ECLI:NL:TADRSHE:2015:258 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 27 - 2015

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:258
Datum uitspraak: 30-11-2015
Datum publicatie: 09-12-2015
Zaaknummer(s): ZWB 27 - 2015
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Het schriftelijk en zonder voorbehoud onjuist informeren van een cliënt omtrent de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het incasseren van een bedrag waarop verweerder geen recht had is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat verweerder geen contact kreeg met cliënt doet hier niet aan af nu hij had moeten volstaan met een verwijzing naar de opvolgend advocaat of de cliënt zelf. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Beslissing van 30 november 2015

in de zaak ZWB 27-2015

naar aanleiding van de klacht van:

     Klager

                      tegen:

                      Verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 februari 2015, met kenmerk K14-104, door de raad ontvangen op 20 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 oktober 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       Het klachtdossier;

-       Een brief van klager aan de raad d.d. 1 maart 2015 met bijlagen;

-       Een brief van klager aan de raad d.d. 3 mei 2015;

-       Een brief van de deken in het arrondissement Zeeland West Brabant aan de Haagse Orde van Advocaten d.d. 1 juni 2015;

-       Een brief van klager aan de raad d.d. 14 september 2015.

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting (onweersproken) is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerder heeft klager bijgestaan in een letselschadezaak. Op 12 september 2012 heeft de rechtbank Leeuwarden eindvonnis gewezen en  de wederpartij van klager veroordeeld tot betaling van een bedrag van                  € 181.706,85 in verband met verlies aan verdienvermogen en € 10.000,- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 1994 tot de dag der voldoening. De wederpartij is bij voornoemd vonnis veroordeeld in de proceskosten vastgesteld op                        € 24.745,27.

2.3      Op 18 februari 2013 heeft de wederpartij om een herstelvonnis gevraagd. Op 20 februari 2013 heeft de deurwaarder aan verweerder laten weten dat er een bedrag was ontvangen van € 290.591,19. Bij e-mail d.d. 22 februari 2013 heeft klager laten weten dat hij benieuwd was naar de stand van zaken met betrekking tot de deurwaarder (afrekening) en verzocht om contact te hebben over zijn zaak. Op 11 maart 2013 heeft verweerder de deurwaarder verzocht de executie van voornoemd vonnis aan te houden en de geïncasseerde bedragen te storten op zijn derdengeldenrekening.

2.4      Op 15 maart 2013 heeft de deurwaarder € 250.000,- op de derdengeldenrekening van verweerder gestort en op 18 maart 2013 een bedrag van € 39.500,-. Op 19 maart 2013 heeft de secretaresse van verweerder klager hiervan telefonisch op de hoogte gesteld en hem verzocht zijn bankrekeningnummer door te geven. Op 25 maart 2013 is € 250.000,- aan klager doorbetaald.

2.5      Op 26 maart 2013 heeft klager verzocht om ook de rest van het door verweerder ontvangen bedrag te voldoen. Op 27 maart 2013 heeft verweerder per e-mail aan klager laten weten ervan uit te gaan dat van het ontvangen bedrag van ruim  € 24.000,- betrekking had op gerechtelijke kosten en dat hij opdracht had gegeven om het restant van ongeveer            € 15.000,- naar klager over te boeken.

2.6      Op 28 maart 2013 heeft klager verzocht om een uitkeringsspecificatie. Op diezelfde dag heeft verweerder klager bij e-mail gevraagd wat hij bedoelde met “uitkeringsspecificatie”. In een mail van 28 maart 2013 verwijst klager naar een uitkeringsspecificatie van de deurwaarder/A. waaruit zou moeten blijken dat het bedrag van € 24.754,73 betrekking had op proceskosten.

2.7      Het resterende bedrag van € 14.754,73 is door verweerder op 28 maart 2013 aan klager overgemaakt. Op 29 maart 2013 heeft verweerder per e-mail de brieven van de deurwaarder met betrekking tot de uitgekeerde bedragen aan klager toegezonden.

2.8      De rechtbank heeft op 17 april 2013 een herstelvonnis gewezen. Bij e-mail d.d. 19 april 2014 heeft verweerder het herstelvonnis aan klager doorgezonden en daarbij vermeld dat hiertegen ingevolge artikel 31 lid 4 Rv geen voorziening open stond.

2.9      Bij e-mail d.d. 1 mei 2013 heeft klager aan verweerder laten weten dat hij van diens verdere diensten af ziet en heeft hij de zaak overgedragen aan een andere advocaat.

2.10    De opvolgend advocaat van klager heeft tegen het herstelvonnis van 17 april 2013 beroep aangetekend. Het gerechtshof Arnhem Leeuwarden heeft het herstelvonnis bij arrest d.d. 1 juli 2014 vernietigd en het verzoek om verbetering van het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden afgewezen.

2.11    Op 25 september 2012 heeft verweerder de eindafrekening toegezonden aan de schadebemiddelaar van A.. Bij e-mail d.d. 3 oktober 2013 heeft de deurwaarder aan verweerder verzocht of de zaak nog langer moest worden aangehouden. Naar aanleiding van een pro forma afrekening van de deurwaarder d.d. 25 februari 2014 heeft verweerder verzocht om een door de deurwaarder berekend bedrag van € 127,63 te storten op zijn kantoorrekening.

3          KLacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1.      Niet op eerste verzoek een “uitkeringsspecificatie” te verstrekken;

2.      Een (te hoog) bedrag ten behoeve van zijn declaratie achter te houden op        zijn derdengeldenrekening;

3.      Klager niet tijdig en volledig te informeren over de geïncasseerde gelden;

4.       De kosten van de deurwaarder te verrekenen met aan klager toekomende gelden;

5.      Het aan de deurwaarder betaalde bedrag niet op juistheid te controleren;

6.       Na het eindvonnis zijn einddeclaratie direct door te zenden aan de schadebehandelaar van A., zonder klager op de hoogte te stellen en zonder diens toestemming;

7.       Ten onrechte te stellen dat tegen het herstelvonnis geen rechtsmiddel open stond;

8.       Op 1 mei 2013 aan klager mee te delen dat A. met de betaling van      € 290.591,19 een vergissing in klagers voordeel heeft gemaakt;

9.       Bij de financiële afwikkeling van de zaak een bedrag van € 127,63 van de deurwaarder te ontvangen en te behouden zonder klager daar over te informeren;

10.     Klager ervan te betichten dat het procesdossier op zijn verzoek niet naar de rechtsbijstandsverzekeraar is gestuurd.

4          VERWEER

4.1      Het verweer houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:

         Ad.1     Het verzoek om een uitkeringsspecificatie was verweerder          aanvankelijk onduidelijk. Nadat bleek dat klager doelde op de specificatie waaruit blijkt dat de proceskosten € 24.754,73 bedroegen, is door hem per        direct aan het verzoek voldaan;

         Ad 2. Klager was ervan op de hoogte dat de rechtsbijstandsverzekeraar          achterstallig was met betalen. Verweerder had er het volste vertrouwen in dat          klager er geen bezwaar tegen had dat hij de proceskostenvergoeding zou          aanwenden voor vergoeding van de door verzekeraar verschuldigde          rechtsbijstandskosten;

         Ad 3.    Op 15 maart 2013 betaalde de deurwaarder € 250.000,- en op 18          maart 2013 een bedrag van € 39.000,-. Hierop heeft de secretaresse van          verweerder gevraagd om klagers bankrekening. Op 25 maart 2013 is dit bedrag onder inhouding van de proceskosten aan hem doorbetaald;

         Ad 4.    De kosten van de deurwaarder zijn door de deurwaarder ingehouden       en niet door verweerder;

         Ad 5. In afwachting van het herstelvonnis heeft verweerder bewust verzocht          om verdere executie aan te houden en de reeds geïncasseerde gelden op          zijn derdenrekening te laten storten;

         Ad 7.    De vermelding dat het instellen van beroep ingevolge artikel 31 lid 4          Rv niet mogelijk was, was een voorlopig oordeel;

         Ad 9. Omdat hij van klager geen enkele reactie meer ontving heeft          verweerder de deurwaarder de suggestie gedaan om het bedrag van       €127,63 op zijn kantoorrekening te storten;

         Ad 10. Uit een brief van klager d.d. 4 juni 2012 aan zijn verzekeraar blijkt dat          klager zich daar inderdaad tegen verzette.

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold.

5.2      Ten aanzien van klachtonderdelen 1 en 3.

                        De raad stelt voorop dat de advocaat gehouden is de aan hem     toevertrouwde belangen met voortvarendheid te behartigen en dat van hem    mag worden verwacht dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van de zaak. De    raad stelt in dit verband vast dat klager bij e-mail d.d. 22 februari 2013 heeft   verzocht om telefonisch contact, onder andere in verband met de afrekening        van de deurwaarder. Verweerder heeft, nadat hij op 15 maart 2013 de       betreffende bedragen daadwerkelijk op zijn derdengeldenrekening had           ontvangen, klager daarvan binnen vier dagen op de hoogte laten stellen en      onmiddellijk na diens verzoek om het resterende bedrag te voldoen, d.d. 27     maart 2013, uitleg verstrekt omtrent de ontvangen bedragen en de        doorbetaling daarvan aan klager. Nadat klager op 28 maart 2013 meer     specifiek om een “uitkeringsspecificatie” had gevraagd heeft verweerder bij       klager nagevraagd wat hij daarmee bedoelde en na diens toelichting de         verzochte informatie  per e-mail van 29 maart 2013 aan klager toegezonden.      Hoewel het beter zou zijn geweest als verweerder direct op klagers e-mail          d.d. 22 februari 2013 had gereageerd, kan gelet op het bovenstaande niet     worden geoordeeld dat verweerder zo lang heeft gewacht met het informeren van klager dat hem daarvan een verwijt in tuchtrechtelijke zin kan worden     gemaakt, noch dat hij klager onvolledig omtrent de geïncasseerde gelden           heeft geïnformeerd. Klager heeft daarna niet meer om aanvullende informatie verzocht zodat verweerder mocht aannemen dat daarmee voldoende aan   klagers verzoek was tegemoet gekomen. De raad zal deze klachtonderdelen   ongegrond verklaren.

5.3      Ten aanzien van klachtonderdeel 2

Nu uit het vonnis van de rechtbank Leeuwarden blijkt dat het  bedrag van     € 24.745,27 ter zake proceskosten is toegewezen, kan verweerder naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij dit bedrag heeft achtergehouden totdat duidelijk was aan wie dit bedrag toekwam. Dat het bedrag toekwam aan klager is niet gebleken, zodat niet kan worden geconcludeerd dat verweerder zonder klagers expliciete toestemming zijn kosten voor rechtsbijstand met aan klager toekomende gelden heeft verrekend. Dat de wederpartij op dit bedrag, vanwege een vordering op klager, een bedrag in mindering heeft gebracht doet hier niet aan af. Het bedrag van de verrekening diende immers niet ten laste van verweerder  komen. Het onderhavige klachtonderdeel slaagt derhalve niet en zal ongegrond worden verklaard.

5.4      Ten aanzien van klachtonderdeel 4

Uit brieven de deurwaarder van respectievelijk 20 februari en 14 maart 2013 blijkt dat de deurwaarder een bedrag van € 290.591,19 heeft ontvangen en dat hij daarvan aan verweerder een bedrag van € 289.500,00 heeft doorbetaald. Dat verweerder de kosten van de deurwaarder heeft verrekend

met aan klager toekomende gelden, zoals door klager betoogd, is derhalve feitelijk onjuist. De deurwaarder heeft het hem toekomende bedrag voor zijn werkzaamheden in mindering gebracht op het doorbetaalde bedrag. Daarvan kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Als gevolg daarvan dient de klacht op dit onderdeel ongegrond te worden verklaard.

5.5      Ten aanzien van klachtonderdeel 5

Klager heeft ter zake dit onderdeel van de klacht naar voren gebracht dat de verzekeraar minder heeft betaald dan het bedrag waartoe zij krachtens het vonnis van de rechtbank verplicht was. Dat het verweerder onduidelijk was dat het bedrag niet conform het vonnis was dan wel dat hij zich van de juistheid daarvan niet voldoende heeft vergewist, blijkt niet uit het dossier. Verweerder heeft dienaangaande aangevoerd dat hij bewust heeft verzocht om de incasso aan te houden in afwachting van een eventueel herstelvonnis. Nu niet duidelijk was of het vonnis in rechte stand zou houden acht de raad dit niet onredelijk. Dat verweerder ter zake onzorgvuldig  heeft gehandeld door de betaling aan de deurwaarder niet te controleren, blijkt gelet op het bovenstaande niet. De klacht zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

5.6      Ten aanzien van klachtonderdeel 6

Uit de door klager overgelegde e-mailcorrespondentie tussen verweerder en de heer M. K. d.d. 19 oktober 2012 en 9 november 2012, leidt de raad af dat verweerder de eindafrekening heeft verzonden hangende de beroepstermijn, maar dat hij dit deed in het kader van een snelle afwikkeling van de zaak en dat hij daarbij tevens heeft aangedrongen op berusting in het vonnis door beide partijen. Nu het vonnis voor klager gunstig was, had deze er baat bij dat de zaak snel zou worden afgewikkeld zodat klager daardoor niet in zijn belangen is geschaad. De raad zal de klacht op dit onderdeel eveneens ongegrond verklaren.

5.7      Ten aanzien van klachtonderdeel 7

De raad stelt vast dat verweerder in zijn e-mail aan klager d.d. 19 april 2013, expliciet en zonder voorbehoud heeft geschreven dat tegen de herstelbeschikking ingevolge artikel 31 Rv  helaas geen voorziening open stond. Dat het hier ging om een voorlopige conclusie, zoals verweerder in verweer stelt, vindt naar het oordeel van de raad geen steun in de tekst van bovengenoemde e-mail. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij de cliënt schriftelijk en juist informeert over de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen. Nu verweerder dit niet heeft gedaan zal de klacht op dit onderdeel gegrond zal worden verklaard.

5.8  Ten aanzien van klachtonderdeel 8

Verweerder heeft geen specifiek verweer gevoerd ten aanzien van dit klachtonderdeel. Derhalve kan aangenomen worden dat verweerder aan klager heeft meegedeeld dat A. met de uitbetaling van € 290.591,19 een vergissing in klagers voordeel heeft gemaakt. In aanmerking nemend dat verweerder deze uitlating heeft gedaan in de veronderstelling dat geen hoger beroep meer mogelijk was, is deze mededeling op zichzelf genomen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre komt aan dit klachtonderdeel naast klachtonderdeel 7 geen zelfstandige betekenis toe. Klachtonderdeel 8 zal dan ook ongegrond verklaard worden.

                  5.9  Ten aanzien van klachtonderdeel  9

Dat verweerder door de deurwaarder een bedrag van € 127,63 heeft laten overmaken op zijn kantoorrekening valt hem naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk te verwijten. De proceskosten waren reeds door de deurwaarder voldaan zodat voor verweerder duidelijk was dat hij op dit bedrag geen recht had. Dat hij met klager geen contact kreeg doet daar niet aan af. Verweerder had met betrekking tot de afwikkeling van het betreffende bedrag ten opzichte van de deurwaarder moeten volstaan met een verwijzing naar de opvolgend advocaat van klager of naar klager zelf. De raad zal derhalve ook dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

              5.10  Ten aanzien van klachtonderdeel 10

                        Ter zitting heeft verweerder in dit verband verklaard dat hij zich, ten tijde van                                                         zijn eerdere schriftelijk verweer, per abuis heeft laten misleiden door de   brief van klager d.d. 4 juni 2012 aan de VVAA waaruit volgt dat klager     aanvankelijk geen inzage wilde geven in zijn dossier. Niet blijkt dat             verweerder klager in zijn verweerschrift op dit punt bewust in een kwaad             daglicht heeft willen stellen.        Hoewel verweerder in het eerdere    verweerschrift zorgvuldiger had kunnen zijn, is deze misslag naar het oordeel             van de raad niet van zodanige aard dat ter zake aan verweerder een             tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

              6       MAATREGEL

6        De raad is van oordeel dat in het onderhavige geval de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden is. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

7        BESLISSING

7.1    De raad van discipline:

-           Verklaart de klachtonderdelen 7 en 9 gegrond;

-           Verklaart de klacht in al haar overige klachtonderdelen ongegrond.

-           Legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2015.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2015

verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

en per e-mail aan:

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-        klager

-     de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 2053701 . Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

088 - 2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl .