ECLI:NL:TADRSHE:2015:52 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 182 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:52
Datum uitspraak: 23-02-2015
Datum publicatie: 27-02-2015
Zaaknummer(s): ZWB 182 - 2014
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft griffierecht niet tijdig voldaan, waardoor klager niet ontvankelijk is verklaard in door hem ingesteld hoger beroep. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht gegrond; enkele waarschuwing

Beslissing van 23 februari 2015

in de zaak ZWB 182 - 2014

naar aanleiding van de klacht van:

                      klager

                      tegen:

                     verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 26 juni 2014 met kenmerk K13-016, door de raad ontvangen op 27 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 januari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klager bijgestaan in een alimentatiekwestie. Op 5 september 2011 heeft verweerder namens klager een appèlrekest bij het hof ingediend. Op 3 oktober 2011 moest het daarvoor verschuldigde griffierecht aan het hof betaald zijn. Klager heeft het griffierecht op 30 september 2011 aan verweerder betaald. Verweerder heeft vervolgens pas op 4 oktober 2011, derhalve 1 dag te laat, het griffierecht aan het hof betaald.

2.2      Op 8 december 2011 vond de mondelinge behandeling bij het hof plaats. Daarbij is de vraag aan de orde gekomen of klager ontvankelijk was in zijn appèl nu het griffierecht te laat was betaald. Op 22 december 2011 heeft het hof een beschikking gewezen en bepaald dat klager niet ontvankelijk was. Op 29 december 2011 heeft verweerder de beschikking van het hof aan klager doorgezonden en klager bericht dat hij niet ontvankelijk was verklaard.

2.3      Bij mail van 22 maart 2012 heeft verweerder aan klager bericht dat hij het bankafschrift waarop de betaling van klager zichtbaar was pas op 4 oktober heeft ontvangen en daardoor te laat voor betaling van het griffierecht heeft gezorgd. Bij brief van 16 mei 2012 heeft de gemachtigde van klager verweerder aansprakelijk gesteld voor de door hem gemaakte beroepsfout. Verweerder heeft dit schrijven op 25 mei 2012 doorgeleid naar zijn verzekeraar. Deze reageerde bij brief van 17 juli 2012 en erkende dat door verweerder een beroepsfout is gemaakt, maar gaf aan dat er geen reden zou zijn tot het betalen van schadevergoeding omdat door klager geen schade als gevolg van de beroepsfout was geleden.

2.4      Klager heeft zich uiteindelijk per brief van 30 juli 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder een beroepsfout heeft gemaakt door niet tijdig het griffierecht te voldoen waardoor klager niet ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep.

4          VERWEER

4.1      Verweerder erkent dat door hem een beroepsfout is gemaakt. Verweerder geeft enerzijds aan dat het griffierecht te laat is betaald omdat het bankafschrift waaruit de bijschrijving van de betaling van klager blijkt pas op 4 oktober 2011 door hem is ontvangen en anderzijds dat zijn administratief medewerkster wegens ziekte afwezig was en derhalve pas op 4 oktober 2011 het griffierecht aan het hof heeft betaald, terwijl dat op 3 oktober 2011 had moeten gebeuren.

4.2      Verweerder benadrukt dat hij klager op het moment dat hij de fout ontdekte direct heeft geïnformeerd en klager heeft gewezen op de mogelijke gevolgen. Verweerder heeft bovendien getracht om de fout te herstellen door tijdens de zitting van 8 december 2011 te bepleiten dat slechts sprake was van een zeer geringe termijnoverschrijding die verschoonbaar zou moeten zijn.

4.3      Nadat het hof klager niet ontvankelijk had verklaard, heeft verweerder klager uitgenodigd voor een gesprek op kantoor, maar daar wenste klager niet op in te gaan. Verweerder heeft vervolgens, toen hij door klager aansprakelijk werd gesteld, direct zijn verzekeraar ingeschakeld en deze heeft het standpunt ingenomen dat er wel sprake is van een beroepsfout, maar dat geen schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking zou komen. Dat standpunt kan verweerder niet worden verweten. Verweerder is daarnaast van mening dat hij adequaat op de kwestie heeft gereageerd en dat hem derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5          BEOORDELING

5.1      Klager verwijt verweerder dat hij een beroepsfout heeft gemaakt. Dat wordt door verweerder niet betwist. Dat er een beroepsfout is gemaakt, staat derhalve vast. Klager heeft verweerder vervolgens aansprakelijk gesteld en verweerder heeft de zaak doorgeleid naar zijn beroepsaansprakelijkheids­verzekering. Door de verzekering is uiteindelijk een juridisch standpunt namens verweerder ingenomen met betrekking tot de door klager beweerdelijk geleden schade. Verweerder heeft, door op deze wijze te handelen, civielrechtelijk de juiste weg gevolgd.

5.2      De raad dient vervolgens te beoordelen of verweerder in tuchtrechtelijke zin enig verwijt kan worden gemaakt. Het niet tijdig betalen van griffierecht met als gevolg de niet ontvankelijkheid in hoger beroep valt te kwalificeren als een tuchtrechtelijk laakbare beroepsfout. Zulks geldt temeer nu verweerder in eerste instantie, zo blijkt uit de in het geding gebrachte stukken en hetgeen ter zitting is besproken, niet direct heeft erkend dat door hem een fout was gemaakt. De raad wijst op de e-mail van verweerder aan klager van 29 december 2011 waarin verweerder aangeeft dat het hof klager niet ontvankelijk heeft verklaard, wat hij een vreemde beslissing vindt. In zijn mail wordt door verweerder met geen woord gerept over de door hem gemaakte fout die deze niet ontvankelijkheid heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft verweerder op 22 maart 2012 een mail aan klager gestuurd met de volgende tekst:

“Naar aanleiding van uw e-mail van 9 maart treft u bijgaand een kopie aan van een bankafschrift waaruit blijkt dat op 3 oktober 2011 dit afschrift naar ons kantoor is verzonden. Op 4 oktober 2011 hebben wij dit ontvangen, derhalve te laat.”

Desgevraagd heeft verweerder tijdens de mondelinge behandeling weliswaar aangegeven dat hij hiermee niet heeft bedoeld te zeggen dat klager te laat heeft betaald maar, gelet op de bewoordingen van de betreffende e-mail, is de raad van oordeel dat klager deze mail wel zo op heeft kunnen vatten. Dat kan verweerder kwalijk worden genomen. Verweerder had onomwonden aan moeten geven dat hij het griffierecht te laat had betaald en derhalve een fout had gemaakt. Verweerder heeft derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht van klager is dan ook gegrond.

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2015 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 23 februari 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.    

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl