ECLI:NL:TADRSHE:2014:58 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 323 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:58
Datum uitspraak: 17-03-2014
Datum publicatie: 02-04-2014
Zaaknummer(s): L 323 - 2013
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Advocaat laat na om de deken over diens financiële positie te informeren en gemaakte afspraken daaromtrent na te komen; verstrekt onvolledige en onjuiste informatie over diens financiële positie in privé aan de deken en misleidt daarmee de deken over diens financiële positie in privé. Het betaamt een advocaat niet om, wanneer de door hem zelf verstrekte onjuiste informatie tot vragen bij de deken leidt, zich erop te beroepen dat zijn echtgenote hem geen toestemming zou hebben verleend tot het verstrekken van privé-informatie. Bezwaar staat niet op zichzelf, bij beslissing van gelijke datum zijn meerdere zaken gegrond verklaard. Geen inzicht in het tuchtrechtelijk ontoelaatbare karakter van zijn handelen in alle zaken; niet geleerd van eerder tuchtrechtelijk veroordelingen (waaronder meerdere schorsingen). Bezwaar gegrond; schrapping.

Beslissing van 17 maart 2014

in de zaak L 323-2013

naar aanleiding van het bezwaar van:

A.

deken

tegen:

B.

                                        verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 16 oktober 2013, met kenmerk DOK 362, door de raad ontvangen op 17 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 16 oktober 2013, met bijlagen.

-     de brief van de deken dd. 3 december 2013, met bijlagen.

2          FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      De deken heeft verweerder bij schrijven dd. 3 juni 2013 verzocht om voorlopig per kwartaal, telkens binnen één maand na afloop van het desbetreffende kwartaal, de in die brief aangeduide financiële gegevens zowel met betrekking tot het kantoor alsmede met betrekking tot verweerder privé aan hem toe te zenden.

2.2      Op 17 juli 2013 heeft een kantoorbezoek aan het kantoor van verweerder plaatsgevonden. Op 23 juli 2013 is een verslag van dit bezoek aan verweerder toegezonden.

2.3      Verweerder heeft de deken bij brief dd. 31 juli 2013 bericht dat hij nog in afwachting was van diverse financiële gegevens.

2.4      De deken heeft verweerder op 13 augustus 2013 verzocht het verslag van het kantoorbezoek ondertekend te retourneren en om de financiële gegevens, zoals verzocht bij brief dd. 3 juni 2013, aan hem toe te zenden. De deken stuurde op 30 augustus 2013 een rappel.

2.5      Verweerder heeft op 2 september 2013 het door hem ondertekende verslag van het kantoorbezoek aan de deken toegestuurd. Het verslag vermeldt onder meer het volgende:

“(…..) woont in B.; het huis is gekocht voor EUR 470.000,- en verbouwd voor EUR 150.000,- . Van de hypotheek is reeds EUR 120.000,- afgelost zodat er nog een hypotheek van EUR 350.000,- is op dit moment.

(……) deelt mee dat het er financieel positief voor hem uitziet.”

Verweerder deelde bij voormelde brief voorts mede dat de aanlevering van de financiële gegevens was vertraagd.

2.6      De deken heeft op 16 oktober 2013 een bezwaar bij de raad ingediend. De deken heeft verweerder bij brief dd. 25 oktober 2013 verzocht hem te informeren over de gedwongen verkoop van het woonhuis van verweerder, welke verkoop de deken inmiddels ter ore was gekomen. Verweerder heeft hierop bij brief dd. 14 november 2013 geantwoord, op welke brief door de deken bij brief dd. 21 november 2013 werd gereageerd. De deken heeft vervolgens zijn dekenbezwaar bij brief van 3 december 2013, door de raad ontvangen op 4 december 2013, aangevuld.

3          bezwaar

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.            verweerder ondanks verzoeken en aanmaningen in gebreke is gebleven de bij brief dd. 3 juni 2013 gevraagde financiële gegevens zowel met betrekking tot het kantoor alsmede met betrekking tot verweerder privé aan de deken te verstrekken;

2.            verweerder tijdens het kantoorbezoek van 17 juli 2013 er geen melding van heeft gemaakt dat de hypothecaire verplichtingen door verweerder niet werden nagekomen, terwijl tijdens het kantoorbezoek specifiek is gesproken over de financiën van verweerder, meer in het bijzonder over diens woonhuis in B. Naderhand is gebleken dat het woonhuis van verweerder in B.gedwongen is verkocht, omdat hypothecaire verplichtingen niet werden voldaan.

3.            verweerder op 25 oktober 2013, toen de deken hem naar de gedwongen verkoop van diens woonhuis vroeg, antwoordde dat zijn echtgenote hem geen fiat gaf om daarover informatie te geven. Verweerder heeft een dergelijk voorbehoud niet eerder gemaakt. Verweerder heeft juist gesteld dat het er financieel positief voor hem uitzag. Verweerder heeft aldus de raad van toezicht op het verkeerde been gezet.

4          VERWEER

4.1      Tijdens het kantoorbezoek op 17 juli 2013 was het voor verweerder niet relevant om over de verkoop van het woonhuis te spreken. Er waren toen nog voldoende mogelijkheden om met de bank tot een regeling te komen. Verweerder was op 17 juli 2013 bovendien niet voorbereid op het onderwerp van de bespreking. Het kantoorbezoek was middels een standaardbrief in het kader van proactief toezicht aangekondigd, terwijl het een kruisverhoor over de financiële positie van verweerder bleek te zijn.

4.2      De echtgenote van verweerder geeft geen toestemming tot het verstrekken van financiële privé informatie. Reden waarom verweerder de deken niet over financiële privéaangelegenheden kan informeren.

5          ONTVANKELIJKHEID

5.1      Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de deken niet -ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn bezwaar aangezien er geen sprake is van “equality of armsImmers, de met waarborgen omgeven procedure ex artikel 60 b van de advocatenwet heeft voorrang boven de Verordening op de administratie en financiële integriteit en –bovendien- heeft de deken geen belang meer heeft bij zijn bezwaar omdat verweerder zich inmiddels heeft laten schrappen van het tableau.

5.2      De raad stelt voorop dat een advocaat tuchtrechtelijk verantwoordelijk blijft voor zijn optreden in diens hoedanigheid als advocaat, ook indien hij zich na het verweten handelen heeft laten schrappen als advocaat. Wat er ook moge zijn van het betoog van verweerder over de verhouding tussen artikel 60 b e.v. van de advocatenwet en de Verordening op de administratie en de financiële integriteit, dit heeft geen enkele relevantie ten aanzien van de beoordeling van de door de deken ingediende bezwaren. Het staat de deken vrij een dekenbezwaar in te dienen, indien hij van mening is dat een advocaat in zijn informatieplicht ten opzichte van de deken tekort is geschoten. Ook de overige door verweerder aangevoerde argumenten kunnen niet tot niet-ontvankelijkheid van de deken leiden. De deken had goede gronden om de door hem gevraagde informatie bij verweerder op te vragen. Verweerder heeft in zijn brief dd. 3 juni 2013 over de gronden van zijn verzoek geen enkele onduidelijkheid laten bestaan. De deken heeft gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij over welke financiële informatie wenste te beschikken. Van ‘detournement de pouvoir’ danwel het ontbreken van ‘equality of arms’ zoals door verweerder is aangevoerd is geen sprake. Het verzoek van verweerder tot niet-ontvankelijkverklaring van de deken wordt derhalve afgewezen.

6          BEOORDELING

6.1      De deken heeft bij brief dd. 3 juni 2013 gemotiveerd aangegeven op grond waarvan aan verweerder werd verzocht om voorlopig per kwartaal, telkens binnen één maand na afloop van het desbetreffende kwartaal, de in die brief aangeduide financiële gegevens zowel met betrekking tot het kantoor alsmede met betrekking tot verweerder privé aan hem toe te zenden. In voormelde brief heeft de deken duidelijk aangegeven welke stukken door verweerder dienden te worden aangeleverd. Aldus was verweerder gehouden om voor 31 juli 2013 de gevraagde cijfers over het tweede kwartaal 2013 aan de deken toe te sturen.

6.2      Verweerder heeft tijdens het kantoorbezoek op 17 juli 2013 toegezegd de verzochte gegevens voor 31 juli 2013 aan te zullen leveren. Vast staat dat verweerder deze afspraak niet is nagekomen en dat hij ondanks rapellen van de deken, in het geheel geen financiële gegevens aan de deken heeft toegestuurd.

6.3      Uit het verslag van het gesprek op 17 juli 2013, dat door de ondertekening door verweerder kennelijk een getrouwe weergave van de afspraken is, blijkt dat tijdens dit gesprek specifiek is gesproken over de financiën van verweerder in privé, waaronder de financiën ten aanzien van het woonhuis van verweerder in België. Verweerder heeft de leden van de Raad van Toezicht en daarmee de deken voorgehouden dat zijn financiële positie in privé er gunstig uitzag, terwijl er op dat moment sprake was van beslaglegging op zijn woonhuis en het krediet was ingetrokken. Daarmee staat vast dat verweerder de deken onvolledige en onjuiste informatie heeft verschaft en de deken aldus heeft misleid over zijn financiële positie in privé. Verweerder heeft tijdens het gesprek op 17 juli 2013 de indruk gewekt dat hij over voldoende financiële middelen in privé beschikte. Verweerder heeft aldus ten onrechte de indruk gewekt dat er sprake was van overwaarde. Verweerder heeft bij herhaling toegezegd de gevraagde financiële informatie te verschaffen, maar is hiermee vervolgens in gebreke gebleven.

6.4      Verweerder heeft in oktober 2013 op het verzoek van de deken hem te informeren over de openbare verkoop van zijn woning gereageerd met de mededeling hierover geen informatie te kunnen verstrekken, omdat zijn echtgenote hem geen toestemming verleende om privé-informatie te verstrekken. De raad stelt vast dat verweerder zelf onjuiste informatie heeft verstrekt over diens  financiële situatie in privé. Het betaamt een advocaat niet om zich, wanneer de door hem zelf verstrekte onjuiste informatie tot vragen bij de deken leidt, zich erop te beroepen dat zijn echtgenote hem geen toestemming zou hebben verleend tot het verstrekken van privé-informatie.

6.5      De raad zal op grond van het bovenstaande het bezwaar van de deken in alle onderdelen gegrond verklaren.

7          MAATREGEL

7.1      In de advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen toezicht te houden op een behoorlijke uitoefening van de praktijk alsmede op een behoorlijke financiele praktijkvoering. Het was in dat kader dat de deken, gelet op signalen die hem bereikten over de zorgelijke financiele situatie van het kantoor van verweerder, waaronder een faillissement van het vorige kantoor van verweerder, dat de deken aan verweerder verzocht hem nader te informeren over de (kwartaal)cijfers van zijn praktijkvennootschap. 

7.2      Verweerder heeft nagelaten de deken nader te informeren en gemaakte afspraken daaromtrent na te komen. Verweerder heeft bovendien de leden van de Raad van Toezicht tijdens een kantoorbezoek en daarmee de deken onvolledig en onjuist geinformeerd. Het belemmeren van de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening middels misleiding rechtvaardigt als zodanig al een zware tuchtrechtelijke maatregel. .

7.3      Het onderhavige bezwaar staat echter niet op zichzelf. Er zijn nog andere klachten van individuele klagers (bij de raad bekend onder nummers L 322-2013, L330-2013 en L 342-2013) welke klachten in de vandaag genomen beslissingen (grotendeels) gegrond zijn verklaard.

7.4      Verweerder heeft, zoals ter zitting nader is gebleken, bovendien geen inzicht bekomen in het tuchtrechtelijk ontoelaatbare karakter van zijn handelen in deze zaken. Gebleken is voorts dat verweerder niet heeft geleerd van zijn eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen (waaronder meerdere schorsingen), waardoor bij de raad de vrees heeft postgevat dat verweerder in herhaling zal vallen indien hem de gelegenheid daartoe geboden wordt zodra verweerder zich opnieuw zou doen inschrijven op het tableau voor advocaten.

7.5      Op grond van de ernst van het in totaal aan verweerder verweten gedragingen en gelet op de overwegingen van de raad onder 7.3 en 7.4, komt de raad tot de conclusie dat het niet verantwoord is, indien verweerder zijn praktijk als advocaat opnieuw zou gaan uitoefenen.

7.6      De raad zal op grond van het bovenstaande aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opleggen, waarbij naar het oordeel van de raad het door art. 46 Advocatenwet beschermde maatschappelijk belang vordert dat de deken het enkele feit van de schrapping van verweerder van het tableau openbaar maakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze schrapping onherroepelijk is geworden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de deken ontvankelijk in zijn bezwaren;

verklaart het bezwaar in alle onderdelen gegrond;

legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

beveelt dat het enkele feit van deze schrapping van verweerder van het tableau  door de deken openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2014.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl