ECLI:NL:TADRSHE:2015:24 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 106 - 20114

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:24
Datum uitspraak: 26-01-2015
Datum publicatie: 28-01-2015
Zaaknummer(s): L 106 - 20114
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder zijn werkzaamheden onvoldoende zorgvuldig te hebben verricht. Tussen het sluiten van het dossier en het indienen van de klacht zijn 14 jaar verstreken. Die termijn is dusdanig lang dat verweerder geen klacht meer hoefde te verwachten. Verweerster is derhalve niet ontvankelijk. Verzet ongegrond.

Beslissing van 26 januari 2015

in de zaak L 106 - 2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 april 2014 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 22 april 2014   met kenmerk DOK 14-034 , door de raad ontvangen op 23 april 2014 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 29 april 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 6 mei 2014 is verzonden aan klaagster.

1.3      Bij brief van 16 mei 2014, door de raad ontvangen op 19 mei 2014 , heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 december 2014 in aanwezigheid van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster heeft de raad bij brief van 6 november 2014 bericht niet aanwezig te zullen zijn.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klaagster d.d. 16 mei 2014;

-                 de nagekomen brief van klaagster d.d. 6 november 2014 met bijlagen.

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder de belangen van klaagster tijdens de echtscheidingsprocedure onvoldoende heeft behartigd.

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in dat klaagster geen verwijt kan worden gemaakt van de termijn die zij heeft laten verstrijken tussen de verweten gedragingen en het indienen van de klacht, omdat klaagster lange tijd met gezondheidsklachten te maken heeft gehad, waardoor zij niet in staat was om eerder een klacht tegen verweerder in te dienen.

4          VERWEER

4.1      De klacht is niet binnen een redelijke termijn ingediend en dient daarom als niet ontvankelijk te worden afgewezen. Verweerder kan zich het verloop van de zaak van klaagster niet meer herinneren en het dossier is inmiddels vernietigd. De klacht is bovendien op geen enkele manier onderbouwd,, laat staan bewezen.

5          BEOORDELING

5.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

5.2      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

5.3      Het feit dat klaagster stelt, dat zij jarenlang door gezondheidsproblemen niet in staat is geweest om te klagen maakt dat niet anders. In het tuchtrecht gelden weliswaar geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht, maar een klacht moet wel binnen een dusdanig redelijke termijn worden ingediend, dat de verweerder nog in staat is om zich daartegen te verweren. In dit geval is er een periode van 14 tot 10 jaar verstreken tussen het verrichten van de werkzaamheden en het indienen van de klacht. Die periode is dusdanig lang dat verweerder er geen rekening meer mee hoefde te houden dat zijn optreden nog ter discussie zou worden gesteld. Het verzet van klaagster is dan ook ongegrond.

5.4      Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, W.H.N.C. van Beek, P.A.M. van Hoef, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2015.

griffier                                                               voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 27 januari 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerder

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.