ECLI:NL:TADRSHE:2015:272 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 94-2015

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:272
Datum uitspraak: 14-12-2015
Datum publicatie: 18-12-2015
Zaaknummer(s): ZWB 94-2015
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Aan verweerder, die namens klager als eisende partij in een arbeidsgeschil met een werknemer een dagvaarding had uitgebracht, kan niet worden verweten dat hij in dat geschil namens de verkeerde partij heeft gedagvaard, aangezien klager desgevraagd door verweerder aan laatstgenoemde onder meer kenbaar had gemaakt dat de betreffende werknemer bij de eenmanszaak van klager werkzaam was. Klacht ongegrond

Beslissing van 14 december 2015 in de zaak  ZWB 94-2015

naar aanleiding van de klacht van:

     Klager

                      tegen:

                       Verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 17 juni 2015, met kenmerk K14-138b, door de raad ontvangen op 19 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 oktober 2015 in aanwezigheid van v erweerder. Klager is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     het klachtdossier.

2          FEITEN

2.1.    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting onweersproken is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2     Verweerder heeft klager vanaf 2 april 2013 bijgestaan in een arbeidsrechtelijke procedure. Deze handelde over een relatiebeding van  een ex-werkneemster [hierna te noemen: X] van de eenmanszaak van klager, V.  Administratie, wier arbeidsovereenkomst op 18 januari 2013 werd beëindigd. Op  1 februari 2013 heeft klager een koopovereenkomst gesloten waarbij bovengenoemde onderneming werd verkocht aan V. Holding B.V. Op 2 april 2013 heeft klager X namens V. Administratie gesommeerd. Bij e-mail d.d. 17 mei 2013 heeft klager verweerder geschreven dat X werkzaam was bij V. Administratie waarvan hij 100% eigenaar was en is en dat er inmiddels een BV was opgericht maar dat daardoor het relatiebeding niet verviel.

2.3     Op 5 september 2013 heeft verweerder namens klager, handelend onder de naam V. Administratie, een dagvaarding uitgebracht jegens X. Bij vonnis van 10 september 2014 heeft de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vordering afgewezen en daartoe, kort gezegd, overwogen dat de eenmanszaak van klager alleen nog op papier bestond en geen bedrijfsdebiet meer had dat beschermd moest worden. Voorts heeft de kantonrechter nog overwogen dat, bij gebreke van een rechtsgeldige overdracht van het relatiebeding aan V. Holding BV vanwege het ontbreken van een mededeling van de overdracht aan X, aan de besloten vennootschap geen vorderingsrecht toekomt en zij geen belang heeft om de boetes op te eisen.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een dagvaarding heeft uitgebracht namens de verkeerde partij.

3.2      Ter toelichting van deze klacht heeft klager -zakelijk weergegeven- het volgende gesteld:

3.3      Verweerder heeft de dagvaarding uitgebracht namens V. Administratie maar had moeten dagvaarden namens V. Holding BV omdat deze de betreffende relatiebedingen had overgenomen. Verweerder wist dit, dan wel had dit kunnen weten omdat hij dit aan de orde had gesteld bij zijn eerste afspraak met verweerder over de zaak. Op advies van verweerder is ervoor gekozen de dagvaarding namens klager uit te brengen. De kantoorgenoot van verweerder heeft de betreffende overnameovereenkomst opgesteld. Daarnaast was verweerder op de hoogte van de e-mailwisselingen waaronder steeds de naam van de besloten vennootschap stond en vanwege de overeenkomst van borgtocht waaruit volgt dat de partner van klager borg staat voor betalingen met de besloten vennootschap.

4          VERWEER

4.1     Het verweer houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.

Verweerder wist tot aan de comparitie niet van het bestaan van V. Holding B.V. De overnameovereenkomst werd hem pas na de comparitie ter hand gesteld. Verweerder had geen aanleiding om te veronderstellen dat klager de eenmanszaak had overgedragen. Klager stelde nog steeds eigenaar van de eenmanszaak te zijn, de eenmanszaak was nog ingeschreven in het handelsregister, klager schreef verweerder aan uit hoofde van V. Administratie, nota’s stonden op naam van V. Administratie en correspondentie en de dagvaarding, beide namens V. Administratie, zijn aan klager in concept voorgelegd en akkoord bevonden. De kantonrechter heeft de vordering niet afgewezen omdat de verkeerde partij is gedagvaard, maar omdat de eisende partij V. Administratie een eenmanszaak is die enkel nog op papier bestaat en geen te beschermen bedrijfsdebiet meer heeft, en omdat van de overdracht geen mededeling is gedaan aan de wederpartij.

5.      BEOORDELING

5.1    Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden.    De          nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1           januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1           januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline        derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die      tot 1 januari 2015 gold.

5.2     Uit het dossier blijkt dat verweerder, nadat de gemachtigde van X bij e-mail aan klager op 17 mei 2013 aan de orde had gesteld dat klager mogelijk niet meer zelf werkzaam was bij de onderneming waarmee X het concurrentiebeding was overeengekomen, hiernaar op diezelfde datum expliciet heeft geïnformeerd         bij klager. Klager heeft hierop, bij e-mail van eveneens 17 mei 2013, aan verweerder medegedeeld dat X werkzaam was bij V. Administratie, dat hij daarvan nog 100 % eigenaar was en dat er inmiddels een BV was opgericht maar dat daardoor het relatiebeding niet verviel. Naar het oordeel van de raad behoefde verweerder uit deze informatie van klager niet af te leiden dat klager V. Administratie aan de holding had verkocht en dat laatstgenoemde de relatiebedingen had overgenomen. De raad overweegt in dit verband tevens dat klager, nadat hij de koopovereenkomst had gesloten, X ook nog heeft aangeschreven uit hoofde van V. Administratie. Verweerder heeft bovendien onweersproken gesteld dat klager concepten heeft ontvangen van de door verweerder opgestelde brieven en de dagvaarding zodat klager tijdig is geïnformeerd over de persoon die in de dagvaarding als eisende partij zou worden gesteld. Klager heeft ter zake niet gereageerd. Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat klager, voordat de kantonrechter hier om vroeg, verweerder heeft geïnformeerd over de verkoop van V. Administratie. Nog afgezien van het feit dat verder uit het dossier niet blijkt  dat een kantoorgenoot van klager van de koopovereenkomst op de hoogte was, blijkt niet dat verweerder zijn rechtsbijstand in opvolging van een kantoorgenoot verleende. Verweerder kan dus ook uit dien hoofde niet bekend worden verondersteld met het bestaan van de koopovereenkomst. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat ook uit het handelsregister niet bleek dat V.  was verkocht. Daarnaast geldt dat in de overeenkomst van borgtocht V. Holding BV niet wordt genoemd, zodat de stellingen van klager ter zake dienen te worden gepasseerd. Tot slot wordt nog overwogen dat klager in zijn klacht stelt dat in zijn e-mailwisseling met verweerder de ondertekening zijnerzijds steeds plaatsvond door “W”. Zonder nadere toelichting, die klager niet heeft gegeven, kan de raad niet anders dan tot de slotsom komen dat klager daarmee het oog heeft op een andere onderneming dan V. Holding BV, zodat  niet duidelijk wordt welke partij naar de mening van klager als eisende partij had moeten worden opgenomen in de dagvaarding.

5.3     Gelet op deze gang van zaken kan aan verweerder niet worden verweten dat hij onvoldoende heeft doorgevraagd bij klager, terwijl onvoldoende aannemelijk is geworden dat verweerder op andere wijze van de koopovereenkomst op de hoogte had kunnen zijn. Niet blijkt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.

6        BESLISSING

6.1    De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts , voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers, A.J.F. van Dok, S.A.R. Lely, L.R.G.M. Spronken leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2015

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 14 december 2015

verzonden aan:

-          klager

-          verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland- West -  Brabant

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door

-        klager

-           verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland- West- Brabant.

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 2053701 . Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

088 - 2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl .