ECLI:NL:TADRSHE:2014:315 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 310 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:315
Datum uitspraak: 10-12-2014
Datum publicatie: 16-12-2014
Zaaknummer(s): L 310 - 2014
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dat uiteindelijk geen procedure aanhangig is gemaakt, betekent niet dat de advocaat niets heeft gedaan. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 10 december 2014

in de zaak L 310-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg van 26 november 2014 met kenmerk DOK 14-121 , door de raad ontvangen op 27 november 2014 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

                        Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende                              worden uitgegaan:

1.1         Klager was verwikkeld in procedures bij de Kantonrechter betreffende reparatiekosten aan een door klager geleasde minigraver. Klager werd in deze procedures bijgestaan door advocatenkantoor X. In verband met een ongeval met de geleasde minigraver op 7 september 2009 heeft klager zich op verwijzing van advocatenkantoor X in het najaar van 2010 gewend tot verweerder.  Op 19 november 2010 heeft een intakegesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft op 23 november 2010 een schriftelijke opdrachtbevestiging aan klager toegezonden. Verweerder bevestigde de mogelijkheden te zullen onderzoeken om de door klager ten gevolge van het ongeval geleden schade te verhalen. Nadat op 18 februari 2011 een vervolgbespreking had plaatsgevonden,  heeft verweerder de leverancier en de fabrikant van de minigraver bij brieven dd. 7 april en 26 oktober 2011 aansprakelijk gesteld. Door beiden werd de aansprakelijkheid betwist.  

1.2         Verweerder heeft klager bij brief dd. 17 november 2011 erop gewezen dat een gerechtelijke procedure gezien de bewijsperikelen naar zijn mening geen kans van slagen had. Op 2 november 2012 heeft de deurwaarder in opdracht van de leasemaatschappij executoriaal beslag gelegd onder klager. Bij brief van 16 januari 2013 heeft verweerder de advocaat van de leasemaatschappij gemaand de in beslag genomen zaken te retourneren, erop wijzend dat een verkeerde machine in beslag was genomen. Bij brief dd. 14 maart 2013 heeft verweerder aan klager bericht dat een kort geding geen kans van slagen had. 

1.3         Bij brief dd. 3 mei 2013 heeft verweerder aan klager bericht geen kort geding procedure voor klager aanhangig te zullen maken, aangezien deze kansloos was. Verweerder stelde eventueel bereid te zijn een bodemprocedure op te starten, indien klager eerst met sluitend bewijs voor zijn stellingen zou komen.

1.4         Bij brief dd, 25 juni 2013 heeft verweerder een kopie van de stukken aan klager toegezonden in verband met een door klager gewenste second opinion.

1.5         Bij  brief van 9 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in zaken die hij voor klager in behandeling had niets heeft gedaan. Na ontvangst van de eigen bijdragen heeft verweerder niets meer ondernomen.

3.           VERWEER

    3.1         Verweerder heeft mogelijkheden onderzocht om de door klager geleden schade te verhalen. Omdat de aansprakelijkstelling gemotiveerd werd betwist en klager geen bewijs voor zijn stellingen aandroeg heeft verweerder uiteindelijk aan klager bericht dat hij geen kort geding procedure voor klager wenste op te starten. De gedragsregels verbieden verweerder immers een kansloze procedure aanhangig te maken.

   3.2          Verweerder heeft klager bericht eventueel een bodemprocedure te willen opstarten, maar aangegeven dat klager dan wel eerst voor bewijs van zijn stellingen diende te zorgen. Klager heeft zich vervolgens tot een andere advocaat gewend voor een second opinion.

   3.3          Op 1 augustus 2013 is door mr. N een second opinion gegeven. De second opinion onderschreef de zienswijze en het standpunt van verweerder volledig. Ook mr. N. concludeerde dat aan de zijde van klager tegenstrijdigheden werden geponeerd, hetgeen zijn geloofwaardigheid niet ten goede zou komen.

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder zich gedurende bijna drie jaar heeft ingespannen om de door klager geleden letselschade te verhalen. Dat verweerder uiteindelijk geen procedure aanhangig heeft gemaakt, betekent niet dat verweerder niets voor klager heeft gedaan. Verweerder heeft gecorrespondeerd met de verzekeraar alsmede met de leverancier en de fabrikant van de minigraver en aan laatstgenoemden een aansprakelijkheidstelling doen uitgaan. Hij heeft klager er meerdere malen op gewezen dat er bewijsrisico’s waren. Tijdens het onderzoek naar verhaalsmogelijkheden werd verweerder geconfronteerd met tegenstrijdigheden, op grond waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat een kort geding geen kans van slagen had. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij een procedure aanhangig maakt indien hij geen mogelijkheden ziet deze met succes af te ronden. Het is zelfs de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor het voeren van een kansloze procedure gelet op de risico’s en kosten die dat voor zijn cliënt met zich mee kan brengen.

4.3         De voorzitter komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat de klacht dat verweerder niets voor klager heeft gedaan feitelijk onjuist is.  De voorzitter zal de klacht daarom als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  10  december 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2014

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.