ECLI:NL:TADRSHE:2015:223 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 54 en OB 55 - 2015
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2015:223 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-10-2015 |
Datum publicatie: | 14-10-2015 |
Zaaknummer(s): | OB 54 en OB 55 - 2015 |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | OB 54-2015 Nieuwe feiten of omstandigheden waarmee klager ten tijde van het indienen van zijn klachten in de klachtzaak OB54-2015 redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn, die ertoe zouden noodzaken dat de raad zich andermaal over het optreden van verweerster in deze zaak buigt, zijn niet gesteld noch gebleken. Verzet ongegrond. OB 55 - 2015 Klacht dat verweerster klagers claim niet heeft doorgeleid aan haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is een nieuwe klacht waarover niet eerder is geoordeeld. Verzet gegrond; terug verwijzing naar deken voor nader onderzoek. |
Beslissing van 12 oktober 2015
in de zaken OB54 en 55 - 2015
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 mei 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brieven aan de raad van 9 april 2015 met de kenmerken 48|14|162K en 48|14|187K , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klachten ter kennis van de raad gebracht.
1.2 In de klachtzaak OB54-2015 heeft de voorzitter van de raad bij beslissing van 4 mei 2015 klachtonderdeel 1 als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen en klachtonderdeel 2 als kennelijk ongegrond afgewezen. Deze beslissing is op 11 mei 2015 verzonden aan klager en verweerster.
1.3 In de klachtzaak OB55-2015 heeft de voorzitter van de raad bij beslissing van 4 mei 2015 de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Deze beslissing is op 11 mei 2015 verzonden aan klager en verweerster.
1.4 Bij brief d.d. 22 mei 2015, op 26 mei 2015 door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beide beslissingen van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 augustus 2015 in aanwezigheid van klager. Verweerster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 22 mei 2015 .
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissingen van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
2.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
In klachtzaak OB54-2015:
1. verweerster blijft liegen (zie haar brief dd. 8 maart 2012) omtrent de mogelijkheid van het instellen van het rechtsmiddel van cassatie tegen het arrest van het gerechtshof dd. 21 februari 2012;
2. verweerster weigert de naam van haar beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar door te geven terwijl klager bij die verzekeraar een claim wil indienen.
In klachtzaak OB55-2015:
verweerster volhardt in haar weigering om de naam van haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan klager door te geven, terwijl klager bij die verzekeraar een claim wil indienen.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in:
- De klacht OB 54-2015 moet wel ontvankelijk worden verklaard, omdat klager niet eerder hiervan op de hoogte was.
- De klacht OB 55-2015 is niet juist omschreven: verweerster weigert de claim zelf bij de verzekering in te dienen, waardoor zij klagers claim saboteert.
4 BEOORDELING
4.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
4.2 Naar de raad begrijpt bedoelt klager in zijn verzetschrift naar voren te brengen dat de klacht in klachtzaak OB55-2015 ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er sprake is van een novum en voorts dat de voorzitter de klacht in klachtzaak OB54-2015 niet juist heeft geformuleerd, omdat klager bedoeld heeft te stellen dat verweerster heeft geweigerd om de claim zelf bij de verzekering in te dienen.
4.3 Klachtzaak OB 55 - 2015:
De voorzitter heeft in klachtzaak OB 54-2015 reeds geoordeeld dat het verweerster tuchtrechtelijk niet valt aan te rekenen, dat zij niet heeft gereageerd op het verzoek van klager om de naam van haar verzekeraar aan hem door te geven. De voorzitter heeft in de klachtzaak OB 55-2015 terecht overwogen dat een klacht waarop reeds is beslist, niet opnieuw aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Klager heeft in verzet gesteld dat er sprake is van een novum nu zou zijn gebleken dat de zitting bij het Hof d.d. 10 februari 2012 een comparitie na aanbrengen was. De raad is evenwel van oordeel dat nieuwe feiten of omstandigheden waarmee klager ten tijde van het indienen van zijn klachten in de klachtzaak OB54-2015 redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn en die ertoe zouden noodzaken dat de raad zich andermaal over het optreden van verweerster in deze zaak buigt, niet zijn gesteld noch gebleken. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.4 Klachtzaak OB 54 - 2015:
In verzet heeft klager betoogd dat de voorzitter de klacht niet juist heeft geformuleerd, omdat klager bedoeld heeft te stellen dat verweerster heeft geweigerd om de claim zelf bij de verzekering in te dienen. Uit de aan de raad overgelegde klachtbrief van klager aan de deken d.d. 27 november 2014 blijkt naar het oordeel van de raad dat klager inderdaad erover heeft geklaagd dat verweerster klagers claim niet heeft doorgeleid aan haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. De raad stelt vast dat dit een nieuwe klacht betreft, die niet eerder door de tuchtrechter is beoordeeld. Dit betekent dat de beslissing van de voorzitter van 4 mei 2015 in zoverre niet in stand kan blijven en dat het verzet, voor zover het is gericht tegen de beslissing van de voorzitter over klachtonderdeel 2 in de klachtzaak OB54-2015, gegrond is. De raad zal, met inachtneming van het voorgaande, de klacht opnieuw beoordelen.
4.5 De raad stelt bij de beoordeling van deze klacht voorop dat de verplichting om ter zake van het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid verzekerd te zijn op onaanvaardbare wijze aan waarde zal inboeten indien het de advocaat vrij zou staan naar eigen goeddunken op grond van een eigen opvatting van zijn aansprakelijkheid te bepalen of hij, aansprakelijk gesteld voor het vergoeden van schade, al dan niet gebruik zal gaan maken van die verzekering. Uitgangspunt dient derhalve te zijn dat aanmelding van een aansprakelijkheidstelling in beginsel zo spoedig mogelijk dient te gebeuren (Vgl. Hof van Discipline 6122, 19 maart 2012).
4.6 Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan de raad niet vaststellen of verweerster de aansprakelijkheidsstelling met bekwame spoed heeft doorgeleid naar haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. De raad is van oordeel dat zij op grond van de voorhanden stukken niet tot een beoordeling van dit klachtonderdeel kan komen alvorens duidelijkheid is verkregen over de vraag of, en zo ja, wanneer verweerster de aansprakelijkheidsstelling heeft doorgeleid naar haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. De raad zal de zaak derhalve terugverwijzen naar de deken voor nader onderzoek en hem verzoeken om over zijn bevindingen te rapporteren aan de raad.
BESLISSING
De raad van discipline:
1. verklaart het verzet in klachtzaak OB55-2015 ongegrond;
2. verklaart het verzet in klachtzaak OB54-2015 gegrond en verwijst de zaak terug naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant voor nader onderzoek als bedoeld in overweging 4.6 met het verzoek om – nadat klager in de gelegenheid zal zijn gesteld om op de bevindingen van de deken te reageren – zo mogelijk binnen een maand na ontvangst van de reactie van klager te rapporteren aan de raad;
3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère - Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M. Spronken, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 oktober 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
en per email aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.