ECLI:NL:TADRSHE:2015:87 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 219 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:87
Datum uitspraak: 13-04-2015
Datum publicatie: 15-04-2015
Zaaknummer(s): ZWB 219 - 2014
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerster klager niet behoorlijk heeft geadviseerd en bijgestaan in de kwesties aangaande de omgang, alimentatie, het gezag en het hoofdverblijf. Niet gebleken dat verweerster misbruik heeft gemaakt van het stelsel van de gefinancierde rechtsbijstand. Klacht ongegrond.

Beslissing van 13 april 2015

in de zaak ZWB219-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 15 augustus 2014 met kenmerk K13-178, door de raad ontvangen op18 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 februari 2015. Ter zitting zijn klager, vergezeld van zijn partner mevrouw B., en verweerster verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 15 augustus 2014 met bijlagen;

-       De nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 3 februari 2015.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager en zijn ex-partner hebben samen een zoon, M., geboren in 1998. Klager heeft diverse gerechtelijke procedures gevoerd tegen zijn ex-partner aangaande de omgang, alimentatie, het gezag en het hoofdverblijf. Aanvankelijk werd klager bijgestaan door mr. L, kantoorgenoot van verweerster. Nadat mr. L zijn werkzaamheden wegens privéomstandigheden had beëindigd, heeft verweerster de behandeling van klagers dossier overgenomen.

2.2      Op 13 oktober 2011 is een ruime omgangsregeling vastgelegd waarbij klager omgang had met M. gedurende 8 dagen per twee weken. Bij beschikking d.d. 28 augustus 2012 is aan klager het gezag toegekend en is een uitgebreide omgangsregeling vastgesteld, die nagenoeg identiek was aan de regeling die in oktober 2011 was vastgesteld. In november 2012 heeft verweerster namens klager een verzoek tot wijziging van de alimentatie ingediend. Bij beschikking d.d. 17 september 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om wijziging van de alimentatie pas kon worden gehonoreerd vanaf 29 mei 2013 omdat dit de feitelijke datum was waarop M. bij klager is gaan wonen.

2.3      Verweerster heeft klager bijgestaan op basis van meerdere toevoegingen.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

       1.         geen nieuwe procedure op te starten tot wijziging van alimentatie en hoofdverblijf;

2.         niet of nauwelijks terug te bellen als daarom wordt verzocht;

3.         grote fouten te maken in de alimentatieprocedure;

4.         misbruik te maken van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand door twee toevoegingen aan te vragen in plaats van deze zaken te voegen.

                   3.2     Toelichting:

                             Klachtonderdeel 1

                             Vanwege de ruimere omgangsregeling wilde klager de alimentatie opnieuw laten vaststellen. Volgens verweerster kon dat pas later en zij diende eerst een verzoek tot wijziging van gezag en hoofdverblijf in. Op 28 augustus 2012 werd klager belast met het ouderlijk gezag. Uitbreiding van omgang en wijziging van het hoofdverblijf werden afgewezen. Pas in januari 2013 werd een verzoek om wijziging van de alimentatie ingediend. Feitelijk is op dat moment de omgangsregeling uitgebreid van 8 naar 10 dagen per 14 dagen, waardoor de kinderbijslag deels aan klager werd overgemaakt. Ook vroeg de gemeente om juiste gegevens voorde GBA. Klager heeft M. ingeschreven op zijn adres, maar op 27 mei 2013 liet verweerster weten dat zij geen verzoek om wijziging van het hoofdverblijf wilde aanvragen.

3.2      Klachtonderdeel 2

Klager heeft vergeefs per e-mail en telefoon aandacht gevraagd voor de situatie rondom M. en zijn uitdrukkelijke wens om bij klager te wonen. Verweerster belde niet terug en reageerde nergens op. Pas één dag voor de zitting over het hoofdverblijf en de omgang vernam klager van verweerster. Toen deelde verweerster klager mede dat zij na de zitting alleen nog de alimentatiezaak wilde afwerken.

3.3      Klachtonderdeel 3

Verweerster is tijdens de zitting berispt door de rechter. Zo zou verweerster het verzoek tot wijziging van de alimentatie eerder hebben moeten aanvragen, had ze geen hoger beroep moeten instellen tegen de beslissing in de omgangsprocedure, had ze geen accurate draagkrachtberekening overgelegd en was ze onvoorbereid ter zitting verschenen. Verder heeft klager als gevolg van nalatigheid van verweerster zijn vakantie moeten verzetten om de zitting te kunnen bijwonen. Stukken, die klager zelf had aangeleverd, werden niet meegenomen. Tijdens de zitting is door verweerster een schikkingsvoorstel gedaan van € 47,-- per maandvoor alimentatie en is er geschikt voor een bedrag van € 25,-- per maand. Dat bedrag is veel te laag. Ten gevolge van het handelen en nalaten van verweerster is de wijziging van het hoofdverblijf niet definitief vastgesteld en heeft klager tot en met 29 mei 2013 alimentatie betaald voor M.

3.4      Klachtonderdeel 4

Verweerster behandelde steeds een deelgebied om zodoende meer toevoegingen en dus meer vergoedingen te ontvangen.

4          VERWEER

4.1    Klachtonderdeel 1

         De verklaring van M. tijdens het minderjarigenverhoor en de overwegingen van de rechtbank ter zitting, zijn voor verweerster reden geweest om geen nieuwe procedures meer te starten. Procedures waardoor M. opnieuw zou worden belast wenste verweerster niet meer voor klager te voeren. Verweerder heeft dit vanaf augustus 2012 meermaals aan klager medegedeeld en het stond klager vrij om een andere advocaat in de arm te nemen. Het staat verweerster vrij om een opdracht te weigeren. Verweerster handelt niet in strijd met de gedragsregels als zij een opdracht weigert. Ook de gedragscode van de Raad voor Rechtsbijstand eist van een advocaat dat deze rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van kinderen.

4.2    Klachtonderdeel 2

         Verweerster betwist dat zij klager niet of nauwelijks heeft teruggebeld. Wel is juist dat verweerster, vanwege haar drukke vreemdelingenpraktijk, niet steeds in staat was om dezelfde dag terug te bellen. Dat wordt ook met iedere cliënt besproken. Klager had te hoge verwachtingen. Klager verlangde steeds dat hij dezelfde dag werd teruggebeld, bij voorkeur binnen een uur. Als verweerster dat niet deed, dan belde klager opnieuw. Vrije dagen, vakantie of een kantoorsluiting werden door klager niet geaccepteerd. Verweerster meent dat haar ten aanzien van de communicatie niets kan worden verweten.

4.3    Klachtonderdeel 3

         Klager betaalde € 226,-- per maand aan alimentatie en verlangde dat dit bedrag zou worden verlaagd. Omdat M. met een alimentatieprocedure niet bijzonder zou worden belast en daarin ook niet door de rechtbank zou worden betrokken, heeft verweerster ermee ingestemd deze procedure nog namens klager te voeren. De aanloop naar de zitting verliep ongelukkig. Verweerster had ingestemd met een zittingsdatum, zonder rekening te houden met een door klager opgegeven verhindering. Die had verweerster over het hoofd gezien en daarvoor heeft verweerster haar excuses aangeboden. Verweerster heeft een afweging gemaakt en ervoor gekozen de zitting toch te laten doorgaan. Daardoor moest klager zijn vakantie uitstellen. De stukken zijn correct ingediend bij de rechtbank. Uit de laatste financiële stukken bleek dat klager voldoende draagkracht had om de reeds vastgestelde alimentatie te blijven betalen. Daarop heeft verweerster met een beroep op de nieuwe wetgeving  geprobeerd om er het hoogst haalbare voor klager uit te halen. Pas een dag voor de zitting heeft verweerster de eis gewijzigd. Naast nihilstelling voor klager vroeg verweerster alimentatie van klagers ex-partner, dit in verband met de gewijzigde verblijfplaats van M. Dat was inderdaad laat, maar niet anders mogelijk in verband met de overvolle agenda van verweerster. Verweerster heeft een afweging gemaakt en besloten om de door klager op 21 augustus 2012 toegezonden stukken niet in het geding te brengen omdat deze stukken niet konden bijdragen aan de uitkomst van de procedure.

