ECLI:NL:TADRSHE:2015:130 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 309 - 2014
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2015:130 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-06-2015 |
Datum publicatie: | 03-06-2015 |
Zaaknummer(s): | L 309 - 2014 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Aanbod tot getuigenbewijs onvoldoende onderbouwd; klaagster wordt hierin niet toegelaten. Verzet ongegrond |
Beslissing van 1 juni 2015
in de zaak L 309-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 december 2014 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 7 juli 29014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 20 november 2014 met kenmerk DOK 14-120 , door de raad ontvangen op 21 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 17 december 2014 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 december 2014 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 30 december 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 april 2015. Ter zitting is niemand verschenen. Er is geen proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster, ontvangen op 30 december 2015
2 FEITEN en KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Klaagster kan middels getuigen bewijzen dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan het uiten van bedreigingen en het aanzetten tot het plegen van stafbare feiten door klaagster en haar echtgenoot.
BEOORDELING
2.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
2.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Klaagster biedt weliswaar aan middels het horen van getuigen haar stellingen te bewijzen, doch zij laat na daarbij aan te geven welke getuigen waarover zouden kunnen verklaren. Nu klaagster haar aanbod tot getuigenbewijs onvoldoende heeft onderbouwd, wordt klaagster hierin niet toegelaten.
2.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J. C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M. Spronken, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 juni 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.