ECLI:NL:TADRSHE:2014:292 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 290 - 2014

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:292
Datum uitspraak: 21-11-2014
Datum publicatie: 26-11-2014
Zaaknummer(s): OB 290 - 2014
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen sprake van intimiderend en bedreigend taalgebruik door advocaat van de wederpartij. Advocaat dient standpunt van zijn cliént te verwoorden waarbij hij mag afgaan op informatie van zijn cliént. Gedragingen van de cliënt valt de advcoaat niet aan te rekenen. Klacht kennelijk ongegrond.

             Beslissing van     november 2014

in de zaak OB 290-2014

                       naar aanleiding van de klacht van:

            klagers

                       tegen:

                       verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 30 oktober 2014 met kenmerk 48/14/075K , door de raad ontvangen op 3 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klaagster sub 1 was verwikkeld in een echt- en boedelscheidingsprocedure met de heer X. Verweerder trad in deze procedures op als advocaat van de heer X.

1.2         Verweerder heeft bij brief dd. 14 mei 2013 gereageerd op een brief van klager aan de client van verweerder dd. 7 mei 2013. Verweerder schreef onder meer het volgende :

              “ (…..) De wijze waarop u namens uw cliënte de aangifte en jaarstukken dan ook heeft ingevuld berusten op een onjuiste lezing van de voorliggende beschikking. Hiermee informeert u de belastingdienst alsmede het UWV op een onjuiste wijze.

              (…..)

              Voor de goede orde client stelt u en uw cliënte dus formeel aansprakelijk voor alle geleden en in de toekomst nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van de voormelde tekortkoming in de berichtgeving aan fiscus en UWV.(….)”

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder klager bij brief dd. 14 mei 2013 valselijk heeft beschuldigd en geïntimideerd;

2.    verweerder medewerking heeft verleend aan het door zijn client doelbewust verduisteren van bescheiden om strafbare feiten te verdoezelen;

3.    (de client van verweerder) financiele administratie van de eenmanszaak van klaagster heeft achtergehouden;

4.    verweerder gelden van de derdengeldrekening van zijn kantoor heeft overgemaakt op een reeds opgeheven rekening van de eenmanszaak van klaagster.

3.           VERWEER    

3.1         Verweerder heeft in de echtscheidingsprocedure en bij de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling de belangen van zijn client behartigd. De rechtbank heeft bij beschikking dd. 31 januari 2013 ten aanzien van de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling beslist. Hierna heeft klager zich bij brief dd. 7 mei 2013 tot de client van verweerder gewend.

3.2         In de visie van client van verweerder had klager, de Belastingdienst, het UWV alsmede klaagster onjuist geinformeerd. Verweerder heeft klager namens zijn client bij brief dd. 14 mei 2013 aansprakelijk gesteld voor door zijn cliënt te lijden schade. Verweerder heeft hiermee gehandeld overeenkomstig zijn taak als advocaat van de heer X. Dat klager niet kan instemmen met de aansprakelijkstelling betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Als klager een aansprakelijkstelling niet wenst te aanvaarden, zal de bevoegde rechter uiteindelijk dienen te beslissen. De brief van verweerder dd. 14 mei 2013 was duidelijk maar niet intimiderend.

3.3         Verweerder wijst de onvoldoende gemotiveerde beschuldigingen dat (de client van) verweerder doelbewust bescheiden verduistert om strafbare feiten te verdoezelen uitdrukkelijk van de hand.

3.4         Klager verwijt de client van verweerder stukken achter te houden. Hiervan valt verweerder geen verwijt te maken.

3.5         Verweerder heeft middels de betalingen vanaf de derdengeldrekening van zijn (voormalige) kantoor gehoor gegeven aan de tussen partijen getroffen regeling. De gelden die aan klaagster zijn overgemaakt, zijn niet gerestitueerd, zodat er van uitgegaan mag worden dat deze door haar zijn ontvangen.

4.           BEOORDELING

              4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder als advocaat van de  wederpartij van klaagster. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3            Verweerder heeft bij brief dd. 14 mei 20143 gereageerd op een brief van klager dd. 7 mei 2013 aan zijn client. Verweerder heeft in die brief het standpunt van zijn client kenbaar gemaakt en klager aansprakelijk gesteld voor de door zijn client eventueel te lijden schade. Verweerder heeft hierbij gehandeld in het belang van zijn client. Het moge zo zijn dat klager zich niet kan verenigen met het standpunt van de client van verweerder en de aansprakelijkstelling als bedreigend heeft ervaren, dit betekent nog niet dat er sprake is van valse beschuldigingen, noch dat verweerder de grens van de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekomt heeft overschreden. Verweerder heeft zijn brief in zakelijke bewoordingen opgesteld. Van intimiderend en bedreigend taalgebruik is geen sprake.

4.4            De klachtonderdelen 2 en 3 betreft gedragingen van de client van verweerder. Hiervan valt verweerder geen verwijt te maken. Verweerder heeft het standpunt van zijn client verwoord en mocht daarbij uitgaan van de informatie van zijn client. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd noch enig bewijs overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder wist dat de informatie van zijn client onjuist was. Ook ten aanzien van de stelling dat verweerder aan zijn client medewerking heeft verleend om doelbewust bescheiden te verduisteren heeft klager geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit hiervan blijkt.

4.5            Klager stelt dat verweerder bij de overmaking van gelden van zijn derdengeldrekening fouten zou hebben gemaakt, maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd noch hiervan enig bewijs overgelegd.

4.6            Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken, zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter:

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op             november 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 november 2014  

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost- Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

b.           Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

c.           Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.