ECLI:NL:TADRSHE:2015:174 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 280 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:174
Datum uitspraak: 24-08-2015
Datum publicatie: 27-08-2015
Zaaknummer(s): L 280 - 2014
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door stukken bij het Hof te deponeren zonder daarvan een afschrift aan de advocaat van klager te sturen.  Verweerder had de stukken eerst drie dagen voor het verstrijken van de termijn waarin stukken konden worden ingediend ontvangen, heeft beoogd de belangen van zijn cliënte te behartigen en heeft in dat kader gebruik gemaakt van een processuele mogelijkheid, hetgeen hem in tuchtrechtelijke zin niet kan worden tegengeworpen. Ongegrond

Beslissing van 24 augustus 2015

in de zaak L280-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 23 oktober 2014 met kenmerk DOK14-078, door de raad ontvangen op 24 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 mei 2015. Ter zitting is verweerder verschenen . Klager heeft de raad bij faxbericht d.d. 26 mei 2015 bericht dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 23 oktober  2014 met bijlagen;

-     De nagekomen brief van klager d.d. 11 mei 2015 met bijlagen;

-     Het faxbericht van klager d.d. 26 mei 2015.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder, kantoorhoudende te H., is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Klagers ex-echtgenote is op 10 juli 2012 in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht d.d. 15 mei 2012, waarbij het verzoek van klagers ex-echtgenote tot veroordeling van klager tot betaling van kinderalimentatie was afgewezen.

2.2      In de bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: “het Hof”) aanhangige appelprocedure heeft verweerder op 4 januari 2013 ter griffie stukken gedeponeerd. Hiervan is een akte van depot opgemaakt. De stukken betroffen een vaststellingsovereenkomst en financiële bescheiden zoals jaarstukken, aangiften en aanslagen.

2.3      Verweerder heeft klagers advocaat, die gevestigd is in Maastricht, bij brief d.d. 4 januari 2013 op de hoogte gesteld van het feit dat hij de vaststellingsovereenkomst ter griffie had gedeponeerd. Verweerder heeft klagers advocaat geen afschrift van de vaststellingsovereenkomst, noch van de overige ter griffie gedeponeerde stukken toegestuurd.

2.4      Klagers advocaat is in de gelegenheid gesteld om de gedeponeerde stukken voorafgaand aan de mondelinge behandeling die gepland stond op 15 januari 2013 in te zien en heeft van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt.

2.5      Klagers advocaat heeft zowel bij brief d.d. 7 januari 2013 als tijdens de mondelinge behandeling bij het Hof op 15 januari 2013 bezwaar gemaakt tegen het feit dat verweerder de stukken heeft gedeponeerd zonder daarvan een afschrift aan klagers advocaat te sturen en heeft het Hof verzocht om de gedeponeerde stukken buiten beschouwing te laten.

2.6      Het Hof heeft bij beschikking d.d. 21 februari 2013 geoordeeld dat de door verweerder gedeponeerde stukken op grond van het Procesreglement Verzoekschriftprocedures Familiezaken Gerechtshoven buiten beschouwing moesten worden gelaten. Naar het oordeel van het Hof rustte op de gedeponeerde stukken behoudens mogelijk de vaststellingsovereenkomst geen geheimhoudingsplicht zodat de stukken hadden moeten worden ingediend op de gebruikelijke wijze.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

in een procedure een grote hoeveelheid stukken bij het Hof heeft ingediend zonder daarvan een afschrift aan de advocaat van klager te sturen. Tot die stukken behoorden een vaststellingsovereenkomst over afkoop auteursrechten en financiële bescheiden zoals jaarstukken, aangiften en aanslagen.

4          VERWEER

4.1      De ter griffie gedeponeerde stukken betroffen een aantal vertrouwelijke stukken, waaronder een vaststellingsovereenkomst over de afkoop van auteursrechten betreffende de huidige echtgenoot van verweerders cliënte. Op deze vaststellingsovereenkomst rustte volgens verweerders cliënte een absolute geheimhoudingsplicht. Verweerders cliënte wilde niet dat de stukken in het bezit van klager zouden komen omdat zij vreesde voor misbruik van de bescheiden door klager.

4.2      Klager is niet in zijn verweer geschaad omdat zijn advocaat door verweerder op de hoogte is gesteld van het feit dat de stukken waren gedeponeerd. Voorts is de advocaat van klager door het Hof in de gelegenheid gesteld om de gedeponeerde stukken voorafgaand aan de mondelinge behandeling te komen inzien, van welke gelegenheid klager en zijn advocaat ook gebruik hebben gemaakt. Tot slot zijn de stukken door het Hof buiten beschouwing gelaten. 

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2     De klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij. In dat kader heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.3     Nu de klacht ziet op het in rechte overleggen van stukken dient verweerders optreden voorts te worden getoetst aan hetgeen is bepaald in Gedragsregel 14. Op basis van Gedragsregel 14 dient de advocaat,  bij het bepalen van het tijdstip van overleggen van stukken aan de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, er rekening mee te houden dat de wederpartij een reactie daarop voldoende zorgvuldig moet kunnen voorbereiden. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van de hierboven genoemde maatstaven beoordelen.

        5.4     Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder stukken ter griffie van het Hof heeft gedeponeerd. De raad overweegt dat bij het in het geding brengen van stukken het uitgangspunt is dat van die stukken een afschrift aan de wederpartij wordt verstrekt. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen die maken dat het niet wenselijk is dat de stukken in handen komen van de wederpartij en die rechtvaardigen dat van genoemd uitgangspunt wordt afgeweken.

        5.5     Verweerder heeft in dat verband gesteld dat hij op verzoek van zijn cliënte geen afschrift van de in het geding gebrachte stukken aan klagers advocaat heeft gestuurd, omdat op een van de stukken een geheimhoudingsplicht rustte en zijn cliënte niet wilde dat de stukken in handen van klager zouden komen. Wat daar ook van zij, naar het oordeel van de raad had het op de weg gelegen van verweerder om te bezien of er een andere praktische oplossing dan het deponeren ter griffie voorhanden was die eveneens tegemoet zou komen aan de wensen van zijn cliënte. Zo had verweerder, die kantoor houdt in Heerlen, klagers advocaat, die kantoor houdt in Maastricht, kunnen aanbieden om de stukken op zijn kantoor te komen inzien, waarmee klagers advocaat een reis naar ’s-Hertogenbosch bespaard was gebleven. De raad is van oordeel dat de door verweerder gekozen oplossing, die maakte dat klagers advocaat vlak voor de zitting naar ’s-Hertogenbosch moest reizen om de stukken te kunnen inzien, ongelukkig is geweest.

        5.6     De handelwijze van verweerder is naar het oordeel van de raad echter niet zodanig dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij de stukken eerst drie dagen voor het verstrijken van de termijn waarin stukken konden worden ingediend had ontvangen. Verweerder heeft beoogd de belangen van zijn cliënte te behartigen en heeft in dat kader gebruik gemaakt van een processuele mogelijkheid, hetgeen hem in tuchtrechtelijke zin niet kan worden tegengeworpen. Klager is voorts niet in zijn belangen geschaad door het optreden van verweerder, nu zijn advocaat in de gelegenheid is gesteld om de gedeponeerde stukken voorafgaand aan de mondelinge behandeling in te zien, van welke gelegenheid ook gebruik is gemaakt en de gedeponeerde stukken door het Hof buiten beschouwing zijn gelaten. 

5.7     De raad komt tot de slotsom dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken, N.M. Lindhout-Schot , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 augustus 2015 .

griffier                                                                        voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2015

verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-           verweerder

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover deze ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door

-         klager

-           de deken van de orde van advocaten te Limburg

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl