ECLI:NL:TADRSHE:2015:35 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 61 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:35
Datum uitspraak: 09-02-2015
Datum publicatie: 11-02-2015
Zaaknummer(s): L 61 - 2014
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door overtreding van gedragsregel 12. Verweerder heeft weliswaar confraternele correspondentie overgelegd, maar heeft hiervoor zijn excuses aangeboden, terwijl klager verweerder niet de gelegenheid heeft geboden om de brief aan het gerechtshof in te trekken. Onder die omstandigheden kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klacht ongegrond.

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak L 61-2014

naar aanleiding van de klacht van:

                                        klager

                                        tegen:

                                        verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 13 maart 2014 met kenmerk DOK396 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014. Verschenen zijn een kantoorgenoot van klager en verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 13 maart 2014 met bijlagen;

-     De nagekomen brief van verweerder d.d. 24 november 2014 met bijlagen;

-     De nagekomen brief van de kantoorgenoot van klager d.d. 3 december 2014.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager is de advocaat van de wederpartij van de cliënten van klager. Door de cliënten van klager is in april 2007 een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt aangaande de beroepsaansprakelijkheid van de cliënten van verweerder. Hangende de bodemprocedure heeft verweerder een verzoekschriftprocedure aanhangig gemaakt, teneinde door middel van een voorlopig getuigenverhoor inlichtingen te vergaren omtrent enkele stellingen van zijn cliënten. In eerste aanleg is dit verzoek door de rechtbank afgewezen. Verweerder heeft tegen de afwijzing appel aangetekend.

2.2      Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de voorzittend raadsheer aan partijen de suggestie gedaan om, in plaats van het mogelijk horen van getuigen, gezamenlijk aan de Belastingdienst te vragen of deze bereid is om informatie te verstrekken aan partijen.

2.3      Verweerder heeft vervolgens een tekstvoorstel toegestuurd voor een gezamenlijk verzoek aan de Belastingdienst. Klager heeft dit tekstvoorstel overgenomen en heeft het informatieverzoek bij brief d.d. 11 september 2013 aan de Belastingdienst toegestuurd.

2.4      De Belastingdienst heeft bij brief d.d. 30 september 2013 afwijzend op het verzoek om informatie te verstrekken gereageerd, nu dat de belastingheffing niet dient. Klager heeft deze brief doorgestuurd aan verweerder met het verzoek het hof te berichten dat de Belastingdienst niet bereid was om informatie te verstrekken.

2.5      Bij e-mailbericht d.d. 9 oktober 2013 heeft verweerder aan klager bericht dat in zijn visie de reactie van de Belastingdienst rechtens onjuist was. Bij zijn brief heeft verweerder een conceptbrief aan de Belastingdienst gevoegd met het verzoek aan klager om voor verzending zorg te dragen. Bij e-mailbericht d.d. 22 oktober 2013 heeft verweerder aan klager medegedeeld dat hij nog niets van klager had vernomen naar aanleiding van zijn e-mailbericht d.d. 9 oktober 2013 en heeft hij klager gevraagd om een afschrift van de aan de Belastingdienst verzonden brief.

2.6      Omdat klager niet bereid was de door verweerder geredigeerde conceptbrief aan de Belastingdienst te verzenden, heeft klager bij brief d.d. 22 oktober 2013 aan het hof bericht dat de Belastingdienst niet bereid was om informatie te verstrekken. Klager heeft verweerder een kopie gestuurd van die brief.

2.7      Op 23 oktober 2013 heeft verweerder een brief gestuurd naar het hof, waarvan hij aan klager op 24 oktober 2013 een afschrift heeft gestuurd. Bij deze brief was gevoegd de tussen klager en verweerder gevoerde correspondentie, zoals genoemd onder overweging 2.5.

2.8      Op 20 november 2013 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder. Bij e-mailbericht d.d. 21 november 2013 heeft verweerder zijn excuses aangeboden aan klager. Verweerder heeft de deken gevraagd om een bemiddelend gesprek, welk gesprek op 17 januari 2014 heeft plaatsgevonden. Bij gelegenheid van dat gesprek heeft verweerder wederom zijn excuses aangeboden. Bij e-mailbericht d.d. 14 februari 2014 heeft klager de deken bericht dat hij de klacht wenste te handhaven.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

in strijd met het bepaalde in Gedragsregel 12 op 23 oktober 2013 aan het Gerechtshof een brief heeft gestuurd en daarbij zonder overleg met en toestemming van klager confraternele correspondentie heeft overgelegd. 

4          VERWEER

4.1      Het is juist dat verweerder, zonder voorafgaand overleg met klager, bij brief d.d. 23 oktober 2013 confraternele correspondentie aan het hof heeft toegestuurd. Verweerder heeft zich niet gerealiseerd dat hij confraternele correspondentie bij zijn brief had gevoegd. Indien verweerder zich dat wel had gerealiseerd, had hij de correspondentie niet als producties bijgevoegd. Verweerder heeft klager hiervoor bij e-mailbericht d.d. 21 november 2013 zijn excuses aangeboden.

4.2      Verweerder kan de actie om hierover een klacht bij de deken in te dienen niet plaatsen. In het verleden hebben de beide advocaten elkaar altijd welwillend benaderd. Zo heeft verweerder, toen een kantoorgenoot van klager feiten onjuist aan de rechtbank had gepresenteerd, zonder verdere omhaal de gelegenheid tot rectificatie geboden. Indien klager aan verweerder de mogelijkheid tot rectificatie had geboden, zou verweerder van die mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. Echter, klager heeft verweerder die gelegenheid niet gegeven.

5          BEOORDELING

Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.1      Gedragsregel 12 lid 1 bepaalt dat op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere in rechte geen beroep mag worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder op 23 oktober 2013 aan het hof een brief heeft gestuurd en daarbij zonder overleg met en toestemming van klager confraternele correspondentie heeft overgelegd.   

5.2      Derhalve staat vast dat verweerder de in gedragsregel 12 neergelegde norm heeft overtreden. Echter, het enkele feit dat een gedragsregel is overtreden levert niet in alle gevallen een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten op. Bij de beantwoording van de vraag of de advocaat van een overtreding van een in een gedragsregel neergelegde norm een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt dienen de feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan in aanmerking te worden genomen. De raad acht in casu relevant dat verweerder voor de hem verweten gedraging tot tweemaal zijn excuses aan klager heeft aangeboden. Voorts blijkt uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht dat klager verweerder niet heeft gevraagd om de brief d.d. 23 oktober 2013, waarbij gevoegd de confraternele correspondentie, in te trekken c.q. het hof te verzoeken die brief als niet verzonden te beschouwen.

5.3      Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de raad mee dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de overtreding van de in gedragsregel 12 neergelegde norm. De raad zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-     de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl