ECLI:NL:TADRSHE:2015:83 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 44 - 2015

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:83
Datum uitspraak: 03-04-2015
Datum publicatie: 13-04-2015
Zaaknummer(s): OB 44 - 2015
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dat klager het niet eens is met de tegen hem ingestelde vordering betekent niet dat de advocaat van de wederpartij zijn belangen nodeloos heeft geschaad. Beoordeling van een geschil in een alimentatiekwestie is voorbehouden aan de civele rechter. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 3 april 2015

in de zaak OB 44 - 2015

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 12 maart 2015 met kenmerk 48/14/106K , door de raad ontvangen op 13 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerster trad op voor de ex-echtgenote van klager in een alimentatiekwestie.

1.2         Verweerster heeft bij brief dd. 27 februari 2013 klager gesommeerd tot betaling van een bedrag ad € 2.842,24 aan achterstallige partneralimentatie en een bedrag ad € 3.173,67 aan achterstallige kinderalimentatie. Klager heeft hierop gereageerd bij brief dd. 3 maart 2013. Verweerster heeft op 2 april 2013 de deurwaarder opdracht gegeven de beschikking van de rechtbank, waarbij de alimentatieverplichting was vastgesteld, te betekenen en de alimentatieachterstand te incasseren. 

1.3         De heer D. heeft de gevorderde achterstallig alimentatie aan de deurwaarder voldaan. Klager heeft vervolgens het betaalde in een procedure bij de Kantonrechter teruggevorderd.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

verweerster bij het incasseren van achterstallige alimentatie voor haar cliënte onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klager. Het betaamt verweerster niet om bedragen te innen waarvan zij had kunnen weten dat deze al betaald waren. Verweerster had, zoals klager haar gevraagd heeft, haar werk opnieuw moeten doen.

3.            VERWEER   

3.1         Klager en de cliënte van verweerster verschillen van mening over hetgeen wel of niet door klager aan de cliënte van verweerster betaald moest worden. Dit geschil is onderwerp van een civiele procedure. Verweerster heeft steeds de belangen van haar cliënte behartigd. Dat was haar rol en haar taak. Het enkele feit dat klager als tegenpartij het niet eens was met de hoogte van de vordering van de cliënte van verweerster maakt dat niet anders.

3.2         Verweerster handelt niet in strijd met enige gedragsregel als zij in opdracht van haar cliënte alimentatie incasseert, die haar cliënte in haar visie niet betaald heeft gekregen, na die mening kritisch te hebben getoetst, zelfs als achteraf zou blijken dat de rechter haar daarin niet in het gelijk zou stellen.

4.           BEOORDELING

    4.1         De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.3         De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn of haar cliënt(e) te behartigen op een wijze die hem of haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.4         De cliënte van verweerster was van oordeel dat klager zijn verplichtingen uit hoofde van het tussen partijen in 2000 gesloten convenant niet geheel was nagekomen. Verweerster is vervolgens in opdracht van haar cliënte overgegaan tot incasso van de door haar cliënte vermeende vordering. Verweerster heeft klager eerst gesommeerd tot betaling over te gaan en bij uitblijven daarvan executiemaatregelen aangekondigd. Verweerster heeft de vordering van haar clienten met stukken onderbouwd.

4.5         Klager was het niet eens met de hoogte van de vordering, maar is uiteindelijk toch tot betaling aan de deurwaarder overgegaan. Na betaling heeft klager in rechte terugbetaling van het door hem betaalde gevorderd.

4.6         Vast staat dat klager en de cliënte van mening verschilden over de door klager aan de cliënte van verweerster nog verschuldigde partner- en kinderalimentatie. Verweerster trad op voor de wederpartij van klager en hoefde daarbij in beginsel slechts met haar belangen rekening te houden. Dat klager het niet eens was met de tegen hem ingestelde vordering betekent niet dat verweerster de grens die haar tegenover klager vrijstond, heeft overschreden. Uit de aan de raad overgelegde stukken is hiervan niet gebleken. De beoordeling van het geschil in de alimentatiekwestie tussen partijen is voorbehouden aan de civiele rechter.

4.7         Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster te maken valt, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 3 april  2015.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 april 2015

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.