ECLI:NL:TADRSHE:2014:37 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 33 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:37
Datum uitspraak: 26-02-2014
Datum publicatie: 05-03-2014
Zaaknummer(s): OB 33 - 2014
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat klacht niet eerder dan na 3 1/2 jaar kon worden ingediend. Advocaat-stagiaire is voor handelen tuchtrechtelijk zelf verantwoordelijk. Kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van 26 februari 2014

in de zaak OB 33-2014

naar aanleiding van de klacht van:

A.     

klager

tegen:

B.

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 13 februari 2014 met kenmerk 48/13/189K , door de raad ontvangen op 14 februari 2014 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1             Mr. X, voormalig kantoorgenote van verweerster heeft klager geadviseerd over de consequenties van een op handen zijnde bestemmingsplanwijziging ten aanzien van zijn perceel. Zij heeft aan klager te kennen gegeven dat hij, indien het bestemmingsplan definitief zou worden, hiertegen een beroepschrift in zou kunnen dienen. Op 14 januari 2010 is het bestemmingsplan gepubliceerd. Mr. X heeft klager schriftelijk bericht dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift verstreek op 25 februari 2010. Zij berichtte klager voorts dat zij het kantoor van verweerster per 1 maart 2010 zou verlaten en dat verweerster de zaak van klager van haar zou overnemen.

1.2             Klager heeft verweerster op 19 maart 2010 gebeld met de vraag of het beroepschrift was ingediend. Toen dit niet het geval bleek te zijn heeft verweerster excuses aan klager aangeboden en aangeboden om naar klager toe te komen om een en ander uit te leggen.

1.3             Klager heeft bij brief dd. 19 september 2013 bij de Nederlandse Orde van Advocaten en bij brief dd. 24 oktober 2013 bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland een klacht tegen verweerster ingediend. Omdat verweerster inmiddels advocaat te ’s-Hertogenbosch is, is de klacht doorgezonden naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster heeft nagelaten om tijdig, te weten uiterlijk op 25 februari 2010, een beroepschrift tegen de vaststelling van een bestemmingsplan in te dienen.

3.           VERWEER    

3.1         De klacht is tardief. Klager klaagt pas 3 jaar en zeven maanden na het verstrijken van de beroepstermijn op 25 februari 2010. Niet valt in te zien waarom klager zo lang heeft gewacht met het indienen van een klacht.

3.2         Verweerster is tuchtrechtelijk niet verantwoordelijk voor het handelen van mr. X. Zij heeft de zaak van klager tot aan haar vertrek van het kantoor van verweerster op 1 maart 2010 volledig zelfstandig behandeld. Ook om deze reden kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen.

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3         Vast staat dat klager verweerster op 19 maart 2010 heeft gebeld met de vraag of een beroepschrift was ingediend. Op dat moment werd voor klager duidelijk dat de beroepstermijn op 25 februari 2010 ongebruikt was verstreken. Klager heeft vervolgens ruim drie en een half jaar gewacht met het indienen van een klacht. Klager heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat het voor hem niet mogelijk was zich eerder met een klacht over verweersters optreden tot de deken te wenden. Een termijn van ruim drie en een half jaar na het beëindigen van de rechtsbijstand is naar het oordeel van de voorzitter niet aan te merken als een redelijke termijn waarbinnen de werkzaamheden van een advocaat nog ter discussie gesteld kunnen worden. De voorzitter zal de klacht dan ook als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

4.4         De voorzitter houdt klager ten overvloede voor dat hij een klacht heeft ingediend tegen verweerster, terwijl hij op 25 februari 2010 nog werd bijgestaan door mr. X. Een advocaat kan alleen zijn eigen handelen of nalaten tuchtrechtelijk worden aangerekend. De stelling dat verweerster als patroon van mr. X tuchtrechtelijk verantwoordelijk dient te worden gehouden voor het nalatig handelen treft geen doel. Ook een advocaat-stagiaire is een beëdigd advocaat en in die hoedanigheid tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor zijn of haar eigen handelen of nalaten.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 26 februari 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 maart 2014  

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.