ECLI:NL:TADRSHE:2015:16 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 322 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:16
Datum uitspraak: 06-01-2015
Datum publicatie: 15-01-2015
Zaaknummer(s): L 322 - 2014
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen overtuigend bewijs dat klaagster aan haar hypothecaire verplichtingen had voldaan. Advocaat is niet verplicht er in zijn opgen kansloze kort geding procedure op te starten. Advocaat mag in afwachting van toevoegingsaanvraag voorschot vragen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van  6 januari  2015

in de zaak L 322-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg  van 17 december 2014 met kenmerk DOK 14-139 , door de raad ontvangen op 18 december 2014 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

                      1.1         Klaagster was verwikkeld in een geschil met X betreffende (de hoogte                                        van) een betalingsachterstand van de maandelijkse hypothecaire                                                verlichtingen van klaagster jegens X.

    1.2         X heeft klaagster bij brief dd. 15 januari 2014 bericht dat de betalingsachterstand was opgelopen tot een bedrag ad € 12.407,06. X heeft bij brief dd. 21 januari 2014 de hypothecaire lening opgezegd en een exploit aan klaagster doen betekenen, waarbij de openbare verkoop van de woning van klaagster op 20 maart 2014 werd aangezegd. Klaagster heeft zich begin maart 2014 tot verweerder gewend.      

    1.3         Op 11 maart 2014 heeft een eerste gesprek tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft klaagster tijdens dit gesprek geadviseerd af te zien van een kort geding tot schorsing c.q. staking van de aangekondigde openbare verkoop.

    1.4         Verweerder heeft op 13 maart 2014 een opdrachtbevestiging aan klaagster toegezonden. Verweerder heeft klaagster erop gewezen dat zij bij afwijzing van de toevoegingsaanvraag klaagster aan hem een uurtarief ad € 200, - per uur verschuldigd zou zijn.

    1.5         Verweerder heeft op 13 maart 2014 een toevoegingsaanvraag ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand. Bij beslissing dd. 11 april 2014 is de toevoegingsaanvraag afgewezen, in verband met overschrijding van de wettelijk vastgestelde grenzen van het vermogen van klaagster. Verweerder heeft klaagster per e-mail dd. 15 april 2014 op de hoogte gesteld van de afwijzing van de aanvraag. Verweerder heeft klaagster in deze e-mail geïnformeerd over de mogelijkheid tot het aanvragen van peiljaarverlegging. De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing dd. 23 mei 2014 het verzoek tot peiljaarverlegging afgewezen.

     1.6        Verweerder heeft per e-mail dd. 27 maart 2014 een voorschotnota aan kaagster toegezonden onder de mededeling dat deze door haar, zoals met haar was afgesproken, in twee termijnen kon worden voldaan. Klaagster heeft per e-mail dd. 2 april 2014 aan verweerder bericht dat zij de helft van de nota voor doorbetaling had klaargezet.

      1.7       Verweerder heeft zich op 13 maart 2014 gewend tot X met een verzoek tot aanhouding van de openbare verkoop in verband met nader te verrichten onderzoek. X heeft verweerder op 14 maart 2014 bericht dat de veiling alleen zou worden ingetrokken wanneer de volledige achterstand vermeerderd met de notariskosten zouden worden voldaan. Op 20 maart 2014 heeft de openbare verkoop van de woning van klaagster plaatsgevonden.

      1.8       Verweerder heeft per e-mail dd. 14 april 2014 de door klaagster per e-mail dd. 10 april 2014 aan hem voorgelegde vraag, waarom geen kort geding tegen X had plaatsgevonden, beantwoord.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet (zoals deze gold tot 1 januari 2015, hierna Advocatenwet te noemen) doordat:

1.    verweerder klaagster verkeerd heeft geïnformeerd en geadviseerd; waardoor het vermogen van klaagster is afgenomen.

2.    verweerder aan klaagster een voorschotdeclaratie heeft toegezonden, terwijl een toevoeging voor gefinancierde rechtsbijstand was aangevraagd;

3.           VERWEER

    3.1         Verweerder heeft in redelijkheid geprobeerd een oplossing voor de problemen van klaagster te vinden. De problemen waren al in 2010 ontstaan. Klaagster is tot maart 2014 bijgestaan door haar vaste advocaat te Den Haag, die klaagster op het allerlaatste moment naar een advocaat in Limburg heeft doorverwezen. Aangezien klaagster de juistheid van haar stellingen niet op overtuigende wijze kon aantonen en geen deugdelijk bewijs van de door haar gedane betalingen, waaruit bleek dat de door X gestelde betalingsachterstand onjuist was, heeft kunnen overleggen, was nader onderzoek naar de rentebetalingen door klaagster op de hypothecaire leningen noodzakelijk. Verweerder achtte het voeren van een kort geding -onder deze omstandigheden- zinloos.

    3.2         Verweerder heeft twee maal telefonisch overleg gevoerd met X. Deze bleek, bij uitblijven van betaling van de betalingsachterstand, niet bereid de aangekondigde openbare verkoop uit te stellen, aangezien zij reeds vanaf 2011 in onderhandeling was met klaagster. Verweerder heeft klaagster, ter voorkoming van de openbare verkoop van haar woning, geadviseerd om een (groot gedeelte) van de betalingsachterstand te voldoen. Hoewel klaagster stelde over andere financiële bronnen te beschikken en (een gedeelte ) van de betalingsachterstand te zullen voldoen, is betaling door klaagster achterwege gebleven.

    3.3         De voorgaande advocaat heeft verweerder bericht steeds op betalende basis voor klaagster werkzaamheden te hebben verricht. Verweerder heeft klaagster desondanks bericht dat hij zou trachten om een toevoeging te verkrijgen, zodat hij de zaak verder op basis van gefinancierde rechtsbijstand zou kunnen behandelen. Verweerder heeft klaagster bericht dat zij er rekening mee diende te houden dat het verzoek om een toevoeging zou worden afgewezen en dat zij de werkzaamheden van verweerder in dat geval diende te betalen.

    3.4         Klaagster diende de voorschotnota, in afwachting op de beslissing op de toevoegingsaanvraag, zoals afgesproken in twee termijnen, te voldoen. Ook na de definitieve afwijzing van de toevoegingsaanvraag heeft klaagster de voorschotdeclaratie onbetaald gelaten, waarna verweerder de voorschotdeclaratie in zijn administratie heeft gecrediteerd.

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Klaagster heeft zich kort voor de aangekondigde openbare verkoop van haar woning gewend tot verweerder. Verweerder heeft klaagster geadviseerd af te zien van een in zijn visie kansloze kort geding procedure. Verweerder heeft wel getracht X te bewegen om af te zien van de openbare verkoop, althans deze uit te stellen in afwachting van nader onderzoek naar de door klaagster verrichte betalingen. X bleek hiertoe niet bereid, aangezien door X reeds vanaf 2011 met klaagster over de betalingsachterstand was gecorrespondeerd.

4.3         Het is begrijpelijk dat verweerder, bij gebrek aan overtuigend bewijs dat klaagster aan haar hypothecaire verplichtingen jegens X had voldaan, klaagster heeft geadviseerd om (een groot gedeelte van) de betalingsachterstand te betalen, om daar mee de openbare verkoop te voorkomen. Van een advocaat kan immers niet worden verwacht dat deze, bij gebrek aan overtuigend bewijs van de stellingen van zijn cliënt, een in zijn visie kansloze kortgedingprocedure aanhangig maakt. Een advocaat dient zijn cliënt juist te behoeden voor het voeren van een kansloze procedure. Door klaagster zijn geen concrete feiten en of omstandigheden aangevoerd, noch bewijs daarvan overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder klaagster verkeerd heeft geadviseerd.

4.4         Verweerder heeft bij brief dd. 13 maart 2014 aan klaagster bevestigd een toevoeging voor gefinancierde rechtsbijstand te zullen aanvragen. Hij heeft klaagster er toen tevens op gewezen dat zij er rekening mee diende te houden dat de toevoegingsaanvraag zou worden afgewezen, in welk geval klaagster de werkzaamheden van verweerder diende te betalen, onder vermelding van het door hem in rekening te brengen uurtarief. Het stond verweerder vrij om in afwachting van de beslissing op de toevoegingsaanvraag betaling van een voorschot te verlangen. Het is immers begrijpelijk dat een advocaat zekerheid van betaling van zijn kosten verlangt, voor het geval dat de toevoegingsaanvraag wordt afgewezen. Verweerder valt ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.5         Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken, zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen van de klacht ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op   6  januari 2015.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 januari 2015

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.