ECLI:NL:TADRSHE:2015:13 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 82 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:13
Datum uitspraak: 12-01-2015
Datum publicatie: 15-01-2015
Zaaknummer(s): L 82 - 2014
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een in de Arabische taal gesteld stuk zonder vertaling in het geding te brengen onder de vermelding dat dit stuk een huwelijksakte betrof. Verweerster had zich moeten vergewissen van de inhoud van het stuk alsook van de authenticiteit ervan. De door verweersters cliënte geponeerde stelling, dat zij zelf niet over een eigen Engelse bankrekening beschikte omdat zij in Engeland geen bankrekening kon openen, is dermate onaannemelijk, dat verweerster niet voetstoots had mogen aannemen dat deze stelling juist was. Verzet deels gegrond. Klacht deels gegrond. Waarschuwing

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak L82-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 april 2014 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 31 maart 2014   met kenmerk nr. DOK 393 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 24 april 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 april 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief d.d. 5 mei 2014, door de raad ontvangen op 6 mei 2014 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klager d.d. 5 mei 2014.

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.              zij onjuiste gegevens van haar cliënte aan de Raad voor Rechtsbijstand heeft verstrekt om zodoende een toevoeging voor haar te verkrijgen;

2.               zij een valse huurovereenkomst in het geding heeft gebracht, waarvan zij wist, althans behoorde te weten dat deze valselijk was opgemaakt;

3.               zij ten onrechte heeft gesteld dat haar cliënte is ontslagen, terwijl zij zelf ontslag had genomen;

4.               zij een huwelijksakte van de heer en mevrouw X heeft overgelegd, om daarmee te verbloemen dat haar cliënte samenwoonde en samenleefde met mevrouw X;

5.               zij stelde dat haar cliënte noodgedwongen gebruik moest maken van de bankrekening van mevrouw X, omdat zij zelf niet over een eigen bankrekening beschikte, terwijl ieder EU lid een bankrekening in Engeland kan openen.

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven in:

De voorzitter is niet ingegaan op de inhoudelijke klacht, te weten dat verweerster in strijd met de kernwaarde ‘integriteit’ heeft gehandeld; de voorzitter heeft geen eigen onderzoek verricht.

4          BEOORDELING

4.1      Klachtonderdeel 1

De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat de vraag of een toevoeging al dan niet wordt toegekend een kwestie is tussen de rechtzoekende en de Raad voor Rechtsbijstand, waarin de advocaat van de rechtzoekende geen rol speelt. Ter zake komt aan de wederpartij van de rechtzoekende, in dit geval klager, geen klachtrecht toe. De voorzitter heeft het eerste onderdeel van de klacht derhalve terecht als kennelijk niet ontvankelijk afgewezen. Het verzet voor zover dat is gericht tegen de beoordeling van klachtonderdeel 1 is derhalve ongegrond.

4.2      Klachtonderdeel 2

De raad overweegt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3      Klager heeft gesteld dat verweerster een valse huurovereenkomst in het geding heeft gebracht, nu verweersters cliënte geen huurpenningen heeft betaald. De raad is evenwel van oordeel dat het enkele feit dat verweersters cliënte geen huurpenningen heeft betaald niet tot de conclusie leidt dat sprake is van een valse huurovereenkomst. Klager heeft onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat verweerster wist dan wel behoorde te weten dat sprake was van een valse huurovereenkomst. Ook het tegen de beoordeling van klachtonderdeel 2 ingestelde verzet is derhalve ongegrond.

4.4      Klachtonderdeel 3

Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat verweerster in de procedure namens haar cliënte naar voren heeft gebracht dat “het dienstverband was beëindigd” en dat “het dienstverband met wederzijds goedvinden was beëindigd”. De gebezigde terminologie wekt, anders dan klager stelt, naar het oordeel van de raad niet ten onrechte de suggestie dat  verweersters cliënte was ontslagen. Derhalve is niet gebleken dat verweerster aan de rechter informatie heeft verstrekt waarvan zij wist dan wel behoorde te weten dat die onjuist was. Het tegen de beoordeling van klachtonderdeel 3 ingestelde verzet is dan ook eveneens ongegrond.

4.5      Klachtonderdeel 4

De raad stelt vast dat verweerster een in de Arabische taal gesteld stuk zonder vertaling in het geding heeft gebracht onder de vermelding dat dit stuk een huwelijksakte betrof. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij, op het moment dat zij dit stuk in het geding bracht, niet de beschikking had over een vertaling van dit stuk. Derhalve kon verweerster niet vaststellen of het betreffende stuk inderdaad, zoals zij in de gerechtelijke procedure heeft gesteld, een huwelijksakte betrof, noch heeft zij zelf van de exacte inhoud ervan kunnen kennisnemen. Aldus heeft verweerster naar het oordeel van de raad onzorgvuldig gehandeld. De raad is van oordeel dat het verzet, voor zover gericht tegen de beoordeling van klachtonderdeel 4, gegrond is.

4.6      Naar het oordeel van de raad bracht het onder 4.2 weergegeven uitgangspunt met zich mee dat verweerster zich had moeten vergewissen van de inhoud van het stuk alsook van de authenticiteit ervan. Door zulks na te laten heeft verweerster niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad is derhalve van oordeel dat klachtonderdeel 4 in zoverre gegrond is.

4.7      Klachtonderdeel 5

De raad is van oordeel dat de door verweersters cliënte geponeerde stelling, dat zij zelf niet over een eigen Engelse bankrekening beschikte omdat zij in Engeland geen bankrekening kon openen, dermate onaannemelijk is, dat verweerster niet voetstoots had mogen aannemen dat deze stelling juist was. Verweerster heeft, door namens haar cliënte in de gerechtelijke procedure naar voren te brengen dat haar cliënte in Engeland geen bankrekening kon openen, zonder dat zij de juistheid hiervan had geverifieerd, niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad is dan ook van oordeel dat het verzet, voor zover gericht tegen de beoordeling van klachtonderdeel 5, gegrond is.

4.8      De raad komt tot de slotsom dat het verzet, voor zover dat is gericht tegen de beoordeling van de klachtonderdelen 1, 2 en 3 als ongegrond moet worden afgewezen. Het verzet tegen de beoordeling van de klachtonderdelen 4 en 5 is gegrond. De raad zal die klachtonderdelen alsnog gegrond verklaren.

5          MAATREGEL

5.1    De raad acht een enkele waarschuwing een passende maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart het verzet voor zover dat is gericht tegen de beoordeling van de klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond.

2.    verklaart het verzet voor zover dat is gericht tegen de beoordeling van de klachtonderdelen 4 en 5 gegrond;

3.    verklaart de klachtonderdelen 4 en 5 gegrond en legt ter zake aan verweerster op een enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G.A.M. Theunissen, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015.

griffier                                                               voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Voor zover het verzet ongegrond is verklaard kan van deze beslissing geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.

Voor zover het verzet en de klacht gegrond is verklaard kan van deze beslissing hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-           verweerster

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl