ECLI:NL:TADRSHE:2015:12 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 65 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2015:12
Datum uitspraak: 12-01-2015
Datum publicatie: 15-01-2015
Zaaknummer(s): L 65 - 2014
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerster - bij de behartiging van de belangen van haar cliënte - de belangen van klager heeft geschaad, laat staan nodeloos.De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak L65-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 april 2014 op de klacht van:

klager

tegen:

                                         1.

                                         2.

verweersters

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 maart 2014   met kenmerk nr. DOK 47 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 7 april 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 april 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 10 april 2014 door de raad ontvangen op 15 april 2014 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 november 2014 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn vader, en verweerster sub 2 . Verweerster sub 1 is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klager d.d. 10 april 2014;

-                 de nagekomen brief van klager d.d. 17 april 2014.

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweersters tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

zij niet reageerden op brieven van de advocaat van klager en nalieten gevraagde gegevens toe te sturen.

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in:

Dat er geen communicatie was blijkt uit het feit dat zowel de heer X als mevrouw Y geen antwoord kregen.

4          BEOORDELING

Klacht tegen verweerster sub 1

4.1      Als niet door klager weersproken staat vast dat verweerster sub 1 niet (als advocaat van de wederpartij) betrokken is geweest bij de behandeling van de zaak van klager. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad dan ook terecht overwogen dat de klacht tegen verweerster sub 1 niet gegrond kan zijn.

Klacht tegen verweerster sub 2

4.2      De voorzitter heeft terecht overwogen dat de klacht tegen verweerster sub 2 haar optreden als advocaat van de wederpartij betreft. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad.

4.3      De raad is met de voorzitter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster - bij de behartiging van de belangen van haar cliënte - de belangen van klager heeft geschaad, laat staan nodeloos. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster sub 2 op verzoek van de (toenmalige) belangenbehartiger van klager op 18 januari 2013 de stukken in de erfeniskwestie waarover zij beschikte heeft toegezonden aan de (toenmalige) belangenbehartiger van klager. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerster sub 2 voorts onweersproken gesteld dat zij naar aanleiding van de door mevrouw Y verzonden rappelbrief contact heeft opgenomen met mevrouw Y en aan mevrouw Y wederom stukken heeft toegestuurd. Verweerster sub 2 heeft bij die gelegenheid een voorstel tot afwikkeling geformuleerd, welk voorstel door klager is geaccepteerd, zodat de kwestie inmiddels is afgewikkeld.

4.4      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De voorzitter heeft bij zijn beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.5      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G.A.M. Theunissen, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015.

griffier                                                               voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2015

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweersters

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.