ECLI:NL:TADRSHE:2015:144 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 38 - 2015

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:144
Datum uitspraak: 15-06-2015
Datum publicatie: 17-06-2015
Zaaknummer(s): L 38 - 2015
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Ondanks gemaakte afspraken en herhaalde verzoeken langdurig in gebreke gebleven met aan deken verstrekken van jaar- en kwartaalcijfers. Zorgen over financiële situatie kantoor van verweerder. Dekenbezwaar gegrond; schrapping.

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak L38-2015

naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 4 maart 2015 met kenmerk K15-019, door de raad ontvangen op 5 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De griffier van de raad heeft de deken en verweerder opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 20 april 2015, waarbij verweerder in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting nadere stukken te overleggen naar aanleiding van het bezwaar van de deken.

1.3      Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van de deken en van verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 4 maart 2015 met bijlagen;

-       De brief van de heer S. aan de deken d.d. 16 april 2015.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Op 8 november 2013 hebben een lid van de Raad van Toezicht en de adjunct-secretaris van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een kantoorbezoek gebracht aan verweerders kantoor. Op 4 december 2013 is een verslag van het kantoorbezoek toegezonden aan verweerder. In het verslag zijn de gemaakte afspraken vastgelegd.

2.2      Op 7 februari 2014 hebben een lid van de Raad van Toezicht en de adjunct-secretaris een tweede kantoorbezoek gebracht aan verweerders kantoor. Op 8 februari 2014 is een verslag van het kantoorbezoek toegezonden aan verweerder. In het verslag zijn de gemaakte afspraken vastgelegd. In dit verslag, dat door verweerder voor akkoord is ondertekend, is onder meer vastgelegd dat verweerder de jaarstukken 2013 en de financiële stukken over de periode van 1 januari 2014 tot 1 februari 2014 uiterlijk op 21 februari 2014 aan het Bureau van de Orde zou toesturen.

2.3      Omdat toezending van de stukken ondanks een rappel d.d. 1 mei 2014 uitbleef, heeft de adjunct-secretaris verweerder bij brief d.d. 28 juli 2014 verzocht om de jaarstukken 2012 en 2013 alsmede de financiële stukken over de periode van 1 januari 2014 tot 30 juni 2014 uiterlijk op 31 juli 2014 aan haar toe te sturen.

2.4      Bij brief d.d. 11 augustus 2014 heeft de adjunct-secretaris de ontvangst van de jaarstukken 2012 aan verweerder bevestigd. De adjunct-secretaris heeft verweerder voorts verzocht om de jaarstukken 2013 alsmede de financiële stukken over de periode van 1 januari 2014 tot 30 juni 2014 alsnog per omgaande toe te sturen.

2.5      Bij brieven d.d. 21 augustus en 9 september 2014 heeft de adjunct-secretaris respectievelijk de deken een rappel gestuurd aan verweerder, omdat toezending van de gevraagde stukken was uitgebleven. Bij e-mailbericht d.d. 11 september 2014 heeft verweerder aan de adjunct-secretaris medegedeeld dat de jaarstukken 2013 nog niet beschikbaar waren.

2.6      Bij brief d.d. 25 november 2014 heeft de deken verweerder wederom verzocht om de gevraagde stukken per omgaande aan het Bureau van de Orde toe te sturen.

2.7      Verweerder heeft tegen zijn voormalig kantoorgenoten klachten ingediend, welke tijdens een mondelinge behandeling in de dekenkamer op 1 december 2014 zijn besproken. Bij gelegenheid van die mondelinge behandeling is tussen verweerder en zijn voormalig kantoorgenoten een minnelijke regeling tot stand gekomen.

2.8      Bij brief d.d. 11 december 2014 heeft de deken aan verweerder bevestigd dat de brief van de deken d.d. 25 november 2014 wederom onbeantwoord is gebleven en dat de gevraagde stukken, ondanks diverse rappels, niet door het Bureau van de Orde waren ontvangen. De deken heeft verweerder voorts medegedeeld dat wanneer de stukken op 20 december 2014 nog niet zouden zijn ontvangen, de deken een dekenbezwaar tegen verweerder zou indienen.

2.9      Bij e-mailbericht d.d. 16 december 2014 heeft verweerder aan de deken medegedeeld dat hij van mening is dat de verwijten van de deken onterecht zijn, dat aan hem eisen worden gesteld die aan andere advocaten niet worden gesteld en dat de samenstelling van de jaarstukken 2013 mede door toedoen van de gedragingen van voormalig kantoorgenoten niet kon plaatsvinden.

2.10    Bij brief d.d. 7 januari 2015 heeft de deken verweerder bericht dat hij betwist dat met twee maten wordt gemeten. De deken heeft gesteld dat verweerders financiële situatie zorgwekkend is en dat het de taak is van de deken om strikt de vinger aan de pols te houden, in welk kader actuele financiële gegevens worden verlangd, die een advocaat ook moet kunnen verstrekken. Gelet op de met de voormalige kantoorgenoten getroffen regeling is de deken van mening dat verweerder in staat moest zijn om de gevraagde financiële gegevens te verstrekken. De deken heeft verweerder verzocht om de gegevens uiterlijk 2 februari 2015 aan te leveren.

2.11    Bij e-mailbericht d.d. 27 januari 2015 heeft verweerder de deken medegedeeld dat hij het vertrouwen in de deken opzegt.

2.12    Op 4 maart 2015 heeft de deken tegen verweerder een dekenbezwaar ingediend.

2.13    De jaarstukken 2013 zijn alsnog door verweerder aan het Bureau van de Orde toegestuurd. Ten tijde van de zitting van de raad van 20 april 2015 is sprake van een openstaande vordering van verweerders accountant op verweerder ten bedrage van € 9.000,--. De jaarstukken 2013 vermelden een  negatief netto-resultaat van € 22.608,-- en een negatief ondernemingsvermogen van € 97.000,--.

3          BEZWAAR

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

            talrijke keren is aangeschreven om de jaarstukken ter zake het jaar 2013 en financiële bescheiden ter zake het jaar 2014 aan te reiken: tot dusver vergeefs. Op basis van diverse kantoorbezoeken zijn er zorgen over de solvabiliteit en liquiditeit.

4          VERWEER

4.1     De verwijten van de deken en de zorgen over de financiële situatie zijn onterecht. De deken stelt eisen aan verweerder die niet aan andere advocaten worden gesteld. De jaarstukken 2013 konden niet eerder gereed worden gemaakt, omdat de door verweerders voormalig kantoorgenoten ontvreemde gelden moesten worden verantwoord. In dat verband diende de vraag te worden beantwoord of deze ontvreemde gelden als oninbaar dienden te worden afgeboekt dan wel dat een voorziening diende te worden getroffen voor nog te ontvangen gelden.  Verweerder kan door toedoen van zijn voormalig kantoorgenoten zijn praktijk niet uitoefenen. De deken is van deze situatie op de hoogte. De zorgen over de solvabiliteit en liquiditeit zijn onterecht.

5          BEOORDELING

5.1      In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 37 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens bijzondere gevallen.

5.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder langdurig in gebreke is gebleven met het aanleveren van de jaarstukken 2013. Blijkens het door verweerder voor akkoord ondertekende verslag van het kantoorbezoek d.d. 7 februari 2014 is afgesproken dat verweerder de jaarstukken 2013 en de financiële stukken over de periode van 1 januari 2014 tot 1 februari 2014 uiterlijk op 21 februari 2014 aan het Bureau van de Orde zou toesturen. Verweerder is deze afspraak niet nagekomen en heeft de jaarstukken 2013, ondanks diverse verzoeken, eerst in 2015 aan de deken verstrekt. De kwartaalcijfers 2014 zijn voorts nog altijd niet door verweerder aan de deken verstrekt.

5.3      Door na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Verweerder is herhaaldelijk verzocht om het aanleveren van de gevraagde financiële stukken. Kennelijk heeft verweerder zijn kantooradministratie niet op orde. Verweerder heeft naar voren gebracht dat er sprake is van een geschil tussen hem en zijn voormalig kantoorgenoten. Deze omstandigheid ontslaat een advocaat echter niet van de verplichting om zijn kantooradministratie op orde te houden, noch van de verplichting om aan de deken de gevraagde financiële bescheiden over te leggen. Van toereikende gronden om in de gegeven omstandigheden de deken de gevraagde inlichtingen te weigeren is de raad niet gebleken.

5.4      De raad is van oordeel dat verweerder, door ondanks herhaalde verzoeken van de deken na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen, niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal het bezwaar van de deken dan ook gegrond verklaren.

6          MAATREGEL

6.1      In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen toezicht te houden op een behoorlijke uitoefening van de praktijk alsmede op een behoorlijke financiële praktijkvoering. Het was in dat kader dat de deken, gelet op signalen die hem bereikten over de zorgelijke financiële situatie van het kantoor van verweerder, verweerder verzocht hem nader te informeren over de (kwartaal)cijfers van zijn kantoor.

6.2      Verweerder heeft nagelaten de deken nader te informeren en gemaakte afspraken daaromtrent na te komen. Het belemmeren van de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening rechtvaardigt als zodanig al een zware tuchtrechtelijke maatregel.

6.3      Het onderhavige bezwaar staat echter niet op zichzelf. In de periode van 4 januari 2010 tot 25 november 2013 is verweerder 16 maal tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij aan hem onder meer voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd.

6.4      Uit de jaarstukken 2013 blijkt naar het oordeel van de raad voorts dat de zorgen van de deken over de solvabiliteit en liquiditeit terecht zijn. Dientengevolge bestaat het risico dat de belangen van huidige en toekomstige cliënten gevaar lopen.

6.5      De ernst van de aan verweerder te maken tuchtrechtelijke verwijten en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder in aanmerking genomen, vormt de uitoefening van de praktijk door verweerder een zodanig aanzienlijk risico voor de behartiging van de belangen van huidige en toekomstige cliënten van verweerder, dat het vertrouwen in de advocatuur ernstig zou worden ondermijnd indien verweerder zijn praktijk zou mogen voortzetten. De raad zal op grond van het bovenstaande aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen, waarbij naar het oordeel van de raad het door art. 46 Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang vordert dat deze schrapping openbaar wordt gemaakt op de wijze zoals bedoeld in art. 48 lid 5 met toepassing van art. 8 lid j sub a Advocatenwet.

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart het bezwaar van de deken gegrond;

2.    legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat de schrapping pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en schrappingen;

3.    beveelt dat het enkele feit van deze schrapping openbaar wordt gemaakt op de wijze zoals voorzien in art. 8 lid 1 onder j Advocatenwet

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        verweerder

en per e-mail verzonden aan:

              -     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl