ECLI:NL:TADRSHE:2014:64 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 320 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:64
Datum uitspraak: 31-03-2014
Datum publicatie: 02-04-2014
Zaaknummer(s): OB 320 - 2013
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster o.a. de comparitie slecht te hebben voorbereid, de rechtbank onvolledig te hebben geïnformeerd, niet te hebben gereageerd op een concept deskundigenrapport en geen tegenspraak te dulden. Klacht deels gegrond. Waarschuwing

Beslissing van 31 maart 2014

in de zaak OB 320 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief aan de raad van 10 oktober 2013 met kenmerk nr. 48/13/120K, door de raad ontvangen op 11 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 10 oktober 2013 met de daarbij behorende bijlagen alsmede van de nagekomen brief van klager van 10 januari 2014 met de daarbij behorende bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft de belangen van klager behartigd in de periode van september 2010 tot en met augustus 2012. In augustus 2012 heeft verweerster haar werkzaamheden voor klager beëindigd en klager geadviseerd om een andere advocaat in te schakelen. Bij brief van 13 september 2012 heeft de opvolgend advocaat van klager verweerster verzocht om overdracht van het dossier. Op 18 september 2012 heeft verweerster het dossier met toelichting overgedragen. Door klager is daarop bij brief van 17 december 2012 nog gereageerd, op welke brief verweerster op 21 december 2012 op haar beurt weer heeft gereageerd. Klager heeft zich vervolgens bij brief van 25 juni 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

3 klacht

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1) verweerster de comparitie van partijen slecht heeft voorbereid en de rechtbank onvolledig heeft geïnformeerd;

2) verweerster aan de opvolgend advocaat een incompleet dossier heeft overgedragen, maar wel kosten voor de overdracht in rekening heeft gebracht;

3) de opvolgend advocaat, om de hiaten die verweerster had laten vallen te herstellen, alsnog 60 producties bij de rechtbank moest indienen en 227,8 uur tijd moest besteden;

4) verweerster verzuimd heeft van de wederpartij inzage te vragen in haar inkomensgegevens;

5) verweerster geweigerd heeft een door een fiscaal jurist opgesteld stuk in het geding te brengen;

6) verweerster bij de rechtbank niet voorkomen heeft dat de integriteit en goede naam van klager door de wederpartij in diskrediet werden gebracht;

7) verweerster niet de opheffing van het door de wederpartij gelegde conservatoir beslag heeft bewerkstelligd;

8) verweerster regelmatig zonder overleg uitstel heeft gevraagd, klager niet op de hoogte heeft gehouden van termijnen en brieven zonder zijn goedkeuring heeft verzonden;

9) verweerster het concept rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige (met betrekking tot de waarde van een onroerende zaak) niet tijdig aan klager heeft doen toekomen en haar reactie op dat concept te laat bij de rechtbank heeft ingediend, waardoor het niet is verwerkt in het definitieve bericht van de deskundige;

10) verweerster de opdracht van klager aan haar heeft teruggegeven omdat er een vertrouwensbreuk zou zijn, maar feitelijk omdat zij geen tegenspraak duldt;

11) verweerster uren van een ander dossier aan klager in rekening heeft gebracht (waarvoor zij wel een creditnota heeft verstrekt).

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft klager bij de aanvang van haar dienstverlening duidelijk medegedeeld wat hij van haar als advocaat mocht verwachten. Onderdeel daarvan maakte uit dat verweerster te allen tijde zelf de leiding over de zaak zou houden en vanuit haar eigen verantwoordelijkheid de zaak van klager zou aanpakken, zoveel mogelijk ontdaan van de emoties. Verweerster heeft veel energie gestoken in het aansturen van klager omdat het materiaal dat klager in de echtscheidingsprocedure wilde aandragen niet altijd relevant was. Verweerster heeft keuzes gemaakt terzake van het in te dienen materiaal en heeft deze keuzes steeds met klager besproken.

4.2 Volgens verweerster heeft uiteindelijk de terugkerende discussie over de proceshouding van de advocaat van de wederpartij van klager en de nog te verwachten duur van de echtscheidingsprocedure, haar doen besluiten om haar dienstverlening te beëindigen. Verweerster heeft dat niet op een ongunstig tijdstip gedaan en heeft voor een goede overdracht van het dossier zorg gedragen. Het bevreemdt verweerster dat klager achteraf ontevreden is over de inhoud van haar werkzaamheden. De klacht van klager dateert ook van bijna een jaar na het beëindigen van de dienstverlening.

4.3 Verweerster ontkent dat het dossier van klager door haar niet volledig is overgedragen en wijst op het feit dat de opvolgend advocaat van klager nog altijd niet verzocht heeft om toezending van aanvullende stukken. Bovendien beschikt klager zelf ook over het volledige dossier.

4.4 Verweerster is van mening dat zij de belangen van klager op een professionele wijze heeft behartigd en dat de beëindiging van haar dienstverlening onvermijdelijk was vanwege het ontbreken van het noodzakelijke vertrouwen van klager in haar manier van aanpak. Verweerster is van mening dat door haar derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.

5 BEOORDELING

5.1 Zoals terecht door de deken al is opgemerkt is het klacht- en tuchtrecht er niet voor bedoeld om een civiele procedure te herbeoordelen. Het klacht- en tuchtrecht leent zich evenmin voor oplossingen voor een civielrechtelijk/familierechtelijk geschil dat klager met zijn wederpartij heeft. Met inachtneming van dit uitgangspunt heeft de deken en zal ook de raad de klachten van klager bespreken.

5.2 Ad klachtonderdeel 1:

Klager stelt dat verweerster de comparitie van partijen slecht zou hebben voorbereid en de rechtbank onvolledig zou hebben geïnformeerd. Verweerster heeft die klacht gemotiveerd weersproken. De raad kan op basis van het dossier niet feitelijk vaststellen hoe de comparitie van partijen is verlopen. Uit de uitvoerige beschikking van de rechtbank valt in elk geval niet af te leiden dat verweerster haar onvoldoende zou hebben geïnformeerd. Omdat de raad aan de verwijten van klager niet meer geloof kan en mag hechten dan aan de ontkenning daarvan door verweerster, moet de raad dit klachtonderdeel ongegrond achten. Niet omdat aan het standpunt van klager minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerster, maar simpelweg omdat de raad bij twee tegenover elkaar staande lezingen van de feiten die lezingen niet op hun juistheid kan beoordelen. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3 Ad klachtonderdeel 2 en 3:

Deze beide klachtonderdelen hebben betrekking op het verwijt van klager dat verweerster het dossier niet volledig zou hebben overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager, waardoor deze zeer veel tijd en energie heeft moeten besteden aan het herstel van de hiaten die verweerster zou hebben laten vallen. Ook dit standpunt van klager wordt door verweerster gemotiveerd bestreden. Klager heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de opvolgend advocaat van klager zich in de behartiging van zijn belangen belemmerd heeft gevoeld doordat hij geen compleet dossier overhandigd heeft gekregen. Ter zitting is door verweerster bovendien onweersproken gesteld dat zij wel degelijk het volledige dossier heeft overgedragen en dat klager zelf ook over een volledig dossier beschikte. Uit niets is de raad gebleken dat de opvolgend advocaat van klager zijn mening deelt. Ook dit klachtonderdeel mist derhalve grondslag in vaststaande feiten en zal door de raad als ongegrond worden afgewezen.

5.4 Ad klachtonderdeel 4:

Klager verwijt verweerster dat zij verzuimd heeft inzage te vragen in de inkomensgegevens van de wederpartij. Klager geeft echter niet aan over welke gegevens het gaat. Door de deken is al op dit punt gewezen. In de uitgebreide toelichting van klager van 10 januari 2014 gaat hij op dit punt niet nader in. Bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing acht de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond.

5.5 Ad klachtonderdeel 5:

Klager verwijt verweerster dat zij heeft geweigerd om een stuk dat is opgesteld door een door klager ingeschakelde fiscaal jurist in het geding te brengen. De raad is van oordeel dat het niet aan klager maar aan verweerster als advocaat is om te bepalen of zij een stuk wel of niet wil doorzenden of indienen bij de rechtbank, of dat kan worden volstaan met het geven van een samenvatting ervan. De advocaat is immers “dominus litis”. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.6 Ad klachtonderdeel 6:

Klager verwijt verweerster dat zij heeft geweigerd strafrechtelijke aangiftes in het geding te brengen. Verweerster heeft deze klacht gemotiveerd weersproken door nogmaals te stellen dat zij dominus litis is en dat zij derhalve degene is die bepaalt of stukken relevant zijn en in het geding moeten worden gebracht. De raad volgt het standpunt van verweerster en acht dit klachtonderdeel ongegrond.

5.7 Ad klachtonderdeel 7:

Verweerster heeft volgens klager geweigerd om het maritaal beslag dat door zijn ex-vrouw was gelegd op te laten heffen. Verweerster heeft aangegeven dat een dergelijk verzoek volstrekt kansloos was en dat zij om die reden haar medewerking heeft geweigerd. Een advocaat is inderdaad niet gehouden om, alleen omdat de cliënt het wil, standpunten in te nemen of procedures aan te vangen die zij kansloos oordeelt. De raad volgt het standpunt van verweerster en acht dit klachtonderdeel ongegrond.

5.8 Ad klachtonderdeel 8:

Klager verwijt verweerster dat zij regelmatig zonder overleg uitstel heeft gevraagd en klager niet op de hoogte heeft gehouden van termijnen en brieven zonder zijn goedkeuring heeft verzonden. Dit standpunt, dat door verweerster wordt bestreden, is door klager niet met nadere gegevens onderbouwd. De raad kan daardoor niet vaststellen of dit standpunt feitelijk juist is. De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.

5.9 Ad klachtonderdeel 9:

Klager verwijt verweerster dat zij niet heeft gereageerd op een concept deskundigenrapport. Tijdens de behandeling ter zitting heeft verweerster aangegeven dat zij inderdaad niet heeft gereageerd op het concept deskundigenrapport. Volgens verweerster was onduidelijk of zij dat al dan niet mocht. De rechtbank zou onvoldoende de regie hebben genomen. Verweerster geeft aan dat zij uiteindelijk bij brief van 5 juli 2012 nog wel op het definitieve deskundigenrapport heeft gereageerd.

5.10 De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerster had gelegen om wel op het concept deskundigenrapport te reageren. In de beschikking van de rechtbank waarin het deskundigenrapport werd bevolen is duidelijk aangegeven dat partijen hun zienswijze op het conceptrapport kenbaar mochten maken, zodat de deskundige deze zienswijze en eventuele andere opmerkingen in zijn definitieve rapport had kunnen meenemen. Door van die gelegenheid geen gebruik te maken, heeft verweerster en openstaande mogelijkheid om het standpunt van klager in rechte voor het voetlicht te brengen - wat haar primaire taak is - onbenut gelaten, en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.11 Ad klachtonderdeel 10:

Klager verwijt verweerster dat zij de opdracht aan hem heeft teruggegeven. Volgens klager zou verweerster dat op een ongelukkig tijdstip hebben gedaan. Uit het dossier blijkt duidelijk dat klager stelselmatig van verweerster heeft verlangd dat zij dingen deed die zij niet in het belang van klager achtte. Dat verweerster daaruit uiteindelijk heeft geconcludeerd dat klager onvoldoende vertrouwen in haar had en daardoor de samenwerking heeft beëindigd, is volgens de raad begrijpelijk en tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Verweerster heeft dat ook niet op een ongelukkig tijdstip gedaan. Bij de mondelinge behandeling heeft verweerster immers onweersproken gesteld dat zij het dossier heeft neergelegd in september 2012, op een moment dat er al was gereageerd op het deskundigenbericht (die reactie dateert namelijk van 5 juli 2012) en op een moment waarop er in rechte geen actie op korte termijn was vereist. Bovendien heeft verweerster gewezen op het feit dat aan klager door de rechtbank nog een extra uitstel is verleend zodat zijn nieuwe advocaat zich kon inwerken in het dossier. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.12 Ad klachtonderdeel 11:

Het laatste klachtonderdeel heeft betrekking op het feit dat verweerster uren van een ander dossier bij klager in rekening heeft gebracht. Klager heeft zelf al aangegeven dat deze vergissing door verweerster is hersteld, door een creditnota te sturen. Reeds om die reden is dit klachtonderdeel ongegrond. Verweerster heeft de door haar gemaakte fout immers direct rechtgezet en klager heeft als gevolg daarvan geen nadeel ondervonden.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart klachtonderdeel 9 gegrond en legt terzake aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing, en verklaart alle overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, J.F.E. Kikken, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2014 .

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 april 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagsters

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

- klaagsters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl .

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl