ECLI:NL:TADRSHE:2014:320 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 49 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:320
Datum uitspraak: 15-12-2014
Datum publicatie: 17-12-2014
Zaaknummer(s): L 49 - 2014
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Door zich in het telefoongesprek jegens een juriste van de rechtsbijstandsverzekeraar [in casu de rechtsbijstandsverlener van de wederpartij] uit te laten over de reden waarom hij niet meer voor klager wilde optreden, heeft verweerder de geheimhoudingsplicht geschonden. Klacht gegrond.; enkele waarschuwing

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak L 49-2014

naar aanleiding van de klacht van:

     klager

                      tegen:

                      verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 20 februari 2014 met kenmerk DOK 397, door de raad ontvangen op 21 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van klager en diens gemachtigde . Verweerder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     Het klachtdossier.

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerder heeft vanaf 29 maart 2012 tot medio 2012 aan klager rechtsbijstand verleend in een geschil met diens werkgever/opdrachtgever. Nadat de relatie tussen verweerder en klager was beëindigd, is klager een bodemprocedure gestart in de betreffende zaak.  Tijdens die procedure heeft een juriste van rechtsbijstandsverzekeraar X., in hoedanigheid van gemachtigde van klagers wederpartij, een telefoonnotitie ingebracht van een gesprek tussen haar en verweerder op 19 juni 2012. Daarin staat vermeld dat verweerder klager heeft laten weten dat hij niet voor hem wil optreden en dat klager eiste dat hij zou kort gedingen terwijl daar geen enkele rechtsgrond voor bestaat. Klagers gemachtigde heeft verweerder bij brief d.d. 1 november 2013 op de hoogte gesteld van het feit dat de betreffende notitie door de wederpartij in het geding was gebracht en hem verzocht daar binnen 1 week op te reageren. Verweerder heeft niet op deze brief gereageerd.

3          klacht

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet.

Verweerder heeft de geheimhoudingsplicht geschonden doordat hij zich tegenover een juriste van een rechtsbijstandsverzekeraar (in haar hoedanigheid van gemachtigde van de wederpartij) heeft uitgelaten over de reden van het niet langer optreden voor klager.

4          VERWEER

4.1      Verweerder erkent dat hij met de juriste van de rechtsbijstandsverzekeraar heeft gesproken, echter niet dat hij zich daarbij heeft uitgelaten in de bewoordingen die door de juriste van de rechtsbijstandsverzekeraar zijn opgenomen in de betreffende telefoonnotitie. Aan de juriste is slechts medegedeeld dat er verschil van mening bestond tussen klager en hem over de inhoud van de zaak en dat hij daarom niet langer voor klager zou optreden.

5          BEOORDELING

5.1     De raad overweegt dat de verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt.

Die geheimhouding geldt zowel de bijzonderheden van door hem behandelde zaken als de persoon van zijn cliënt(e) en de aard en omvang

van diens/haar belangen.

5.2   De raad stelt vast dat verweerder, nadat hij bij brief d.d. 1 november 2013 door gemachtigde van klager op de hoogte was gesteld van het bestaan van de telefoonnotitie en de inhoud daarvan, niet op diens verzoek om een reactie heeft gereageerd en evenmin heeft geprobeerd om  de inhoud van de notitie te rectificeren. Dit had in geval van een onjuiste weergave van de feiten wel onmiddellijk op de weg van verweerder gelegen. Mede gelet hierop acht de raad aannemelijk dat verweerder zich in het telefoongesprek d.d. 19 juni 2012 jegens de juriste van de rechtsbijstandsverzekeraar heeft uitgelaten over inhoudelijke bijzonderheden in de door hem behandelde zaak. Derhalve heeft hij aan een derde vertrouwelijke informatie  verstrekt ten aanzien waarvan hij in zijn hoedanigheid van advocaat een verplichting tot geheimhouding had. Dat hij deze verplichting heeft geschonden valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Niet is gebleken dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in lid 2 van Gedragsregel 6. De raad zal de klacht dan ook gegrond verklaren.

6        BESLISSING

De raad van discipline  verklaart de klacht gegrond en legt op de maatregel          van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. M.I .J. Hegeman , voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014 .

griffier                                                                         voorzitter                                  

A.M.T.A. Verhagen                                                     M.I.J. Hegeman

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager;

-        verweerder.

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg;

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl