ECLI:NL:TADRSHE:2014:297 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 281 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:297
Datum uitspraak: 25-11-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): ZWB 281 - 2014
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Na intrekking van klachten bij rvd kunnen deze niet opnieuw bij de deken worden ingediend. Geen overeenkomst tot standgekomen tot creditering van openstaand bedrag. Eerder aanbod daartoe was door de indiening van de klacht komen te vervallen. Later intrekking van de klacht doet hieraan niets af.

Beslissing van 25  november 2014

in de zaak ZWB 281-2014

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 27 oktober 2014 met kenmerkK14-108 , door de raad ontvangen op 28 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

    1.1         Klager heeft op 17 juni 2013 bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster. De klacht had betrekking op het optreden van verweerster in de echtscheidingsprocedure van klager alsmede op de declaraties van verweerster aan klager

    1.2         Ten aanzien van de declaraties heeft verweerster een begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht gestart. Klager heeft in deze procedure verweer gevoerd. De Raad van Toezicht heeft bij beslissing dd. 6 februari 2014 vastgesteld dat er geen reden was om de declaraties van verweerster te matigen. De Raad van Toezicht heeft de kosten van verweerster begroot en goedgekeurd voor een bedrag van in totaal € 5.733,22.

    1.3         De deken heeft de klacht onderzocht en op 7 februari 2014 haar dekenstandpunt aan partijen toegezonden. De klacht kwam de deken op alle onderdelen ongegrond voor. De deken heeft de klacht op verzoek van klager op 10 maart 2014 doorgezonden aan de raad van discipline. De griffier van de raad heeft de ontvangst van de klacht bij brief dd. 18 maart 2014 bevestigd.

    1.4         Verweerster heeft klager na ontvangst van de beslissing van de Raad van Toezicht en het dekenstandpunt aangesproken op volledige betaling van de onbetaald gebleven declaratie ad € 5.733,22. Verweerster schreef in haar email dd. 25 maart 20-14 onder meer het volgende :

                  “U gaf aan dat u aanspraak wilt maken op de € 1.500, - reductie, die ik u ooit heb aangeboden. Dit voorstel heb ik u destijds uitsluitend gedaan onder de voorwaarde , dat dan geen procedures zouden volgen en wij op die manier afscheid zouden nemen. Ik zou mezelf daar veel  tijd mee besparen in de vorm van reacties op klachten en dergelijke. Dat was het mij op dat moment waard. Omdat u destijds niet op dit aanbod wilde ingaan, althans niet wilde voldoen aan mijn voorwaarden voor wat betreft de betalingstermijn etc., uw klachten hebt doorgezet en inmiddels na de ongegrondverklaring hebt gevraagd om doorzending van uw klacht naar de Raad van Discipline, zie ik geen aanleiding om u dat bedrag kwijt te schelden.”

    1.5         Klager heeft de klacht per telefax dd. 1 april 2014 vanwege privéredenen ingetrokken. De griffier van de raad heeft partijen bij brief dd. 3 april 2014 bericht dat de behandeling van de klacht met de intrekking daarvan was afgedaan. Klager heeft de griffier van de raad op 8 mei 2014 bericht dat hij op zijn intrekking wenste terug te komen. De griffier heeft klager op 13 mei 2014 bericht dat de behandeling van de klacht door de intrekking van de klacht was afgedaan.

    1.6         Klager heeft zich op 16 juli 2014 opnieuw beklaagd over het optreden van verweerster.

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster de belangen van klager tijdens de echtscheidingsprocedure niet goed heeft behartigd; verweerster werkte samen met de wederpartij en wenste allesbehalve in oplossingen van het conflict te denken;

2.    verweerster zich niet aan de gemaakte afspraak heeft gehouden, om het betalingsconflict op te lossen, waarbij een bedrag ad € 1.500, - gecrediteerd zou worden, zelfs niet toen klager op 1 april 2014 zijn eerdere klacht bij de raad van discipline heeft ingetrokken;

3.    verweerster heeft aangekondigd dat zij de beslissing van de Raad van Toezicht aan de nieuwe advocaat van klager zou toezenden;

4.    verweerster door klager opgevraagde stukken (interne notities en confraternele correspondentie) niet aan hem heeft toegezonden.

3.               VERWEER

    3.1         Verweerster heeft geen overeenkomst met klager gesloten die voor hem aanleiding kon zijn om zijn klacht bij de raad van discipline in te trekken. Het is mogelijk dat klager doelt op een eerder voorstel, maar dit was komen te vervallen toen klager niet aan de door verweerster gestelde voorwaarden voldeed.

    3.2         Het is juist dat verweerster heeft overwogen om de beslissing van de Raad van Toezicht aan de nieuwe advocaat van klager toe te sturen, maar zij heeft dit uiteindelijk niet gedaan.

    3.3         Verweerster heeft klager per e-mail dd. 25 maart 2014 bericht dat zij geen interne notities dan wel confraternele correspondentie aan klager zou verstrekken, aangezien interne notities niet bedoeld zijn voor cliënten en confraternele correspondentie tussen advocaten dient te blijven.

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Voor zover de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerster in de echtscheidingsprocedure van klager kan klager niet worden ontvangen in zijn klacht. Klager heeft zich hierover uitvoering beklaagd bij brief dd. 17 juni 2013. De deken heeft alle klachten van klager uitvoerig onderzocht, waarbij klager ruimschoots in de gelegenheid is geweest zijn standpunt naar voren te brengen. Het onderzoek van de deken heeft geleid tot een uitvoerig gemotiveerd standpunt van de deken op 7 februari 2014 en op verzoek van klager tot doorzending van de klacht aan de raad van discipline. Klager heeft om hem moverende privéredenen besloten de klacht in te trekken. Dit betekent dat de behandeling van die klachten, zoals door de griffier van de raad bij brief dd. 13 mei 2014 aan klager is bericht, daarmee is afgedaan. Deze kunnen daarna niet meer opnieuw aan de tuchtrechter worden voorgelegd Een intrekking van een klacht betreft een definitieve rechtshandeling waarop niet meer kan worden teruggekomen. Een beklaagde advocaat mag er nadat een klacht tegen hem of haar is ingetrokken op vertrouwen dat hij zich niet opnieuw voor dezelfde klachten bij de tuchtrechter hoeft te verantwoorden. Dat klager klaarblijkelijk spijt heeft gekregen van de intrekking van de klacht maakt dit niet anders. De voorzitter zal het eerste onderdeel op grond van het bovenstaande als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

4.3         Voor zover de klacht betrekking heeft op gedragingen van verweerster na ontvangst van de beslissing van de Raad van Toezicht kan klager wel in zijn klacht worden ontvangen. Deze klachten zijn in de klacht van klager dd. 17 juni 2013 immers nog niet aan de orde geweest.

4.4         De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat verweerster zich niet heeft gehouden aan de overeenkomst tussen klager en verweerster, welke overeenkomst voor klager aanleiding was om zijn klacht op 1 april 2014 in te trekken. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat een bedrag ad € 1.500, - aan klager gecrediteerd zou worden, indien hij de klacht tegen verweerster zou intrekken. Verweerster heeft klager voordat klager tot indiening van de klacht bij deken was overgegaan, weliswaar een dergelijke aanbod gedaan, maar dit voorstel is komen te vervallen, aangezien klager het aanbod niet geaccepteerd heeft en een klachtprocedure bij de deken aanhangig heeft gemaakt. De inhoud van het e-mailbericht dd. 25 maart 2014 van verweerster aan klager laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Verweerster heeft daarin in niet mis te verstane bewoordingen aan klager bericht dat haar eerder gedane voorstel is komen te vervallen. Zij heeft klager bericht geen aanleiding te zien om het bedrag ad € 1.500, - kwijt te schelden. Uit de e-mail dd. 25 maart 2014 kan geenszins worden afgeleid, dat verweerster bereid was een bedrag ad € 1.500, - te crediteren als klager zijn klacht bij de raad van discipline zou intrekken. Wat de beweegredenen voor klager ook zijn geweest om op 1 april 2014 wegens privéredenen over te gaan tot intrekking van de klacht, dit betekent niet dat verweerster gehouden was om een bedrag ad € 1.500, - te crediteren. Het was verweersters goed recht betaling van de het volledige door de Raad van Toezicht begrote en goedgekeurde bedrag te verlangen en bij het uitblijven van volledige betaling daarvan tot het treffen van incassomaatregelen over te gaan.

4.5         Vast staat dat verweerster heeft aangekondigd dat zij de beslissing van de Raad van Toezicht zou toezenden aan de nieuwe advocaat van klager. Verweerster heeft echter om haar moverende redenen ervan afgezien hieraan uitvoering te geven Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster van de enkele aankondiging van haar voornemen aan klager valt te maken.

4.6         Klager verwijt verweerster dat zij niet bereid was haar interne notities en confraternele correspondentie aan klager te verstrekken. Voorop staat dat klager bij brief dd. 2 maart 2014 enkel te kennen heeft gegeven het jammer te vinden dat verweerster hem geen inzicht had willen of kunnen geven in de confraternele correspondentie en ook niet in de overige stukken op klager betrekking hebbende, zoals bv gespreksverslagen. Klager heeft niet om toezending verzocht. Alleen al op grond hiervan kan het vierde onderdeel van de klacht, als feitelijk onjuist, niet tot gegrondheid leiden. Maar ook indien klager wel om toezending van de interne notities en confraternele correspondentie had verzocht, valt verweerster ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Een advocaat is immers enkel in het kader van de overname van een zaak verplicht tot de overdracht van een dossier. Hiervan was in deze geen sprake.

4.7         Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, zal de voorzitter de onderdelen 2, 3 en 4 als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst onderdeel 1 van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af;

wijst de onderdelen 2, 3 en 4 van de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  25 november 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2014

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-

  Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.