4.4    Klachtonderdeel 4

         Verweerster heeft meerdere toevoegingen aangevraagd omdat er meerdere zaken waren. De eigen bijdragen zijn correct vastgesteld en ook de wijze van procederen laat geen ruimte voor voeging van zaken. Verweerster heeft klager er vooraf op gewezen dat de zaken apart behandeld zouden worden.

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes –onder meer in verband met het procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

5.3     Klachtonderdeel 1

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat met de beschikking d.d. 28 augustus 2012 de omgang in totale omvang niet was gewijzigd. Derhalve was er op dat moment geen sprake van een wijzigingsgrond die nodig is voor het herzien van de alimentatie. Derhalve acht de raad het begrijpelijk dat verweerster niet direct een wijzigingsverzoek heeft ingediend. Nadat zich alsnog gewijzigde omstandigheden hadden voorgedaan heeft verweerster in november 2012 alsnog een verzoek tot wijziging van de alimentatie ingediend. Bij beschikking d.d. 17 september 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om wijziging van de alimentatie pas kon worden gehonoreerd vanaf 29 mei 2013 omdat dit de feitelijke datum was waarop M. bij klager was gaan wonen.De raad is op basis van het voorgaande van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het tijdstip waarop zij het verzoek tot wijziging van de alimentatie heeft ingediend.

5.4     Klager heeft voorts gesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij heeft geweigerd een verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf in te dienen. De raad overweegt dat een advocaat dominuslitis is en vrij is om te bepalen welke zaken hij aanneemt en welke niet. Het stond verweerster vrij om te besluiten geen andere procedures dan de alimentatieprocedure voor klager te voeren. Verweerster heeft dit herhaaldelijk kenbaar gemaakt aan klager, die desgewenst een andere advocaat in de arm had kunnen nemen. De raad is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en zal het eerste onderdeel van de klacht als ongegrond afwijzen.

5.5     Klachtonderdeel 2

          Verweerster heeft klagers stelling, dat zijniet of nauwelijks terugbelde als klager daarom verzocht, gemotiveerd weersproken. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ter zake dit onderdeel van de klacht niet het geval. Ook dit onderdeel van de klacht moet  derhalve ongegrond worden verklaard.

5.6     Klachtonderdeel 3

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat klager ten gevolge van een fout van verweerster aangaande de planning van een zitting zijn vakantie heeft moeten verzetten. Verweerster heeft hiervoor haar excuses aangeboden. De raad overweegt dat niet iedere fout tot de conclusie leidt dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat daar bij deze fout geen sprake van is.

5.7     Klager heeft voorts gesteld dat verweerster te laat een aanvullend verzoek heeft ingediend. Verweerster heeft erkend dat zij pas de dag voorafgaand aan de zitting het aanvullend verzoek heeft gedaan om ten laste van klagers ex-partner een alimentatie ten bedrage van € 42,-- per maand vast te stellen. Klager is echter door deze late indiening niet in zijn belangen geschaad, nu zijn ex-partner met het verzoek heeft ingestemd en de rechtbank het verzoek heeft behandeld. De raad is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop zij de alimentatieprocedure heeft behandeld. Klachtonderdeel 3 is dan ook eveneens ongegrond.

5.8     Klachtonderdeel 4

          De raad overweegt dat ook bij samenhangende zaken meerdere toevoegingen kunnen worden aangevraagd en verkregen. De Raad voor Rechtsbijstand beoordeelt iedere toevoegingsaanvraag en ieder declaratieverzoek en houdt bij die beoordeling rekening met samenhangende zaken. Niet is gebleken dat verweerster misbruik heeft gemaakt van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Ook het vierde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.9     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.F.E. Kikken, J.J.M. Goumans , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 13 april 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

en per e-mail verzonden aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       verweerder/verweerster

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl