

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak L206-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 augustus 2014 met kenmerk DOK14-015, door de raad ontvangen op 12 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 november 2014. Verweerder is verschenen. Klager is niet verschenen. Klagers advocaat heeft de griffier voorafgaand aan de zitting laten weten dat klager niet zou verschijnen en dat de zaak op de schriftelijke stukken kon worden afgedaan. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 11 augustus 2014 met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder is eind januari 2012 benaderd door de zus van klager met het verzoek klager bij te staan in de jegens hem aanhangige strafzaak. Verweerder heeft een honorarium bedongen van € 12.000,-- inclusief BTW. Klagers zus heeft het bedrag van € 12.000,-- in contanten aan verweerder voldaan. Een kwitantie is niet verstrekt.

2.2      Verweerder heeft klager tweemaal bezocht in de penitentiaire inrichting waar klager verbleef. De urenspecificatie die verweerder heeft vervaardigd vermeldt dat door verweerders kantoor in de periode van 6 februari 2011 tot en met 11 december 2012 gedurende 209 uur en 20 minuten werkzaamheden zijn verricht in klagers dossier.

2.3      Verweerder heeft in december 2012 een telefoongesprek met klager beëindigd door de hoorn op de haak te leggen.

2.4      Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Op 1 maart 2013 heeft mr. J. verweerder verzocht het dossier aan hem over te dragen, aan welk verzoek verweerder gevolg heeft gegeven.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         hij zijn werk niet goed heeft gedaan, met als gevolg dat klager niet is vrijgesproken, maar is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf;

2.         hij klager in een periode van 14 maanden slechts twee maal is komen bezoeken;

3.         hij voor de betaling door klagers zus van een bedrag van € 12.000,-- geen kwitantie heeft verstrekt en zijn werkzaamheden geen bedrag van € 12.000,-- rechtvaardigden;

4.         hij slecht telefonisch bereikbaar was voor klager en bij het laatste gesprek zomaar heeft opgehangen.

4          VERWEER

4.1     Verweerder heeft klager naar behoren bijgestaan. Verweerder heeft klager medegedeeld dat hij zijn best zou doen om het zo goed mogelijk voor klager te laten aflopen. Verweerder heeft de zaak deugdelijk voorbereid en heeft klager meer dan tweemaal bezocht. Klagers zus is, na overleg met de familie, akkoord gegaan met het door verweerder bedongen honorarium van € 12.000,--. Bij het bepalen van het honorarium speelt een rol dat tijd is gemoeid met de noodzakelijke reizen naar de rechtbank en de penitentiaire inrichting. Verweerder houdt rekening met de financiële draagkracht van de cliënt en zijn familie. Er is geen kwitantie verstrekt omdat men daarop geen prijs stelde. Verweerder heeft het telefoongesprek met klager beëindigd omdat klager de secretaresse had uitgescholden.

5       BEOORDELING

5.1      Klachtonderdeel 1

                         Verweerder heeft klagers stelling, dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan, betwist. Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan de raad de kwaliteit van de door verweerder geleverde diensten niet beoordelen. Niet is komen vast te staan dat verweerder klager een garantie op succes heeft gegeven, noch dat het aan verweerder te wijten is dat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

              5.2     Klachtonderdeel 2

                        Ofschoon uit de door verweerder vervaardigde urenspecificatie in het geheel niet blijkt van enig bezoek aan klager, staat als niet dan wel onvoldoende weersproken vast dat verweerder klager twee maal heeft bezocht in de periode van veertien maanden waarin hij klager heeft bijgestaan. De raad is van oordeel dat klager onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om aannemelijk te maken dat dit aantal bezoeken in verband met de aard van de zaak ontoereikend was. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

              5.3     Klachtonderdeel 3

                        Klager heeft gesteld dat de door verweerder verrichte werkzaamheden het betaalde bedrag van € 12.000,-- niet rechtvaardigden. De raad overweegt dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt tegen excessief declareren. De raad kan op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet beoordelen of sprake is van excessief declareren.

              5.4     Ter zake het aspect dat verweerder geen kwitantie heeft verstrekt overweegt de raad het volgende. Verweerder heeft erkend dat geen kwitantie is verstrekt.

              5.5     De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Een advocaat is immers gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden (gedragsregel 23 lid 1). Verweerder heeft deze regel in ernstige mate geschonden.

              5.6     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de raad niet gebleken dat verweerder de financiële consequenties van zijn inschakeling met klager heeft besproken of schriftelijk aan klager heeft bevestigd. Niet gebleken is dat verweerder aan klager een opdrachtbevestiging heeft gestuurd, waarin hij de aard en de omvang van de aan hem verstrekte opdracht, de met klagers zus omtrent het honorarium gemaakte afspraak en de door klagers zus verrichte betaling heeft bevestigd. Verweerder heeft voorts desgevraagd ter zitting verklaard dat hij mondeling gegeven adviezen over de kansen en risico’s in een zaak nooit schriftelijk bevestigt aan cliënten.

              5.7     De raad is van oordeel dat verweerder, door de aard en de omvang van de aan hem verstrekte opdracht, de omtrent het honorarium gemaakte afspraak en de door de zus van klager verrichte betaling niet schriftelijk te bevestigen en evenmin een kwitantie te verstrekken, de gedragsregels 8 en 23 heeft overtreden en derhalve niet heeft gehandeld zoals het een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat betaamt. Klachtonderdeel 3 is in zoverre gegrond.

              5.8     Klachtonderdeel 4

                        Het feit dat verweerder omstreeks december 2013 een telefoongesprek met klager heeft beëindigd in verband met de toonzetting van het gesprek is als zodanig niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

                        Nu uit de door verweerder overgelegde urenspecificatie niet blijkt dat verweerder zelf met klager in de periode van 6 februari 2011 tot en met 11 december 2012 telefonisch heeft gesproken is de raad van oordeel dat klagers klacht, dat verweerder onvoldoende bereikbaar was voor klager, gegrond moet worden verklaard. Klachtonderdeel 4 is derhalve in zoverre gegrond.

6       MAATREGEL

6.1     Verweerder is reeds vele malen tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij aan hem herhaaldelijk voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd. De raad stelt vast dat verweerder, ondanks diverse tuchtrechtelijke veroordelingen, volhardt in zijn onbetamelijk handelen. Dat betekent naar het oordeel van de raad dat verweerder uit de reeds opgelegde voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen klaarblijkelijk onvoldoende lering heeft getrokken. Verweerder heeft er geen blijk van gegeven dat enige verbetering en wijziging in zijn opstelling is te verwachten. Daar komt bij dat aan verweerder in de klachtzaak met kenmerk L211-2014, waarin vandaag eveneens uitspraak wordt gedaan, een schrapping van het tableau is opgelegd.

6.2     Het vorenstaande brengt mee dat naar het oordeel van de raad niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 3 maanden, welke maatregel bovendien openbaar zal dienen te worden gemaakt op de hierna aangegeven wijze.

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;

2.    verklaart  klachtonderdeel 3 gegrond voor zover verweerder de aard en de omvang van de aan hem verstrekte opdracht, de omtrent het honorarium gemaakte afspraak en de door de zus van klager verrichte betaling niet schriftelijk heeft bevestigd en evenmin een kwitantie heeft verstrekt en voor het overige ongegrond;

3.    verklaart klachtonderdeel 4 gegrond voorzover verweerder onvoldoende bereikbaar was voor klager en voor het overige ongegrond;

4.    legt aan verweerder ter zake van de gegrond verklaarde onderdelen de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden en bepaalt dat de schorsing ingaat op de veertiende dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden, met dien verstande dat indien en voor zover de beslissing dd. heden in klachtzaak L 211-2014, waarbij aan verweerder de maatregel van schrapping is opgelegd, op dezelfde dag onherroepelijk is geworden de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven, doch dat deze in werking treedt op de dag waarop verweerder opnieuw op het tableau voor advocaten zal zijn ingeschreven en bepaalt voorts dat de onderhavige schorsing, voor zover sprake is van eerder onherroepelijk geworden schorsingen, pas ingaat na afloop van deze eerder onherroepelijk geworden schorsingen;

5.    beveelt dat het enkele feit van deze schorsing door de deken binnen het arrondissement openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G.A.M. Theunissen, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-        Klager

-        verweerder

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl