ECLI:NL:TADRSHE:2015:236 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 49 - 2015

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:236
Datum uitspraak: 02-11-2015
Datum publicatie: 04-11-2015
Zaaknummer(s): L 49 - 2015
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verweerder heeft niet gehandeld in strijd met gedragsregel 7. Geen sprake van: dezelfde kwestie, vertrouwelijk of zaaksgebonden informatie of redelijke bezwaren zijdens klaagster. Klacht ongegrond

Beslissing van 2 november 2015

in de zaak L49-2015

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 25 maart 2015 met kenmerk DOK14-155 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 september 2015. Ter zitting is verweerder verschenen . Klaagster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 25 maart 2015 met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klaagster in het verleden bijgestaan in een familierechtelijke kwestie. Klaagster en verweerder zijn beiden actief in de paardensport. Klaagster heeft verweerder op een springconcours aangesproken omdat zij een juridisch probleem had, waarop verweerder klaagster heeft gevraagd om haar vraag per e-mail aan hem voor te leggen.

2.2      Bij e-mailbericht d.d. 3 januari 2014 te 11:06 uur heeft klaagster verweerder bericht dat zij een paard had gekocht, dat kreupel bleek en dat zij zich afvroeg of de koop ongedaan kon worden gemaakt, of zij een schadevergoeding kon eisen en of zij de verkoper hierover kon aanschrijven.

2.3      Bij e-mailbericht d.d. 3 januari 2014 te 12:27 uur heeft verweerder op het e-mailbericht van klaagster gereageerd en heeft hij haar een aantal vragen gesteld. Verweerder heeft klaagster gevraagd of zij het paard bij aankoop had laten keuren, of zij bij aankoop een recent keuringsrapport had gekregen, of er bij het rapport foto’s voorhanden waren en wanneer klaagster voor het eerst bij de verkoper had gereclameerd.

2.4      Bij e-mailbericht d.d. 3 januari 2014 te 13:28 uur heeft klaagster verweerder bericht dat zij het paard niet had laten keuren, dat zij de verkoper had aangeschreven over de gebreken, dat zij de verkoper twee weken de tijd had gegeven om te reageren en dat zij nu in afwachting was van zijn reactie.

2.5      Verweerder heeft niet op het laatste e-mailbericht van klaagster gereageerd.

2.6      Eind mei 2014 is verweerder benaderd door de heer D., zijnde de verkoper van het hierboven bedoelde paard. De heer D. was door klaagster gedagvaard en wilde door verweerder worden bijgestaan in de gerechtelijke procedure. Op 4 juni 2014 heeft verweerder zich namens de heer D. gesteld. Op 2 juli 2014 heeft verweerder namens de heer D. een conclusie van antwoord ingediend. De rechtbank Limburg, sector kanton, locatie Roermond, heeft vervolgens bepaald dat op 7 oktober 2014 een comparitie van partijen moest plaatsvinden.

2.7      Bij brief d.d. 26 september 2014 heeft de advocaat van klaagster verweerder verzocht om zich terug te trekken als advocaat van de heer D., nu verweerder zou handelen in strijd met Gedragsregel 7. Bij e-mailbericht d.d. 26 september 2014 heeft verweerder klaagsters advocaat bericht dat hij niet voornemens was om zich terug te trekken omdat hij klaagster in deze kwestie niet had bijgestaan en ook geen voorkennis had over deze kwestie.

2.8      De rechtbank Limburg, sector kanton, locatie Roermond, heeft op 19 november 2014 vonnis gewezen, waarbij klaagsters vordering is afgewezen.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

                        zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling.

3.2      Toelichting

Klaagster is een voormalig cliënte van verweerder. Nadat klaagster verweerder over de kwestie had gesproken op een springconcours heeft zij hem een mail had gestuurd met alle van belang zijnde gegevens over de zaak. Verweerder heeft om meer informatie gevraagd, die klaagster hem heeft toegestuurd, maar daarna heeft zij niets meer van hem vernomen. Verweerder heeft vertrouwelijke en zaaksgebonden informatie van klaagster ontvangen, voordat hij D ging bijstaan. Aldus handelt verweerder in strijd met gedragsregel 7.

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft niet in strijd met gedragsregel 7 gehandeld. Het stond verweerder vrij om voor D op te treden. Verweerder heeft in het verleden slechts eenmaal voor klaagster opgetreden in een familierechtelijke kwestie, die geen enkel verband hield met de onderhavige kwestie. Verweerder heeft geen vertrouwelijke of zaaksgebonden informatie van klaagster ontvangen. In het tweetal e-mailberichten van klaagster d.d. 3 januari 2014 is niet meer informatie vermeld dan in klaagsters dagvaarding. In de e-mailberichten zijn de naam van het paard, de geboortedatum van het paard en de naam van de wederpartij niet genoemd. Klaagsters e-mailbericht d.d. 3 januari 2014 bevat slechts algemene rechtsvragen, die verweerder fatsoenshalve heeft beantwoord. Klaagster heeft verweerder geen opdracht gegeven om de zaak in behandeling te nemen.

4.2      Nadat verweerder zich op 4 juni 2014 voor de heer D. had gesteld, heeft klaagster geen bezwaar gemaakt tegen verweerders optreden. Ook toen verweerder de conclusie van antwoord indiende had klaagster geen bezwaar. Eerst kort voor de comparitie van partijen op 26 september 2014 heeft de advocaat van klaagster geëist dat verweerder zich zou terugtrekken.

5          BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

              5.2     De raad overweegt dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalig cliënt. Dit volgt uit gedragsregel 7 lid 4. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt.

              5.3     Deze uitgangspunten leiden slechts uitzondering indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in gedragsregel 7 lid 5 òf indien beide partijen overeenkomstig gedragsregel 7 lid 6 op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf hebben ingestemd met het optreden namens één van beide partijen tegen de andere partij. Nu van de situatie zoals omschreven in gedragsregel 7 lid 6 geen sprake is, dient de raad te beoordelen of is voldaan aan de in gedragsregel 7 lid 5 genoemde voorwaarden.

              5.4    V oorwaarde 1 van lid 5

De eerste voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in regel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien de aan de advocaat toevertrouwde of toe te vertrouwen belangen niet betreffen dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot van hem, de aan de advocaat toevertrouwde belangen of toe te vertrouwen belangen ook geen verband hielden of houden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is.

5.5     Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat verweerder klaagster in het verleden enkel heeft bijgestaan in een familierechtelijke kwestie die geen enkel verband hield met de onderhavige kwestie. Aldus is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van 'dezelfde kwestie' of van een ter zake doend verband tussen de aangelegenheid waarin verweerder eerder voor klaagster heeft opgetreden en die waarin verweerder voor de heer D. optrad. Daarmee is aan de voorwaarde van lid 5 sub 1 van Gedragsregel 7 voldaan.

5.6    Voorwaarde 2 van lid 5

De tweede voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in regel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien de advocaat of zijn kantoorgenoot niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van zijn voormalige cliënt of bestaande cliënt, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het bedrijf van de voormalige cliënt of de bestaande cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt of de bestaande cliënt.

5.7     Voorwaarde 2 van lid 5 spreekt aldus van vertrouwelijke informatie dan wel zaaksgebonden informatie die bovendien van belang kan zijn voor de zaak tegen de voormalige cliënt. Uit de e-mailcorrespondentie tussen klaagster en verweerder d.d. 3 januari 2014 is naar het oordeel van de raad van dergelijke informatie niet gebleken. De e-mailcorrespondentie bevat slechts informatie van algemene aard en in de e-mailcorrespondentie zijn niet meer of andere feiten en omstandigheden vermeld dan in de door klaagster uitgebrachte dagvaarding zijn opgenomen. Aldus is niet gebleken dat verweerder, toen hij de heer D. ging bijstaan, beschikte over van klaagster afkomstige concrete vertrouwelijke informatie dan wel zaaksgebonden informatie die van belang kon zijn voor de zaak tegen klaagster. De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat voldaan is aan het bepaalde in gedragsregel 7 lid 5 sub 2.

5.8    Voorwaarde 3 van lid 5

De derde voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in regel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien ook overigens niet van redelijke bezwaren is gebleken aan de zijde van de voormalige of de bestaande cliënt of aan de zijde van de partij, die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat klaagster, toen haar verweerders stelbrief d.d. 4 juni 2014 onder ogen kwam, geen bezwaren heeft geuit tegen verweerders optreden. Ook bij gelegenheid van het door verweerder indienen van de conclusie van antwoord heeft klaagster geen bezwaar gemaakt. Eerst kort voordat de comparitie van partijen zou plaatsvinden heeft klaagsters advocaat verweerder verzocht om zich terug te trekken.

5.9     De raad is van oordeel dat uit klaagsters klachtbrief niet blijkt van “redelijke bezwaren” in de zin van Gedragsregel 7 lid 5 sub 3. Van enig redelijk bezwaar aan de zijde van klaagster, anders dan dat zij heeft gesteld dat verweerder vertrouwelijke en zaaksgebonden informatie tot zijn beschikking had, is niet gebleken.

5.10   De conclusie is dat naar het oordeel van de raad aan de voorwaarden van Gedragsregel 7 lid 5 is voldaan. Van bijzondere omstandigheden die aan het optreden van verweerder voor de heer D in de weg hebben gestaan, is niet gebleken. Verweerder heeft mitsdien niet gehandeld in strijd met hetgeen een advocaat betaamt. De klacht is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden , bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015 .

griffier                                                                        voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 2 november 2015

verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover deze ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door

-          klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl