ECLI:NL:TADRSHE:2014:323 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 312 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:323
Datum uitspraak: 17-12-2014
Datum publicatie: 23-12-2014
Zaaknummer(s): ZWB 312 - 2014
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Toevoeging kan per zaak worden aangevraagd. Voorlopige voorzieningenprocedure terecht gestaakt, nu spoedeisend belang was koment te vervallen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 17 december 2014

in de zaak ZWB 312-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 1 december 2014 met kenmerk K14-001 , door de raad ontvangen op 2 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager heeft zich in juli 2013 tot verweerder gewend in verband met de beëindiging met terugwerkende kracht van de WWB uitkering per 1 mei 2012 en beëindiging van zijn deelname aan de ziektekostenverzekering. Verweerder heeft klager bijgestaan in de periode van 8 juli – 2 augustus 2013. 

1.2         Verweerder heeft toevoegingen aangevraagd inzake bezwaar tegen de beëindiging van de WWB uitkering, bezwaar tegen beëindiging deelname aan de ziektekostenregeling en de procedure strekkende tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening, welke toevoegingen door de Raad voor Rechtsbijstand zijn verleend.

1.3         Verweerder heeft de opdrachten van klager bij brieven dd. 10 juli 2013 bevestigd. Verweerder heeft klager bij voormelde brieven geadviseerd om de brief van de Belastingdienst, waarbij uitstel van betaling was verleend voor de aanslag erfrecht die klager en zijn broers en zusters hadden ontvangen, aan de gemeente af te geven.

1.4         Verweerder heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de WWB uitkering per 1 mei 2012 en tegen de wijziging van de deelname aan de ziektekostenverzekering. Verweerder heeft voorts bij de voorzieningenrechter een verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend, met overlegging van een afschrift van voormelde uitstelbrief van de Belastingdienst. Verweerder heeft een afschrift van het verzoekschrift, met bijlage, toegezonden, aan de gemeente. De gemeente heeft het besluit tot beëindiging van de WWB uitkering vervolgens omgezet in een beslissing tot toekenning van een leenbijstand.

1.6         Verweerder heeft op 2 augustus 2013 zijn werkzaamheden voor klager beëindigd.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder ten onrechte drie toevoegingen heeft aangevraagd, terwijl het slechts een zaak betrof;

2.    verweerder geen procedure tegen de gemeente bij de rechtbank heeft gevoerd;

3.    verweerder een brief van de Belastingdienst aan de gemeente heeft toegestuurd, waardoor de beslissing werd gewijzigd en de voorlopige voorzieningen procedure bij de rechtbank niet meer hoefde door te gaan, terwijl klager uitdrukkelijk te kennen had gegeven dat hij wilde dat de rechter het optreden van de gemeente zou beoordelen;

4.    verweerder zich, nadat hij zich als advocaat van klager had teruggetrokken, nog heeft gewend tot de gemeente;

5.    verweerder door steeds te zeggen “ik hoor het u zeggen” de woorden van klager steeds in twijfel heeft getrokken en klager niet serieus heeft genomen;

6.    verweerder betuttelend is opgetreden door te controleren of klager een stuk wel bij de gemeente had in gediend

3.            VERWEER   

3.1         Verweerder heeft in zijn brieven dd. 10 juli 2013 de opdrachten bevestigd en aangegeven dat hij drie toevoegingen zou aanvragen. Klager is hiermee akkoord gegaan. Verweerder heeft in alle drie de zaken werkzaamheden verricht. De toevoegingen zijn derhalve terecht aangevraagd.

3.2         Verweerder heeft steeds in het belang van klager gehandeld. Verweerder heeft in het belang van klager een afschrift van de uitstelbrief van de Belastingdienst bij het verzoekschrift voorlopige voorzieningen gevoegd. Zonder overlegging van deze brief had de voorlopige voorzieningenprocedure geen kans van slagen. De reeds door klager aan de gemeente toegestuurde stukken waren onvoldoende om ervoor te kunnen zorgen dat het recht op een WWB uitkering van klager zou herleven. Klager heeft verweerder nimmer verboden de uitstelbrief van de Belastingdienst in het geding te brengen, noch om contact met de gemeente op te nemen, zodat verweerder niet in strijd met een opdracht van klager heeft gehandeld.

3.3         Verweerder heeft, zoals in de rechtspraktijk gebruikelijk is, een afschrift van het verzoekschrift voorlopige voorzieningen, met de uitstelbrief van de Belastingdienst bijlage,  aan de gemeente gestuurd.

3.4         Verweerder heeft de gemeente na beëindiging van de opdracht bericht dat hij niet meer voor klager optrad. Verweerder heeft klager per e-mail dd. 31 juli 2013 bericht dat de gemeente hem desgevraagd had bericht dat de door klager aan de gemeente toegestuurde stukken zich nog in het dossier van de gemeente bevonden en derhalve niet waren zoekgeraakt.

3.5         Verweerder heeft door zijn uitdrukking “ik hoor wat u zegt” niet badinerend of kleinerend bedoeld te zijn. Verweerder heeft zijn excuses aangeboden indien klager dat wel zo heeft opgevat.

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Verweerder heeft klager bijgestaan in drie verschillende procedures, te weten twee bezwaarschriftprocedures en een procedure strekken tot het verkrijgen van een voorlopige procedure. De aangevraagde toevoegingen zijn door de Raad voor Rechtsbijstand verleend. Niet gebleken is dat de toevoegingen op onterechte gronden zijn aangevraagd.

4.3         Verweerder heeft een voorlopige voorzieningenprocedure bij de voorzieningenrechter aanhangig gemaakt. Deze was erop gericht de WWB uitkering per direct te doen herleven. Verweerder achtte het met het oog hierop noodzakelijk om de uitstelbrief van de Belastingdienst in het geding te brengen. Het behoort tot de vrijheid van een advocaat om een verzoekschrift te onderbouwen met die documenten die hij noodzakelijk acht. Verweerder heeft overeenkomstig de voor advocaten gelden gedragsregels gehandeld door een afschrift van het verzoekschrift, met bijlagen, aan de wederpartij toe te zenden. Deze stukken zijn voor de gemeente klaarblijkelijk aanleiding geweest om het besluit tot beëindiging van de WWB uitkering te wijzigen in een toekenning van een leenbijstand. Hierdoor was het spoedeisend belang van klager komen te vervallen en heeft verweerder juist gehandeld door de voorlopige voorzieningenprocedure, gelet op de aan voortzetting van die procedure voor klager verbonden procesrisico’s, niet voort te zetten.

4.4         Verweerder heeft de gemeente ervan op de hoogte gesteld dat hij zich als advocaat aan de zaak van klager onttrok. Klaarblijkelijk is tijdens dit gesprek -of mogelijk eerder- door de gemeente desgevraagd aan verweerder medegedeeld, dat de stukken, waarvan klager veronderstelde dat deze door de gemeente waren kwijt gemaakt, zich in het dossier van de gemeente bevonden. Ook al zou verweerder tijdens het gesprek waarin hij zijn terugtreden als advocaat van klager aan de gemeente bekendmaakte navraag naar de stukken hebben gedaan, valt niet in te zien welke tuchtrechtelijk verwijt hem hiervan valt te maken. Klager is door het optreden van verweerder niet in zijn belangen geschaad. Verweerder heeft klager in zijn belang duidelijkheid over de stukken willen geven.

4.5         Klager heeft het woordgebruik van verweerder als kleinerend ervaren. Verweerder heeft aangegeven zijn woorden niet als zodanig te hebben bedoeld, en heeft zijn excuses aangeboden indien deze door klager wel als zodanig zijn ervaren. De voorzitter is van oordeel dat het woordgebruik van verweerder wellicht minder gelukkig was, maar niet zodanig dat hem hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.

4.6         De voorzitter komt op grond van al het bovenstaande tot het oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en zal de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 17 december 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2014

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-

  Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.