ECLI:NL:TADRSHE:2015:221 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 62 - 2015

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:221
Datum uitspraak: 12-10-2015
Datum publicatie: 14-10-2015
Zaaknummer(s): L 62 - 2015
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet naar behoren te communiceren over de zittingsdata, door in een namens klaagster verzonden stelbrief een onjuiste achternaam te vermelden en door geen behoorlijk onderbouwd schriftelijk advies uit te brengen over de kans van slagen van hoger beroep. Niet gebleken dat verweerder in andere procedure geen goed onderbouwd bezwaarschrift heeft ingediend, noch dat hij de medische informatie te laat heeft opgevraagd. Klacht (gedeeltelijk)gegrond. Enkele waarschuwing

Beslissing van 12 oktober 2015

in de zaak L62-2015

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 22 april 2015 met kenmerk DOK371 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 augustus 2015. Ter zitting zijn klaagster, vergezeld van haar echtgenoot,  en verweerder verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 22 april 2015 met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klaagster en haar echtgenoot bijgestaan vanaf november 2010. De verblijfsvergunning van klaagsters echtgenoot, die sinds 23 oktober 2010 bij klaagster verbleef, zou worden ingetrokken. Verweerder heeft klaagster en haar echtgenoot vervolgens bijgestaan in diverse procedures bij diverse instanties.

2.2      Op 8 augustus 2012 heeft klaagster een medische machtiging afgegeven. Op 14 januari 2013 heeft de behandelaar van klaagster op verzoek van verweerder medische informatie verstrekt aan verweerder. Op 4 maart 2013 heeft verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van een aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd d.d. 20 februari 2013. Op 18 maart 2013 heeft verweerder de gronden van het bezwaar ingediend, waarbij gevoegd de hierboven bedoelde medische informatie. Uiteindelijk is op 4 oktober 2013 aan klaagsters echtgenoot een verblijfsvergunning verstrekt.

2.3      In de tussentijd heeft verweerder klaagster en haar echtgenoot niet alleen bijgestaan in de vreemdelingenrechtelijke procedures, maar ook in een kwestie rondom klaagsters WWB-uitkering en in een geschil met de Belastingdienst over door klaagster ontvangen toeslagen, welke ter discussie stonden vanwege het verblijf van klaagsters echtgenoot bij klaagster zonder dat hij beschikte over een geldige verblijfsvergunning.

2.4      Verweerder heeft een bezwaarschrift ingediend bij de Belastingdienst Toeslagen, die op 24 december 2012 een beslissing op bezwaar heeft gegeven, waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard. Bij brief d.d. 10 januari 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat hij tegen deze beslissing beroep zou instellen. Verweerder heeft voor deze kwestie een toevoeging aangevraagd en verkregen. Verweerder heeft geen beroep ingesteld.

2.5      In een civielrechtelijke kwestie heeft verweerder zich bij stelbrief d.d. 28 mei 2013 bij de rechtbank als gemachtigde gesteld van klaagster. Verweerder heeft in de stelbrief abusievelijk de achternaam van klaagsters echtgenoot vermeld, in plaats van de meisjesnaam van klaagster, waardoor de stelbrief door de griffier niet is gekoppeld aan de juiste zaak. Bij vonnis d.d. 12 juni 2013 is klaagster bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en waarbij zij tevens is veroordeeld in de proceskosten.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.      klaagster en haar echtgenoot onvoldoende op de hoogte heeft gehouden, waardoor zij niet wisten wanneer een hoorzitting plaatsvond bij de gemeente Landgraaf in augustus 2013 en bij de IND in ’s-Hertogenbosch in 2011;

2.      verzuimd heeft tijdig een goed onderbouwd bezwaarschrift in te dienen tegen de beslissing inzake regulier verblijf van klaagsters echtgenoot;

3.      medische informatie betreffende klaagster pas in januari 2013 heeft opgevraagd, terwijl de machtiging daarvoor al in augustus 2012 was getekend;

4.      fouten heeft gemaakt in een procedure bij de rechtbank sector kanton, waardoor een verstekvonnis tegen klaagster werd gewezen, met alle negatieve gevolgen van dien;

5.      niet adequaat heeft gehandeld in een geschil tussen klaagster en de Belastingdienst.

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft klaagster en haar echtgenoot naar behoren bijgestaan. Klaagsters financiële problemen zijn groter geworden ten gevolge van het ontbreken van een vergunning van een verblijfsvergunning van haar echtgenoot.

4.2      Klachtonderdeel 1

Klaagster is wel op de hoogte gesteld van alle zittingen. Normaliter gebeurt dat ook schriftelijk. Bij enkele van de zittingen was klaagster niet aanwezig, omdat dit ook niet nodig was. De procedures waren erop gericht om tijd te rekken zodat klaagsters echtgenoot tijd zou hebben om zijn papieren in orde te maken.

4.3      Klachtonderdeel 2

Verweerder heeft wel een goed onderbouwd bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing inzake regulier verblijf van klaagsters echtgenoot. Het bezwaarschrift is ingediend op 4 maart 2013 en op 18 maart 2013 heeft verweerder de gronden van het bezwaar ingediend.

4.4      Klachtonderdeel 3

Teneinde te bewerkstelligen dat de medische informatie die in het geding zou worden gebracht zo recent mogelijk was heeft verweerder gewacht met het opvragen van de medische informatie.

4.5      Klachtonderdeel 4

Er is sprake geweest van een omissie zijdens verweerder. Verweerder heeft in de stelbrief abusievelijk de achternaam van klaagsters echtgenoot vermeld, in plaats van de meisjesnaam van klaagster, waardoor de stelbrief door de griffier niet is gekoppeld aan de juiste zaak. De naam was bij de griffie namelijk geregistreerd onder klaagsters meisjesnaam. Ten gevolge daarvan is klaagsters echtgenoot bij verstek veroordeeld tot betaling.

4.6      Klachtonderdeel 5

Verweerder heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar omdat dit geen zin had. Verweerder heeft ook geprobeerd om dit aan klaagster uit te leggen. Verweerder heeft dit niet schriftelijk aan klaagster bevestigd.

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

 5.3    Klachtonderdeel 1

          De raad overweegt dat uit gedragsregel 8 volgt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Verweerder heeft gesteld dat hij klaagster op de hoogte heeft gebracht van alle zittingen en dat hij cliënten normaliter schriftelijk informeert over zittingsdata. Klaagster heeft dit uitdrukkelijk betwist. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder niet aangetoond dat hij klaagster en haar echtgenoot in de onderhavige kwestie steeds schriftelijk van de zittingsdata op de hoogte heeft gebracht. Aldus heeft verweerder niet naar behoren met klaagster en haar echtgenoot gecommuniceerd. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

5.4     Klachtonderdeel 2

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder tegen de afwijzing van een aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd d.d. 20 februari 2013 op 4 maart 2013 een bezwaarschrift heeft ingediend. Op 18 maart 2013 heeft verweerder de gronden van het bezwaar ingediend. De klacht dat verweerder heeft verzuimd om tijdig een goed onderbouwd bezwaarschrift in te dienen tegen de beslissing inzake regulier verblijf mist derhalve feitelijke grondslag, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

5.5     Klachtonderdeel 3

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder de medische informatie betreffende klaagster in januari 2013 heeft opgevraagd, terwijl klaagster de medische machtiging reeds in augustus 2012 had ondertekend en aan verweerder had geretourneerd. Verweerder heeft in dit verband naar voren gebracht dat hij tot januari 2013 heeft gewacht met het opvragen van de medische informatie teneinde te bewerkstelligen dat de medische informatie die in het geding zou worden gebracht zo recent mogelijk was. Verweerder heeft de medische informatie in maart 2013 in het geding gebracht. Deze aanpak komt de raad niet onjuist voor. Niet is gebleken dat verweerder de medische informatie te laat heeft opgevraagd, noch dat klaagster door verweerders aanpak is benadeeld. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.6     Klachtonderdeel 4

          Verweerder heeft erkend dat hij in de stelbrief abusievelijk de achternaam van klaagsters echtgenoot heeft vermeld, in plaats van de meisjesnaam van klaagster, waardoor de stelbrief door de griffier niet is gekoppeld aan de juiste zaak. Ten gevolge daarvan is klaagster bij vonnis d.d. 12 juni 2013 bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, waarbij zij tevens is veroordeeld in de proceskosten. Ofschoon klaagster ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat zij, indien zij wel in het geding zou zijn verschenen, eveneens tot betaling was veroordeeld, staat vast dat klaagster ten gevolge van een omissie zijdens verweerder bij verstek is veroordeeld. Aldus heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

5.7     Klachtonderdeel 5

Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder bij brief d.d. 10 januari 2013 aan klaagster heeft bericht dat hij tegen de beslissing op bezwaar d.d. 24 december 2012 beroep zou instellen. Verweerder heeft voor deze kwestie ook een toevoeging aangevraagd en verkregen. Verweerder heeft evenwel geen beroep ingesteld.

5.8     Verweerder heeft gesteld dat hij met klaagster heeft besproken dat hij zou afzien van het instellen van beroep omdat dit zinloos zou zijn, doch klaagster heeft dit betwist. Verweerder heeft desgevraagd verklaard dat hij een en ander niet schriftelijk aan klaagster heeft bevestigd. De raad is van oordeel dat verweerder niet heeft aangetoond dat hij uitdrukkelijk met klaagster heeft besproken dat en waarom hij zou afzien van het instellen van beroep. Naar het oordeel van de raad had het op de weg gelegen van verweerder om klaagster hierover schriftelijk een behoorlijk onderbouwd advies uit te brengen. Verweerder heeft dit nagelaten. De raad zal klachtonderdeel 5 dan ook gegrond verklaren.

5.9     De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1, 4 en 5 gegrond zijn en dat de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn.

6        MAATREGEL

6.1     Naar het oordeel van de raad heeft verweerder niet naar behoren met klaagster en haar echtgenoot gecommuniceerd, zodat de klachtonderdelen 1 en 5 gegrond moeten worden verklaard. De raad acht in deze een enkele waarschuwing een passende maatregel.

6.2     De raad acht ter zake het andere gegrond bevonden onderdeel van de klacht, klachtonderdeel 4, geen maatregel geïndiceerd, nu klaagster van het handelen van verweerder geen nadeel heeft ondervonden. Klaagster heeft immers ter zitting desgevraagd verklaard dat zij, indien zij wel in het geding zou zijn verschenen, eveneens tot betaling zou zijn  veroordeeld.

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart de klachtonderdelen 1 en 5 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing;

2.    verklaart klachtonderdeel 4 gegrond en ziet ter zake af van het opleggen van een maatregel;

3.    verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère - Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, E.J.P.J.M. Kneepkens, H.C.M. Schaeken, A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2015 .

griffier                                                                        voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 13 oktober 2015

verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-           verweerder

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover deze ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door

-          klaagster

-           de deken van de orde van advocaten te Limburg

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan de

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl