ECLI:NL:TADRSHE:2014:287 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L 186 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:287
Datum uitspraak: 17-11-2014
Datum publicatie: 24-11-2014
Zaaknummer(s): L 186 - 2013
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het stond verweerder vrij om zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij in een conclusie te stellen dat tussen partijen overeenstemming was bereikt en uiteen te zetten waarover, nu hij daarmee enkel heeft verwezen naar datgene waarover naar zijn mening overeenstemming bestond. Klacht ongegrond

Beslissing van  17 november 2014

in de zaak L 186-2013

naar aanleiding van de klacht van:

  klagers

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 10 juni 2013 m et kenmerk DOK 7230, door de raad ontvangen op 11 juni 2103, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2014 in aanwezigheid van gemachtigde van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       het klachtdossier.

2          FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Klagers 1 tot en met 3 hebben klager 4 bijgestaan in een geschil met de heer M. De heer M. werd in dat geschil bijgestaan door verweerder. Klager 4 heeft de franchise- en (onder)huurovereenkomst met de heer M. beëindigd. In het kader van de overdracht van de winkel zijn onderhandelingen gevoerd. Klager sub 1 heeft verweerder bij e-mail d.d. 17 september 2012 een voorstel gezonden ter zake de oplevering van de winkel en overdracht/telling van de voorraad en inventaris. Verweerder heeft in antwoord hierop bij e-mail d.d. 18 september 2012 een tegenvoorstel gedaan. Bij e-mail d.d. 20 september 2012 heeft verweerder aan klager sub 1 laten weten dat hij uiterlijk op 25 september 2012 in de ochtend van diens cliënte wil vernemen met betrekking tot het overeengekomen bedrag ter zake verkoop en overname van inventaris en voorraden. Klager sub 1 heeft bij e-mail d.d. 21 september 2012 medegedeeld dat hij namens zijn cliënte persisteert bij het eerder gedane voorstel ter zake de inventaris en de voorraden onder de voorwaarde dat diezelfde dag een schriftelijk akkoord ten aanzien van de inhoud van de [concept]koopovereenkomst zou worden gegeven en dat de overdracht uiterlijk op 24 september 2012 zou plaatsvinden. Bij faxbrief d.d. 24 september 2012 heeft verweerder laten weten dat zijn cliënt akkoord gaat met het voorstel van klagers’ cliënte, waarbij hij tevens in een viertal punten heeft beschreven wat dit betekent.

Tussen partijen is vervolgens discussie ontstaan over de vraag of in minnelijk overleg een definitieve koopovereenkomst tot stand is gekomen. Daarover is door klagers een kortgedingprocedure gestart. In de conclusie van antwoord welke in de procedure is ingediend heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:

“Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 28 van de franchise overeenkomst is het navolgende afgesproken c.q. overeengekomen:

-       Dat het vierwielig motorvoertuig, zijnde een bedrijfsmiddel, niet zou worden overgedragen en dit voertuig geen deel zou uitmaken van de over te dragen zaken/goederen;

-       Dat de compleet aanwezige inventarisgoederen worden verkocht c.q. overgedragen voor een bedrag van € 5.000,00 in de staat waarin zich die inventarisgoederen bevinden;

-       Dat de complete voorraden en inventaris worden opgenomen (geteld) op 24 dan wel 25 september 2012;

-       Dat de voorraden worden c.q. zijn gewaardeerd en overgenomen tegen de actuele inkoopprijzen, waarbij de gebruikelijke aftrek van 10% achterwege is gelaten en voorraden/goederen die niet tot de collectie van [Y] behoren dan wel niet scanbaar zijn geworden zijn overgenomen tegen 47% van de geldende consumentenadviesprijs.”

De rechtbank Maastricht heeft in het kortgedingvonnis d.d. 27 november 2012, voor zover hier van belang, onder meer overwogen dat de totstandkoming van een koopovereenkomst onvoldoende aannemelijk is geworden, zodat er in het kader van het kort geding van moet worden uitgegaan dat bedoelde koopovereenkomst niet tot stand is gekomen. In hoger beroep is dit vonnis bekrachtigd.

2.2       Bij brief van 28 december 2012 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder .

3.         klacht

3.1       De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    ondanks uitdrukkelijk schriftelijk akkoord, althans na doelbewust de indruk te hebben gewekt dat overeenstemming was bereikt, ontkent dat een koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen;

b)    ten onrechte stelt dat hij een e-mail van klager van 25 september 2012 niet heeft ontvangen;

c)    tijdens een kort geding vrijelijk heeft geciteerd uit confraternele correspondentie, terwijl hij zelf aan klagers heeft geweigerd toestemming te verlenen om confraternele correspondentie over te leggen.

4      VERWEER

4.1    Ad a).

Er is een zekere overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling samenhangende met de beëindiging van de franchiseovereenkomst, maar niet over de concept-koopovereenkomst. Tussen de concept-overeenkomst d.d. 17 september 2012 en die van 25 september 2012 zijn wezenlijke verschillen. Betwist wordt dat de indruk is gewekt dat de koopovereenkomst akkoord was.

          Ad b)

De e-mail d.d. 25 september 2012 te 9.09 uur met als bijlage de definitieve koopovereenkomst, versie 25 september 2012, is niet op kantoor ontvangen;

Ad c)

Betwist wordt dat verweerder zich heeft uitgelaten over confraternele correspondentie.

5      BEOORDELING

5.1    Ad klachtonderdeel a)

In het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen behoren advocaten te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Verweerder heeft betwist dat over de koopovereenkomst tussen partijen overeenstemming was bereikt. Klagers hebben in dit verband gewezen op verweerders e-mail d.d. 24 september 2012. Uit die e-mail blijkt naar het oordeel van de raad weliswaar dat tussen partijen op een aantal onderdelen overeenstemming was bereikt, echter niet dat ook ten aanzien van de concept-koopovereenkomst overeenstemming bestond. Ook overigens blijkt niet uit het dossier dat verweerder bij klagers moedwillig de indruk heeft gewekt dat hij met de koopovereenkomst akkoord was. In gevallen als deze, waarin de lezingen van partijen uiteenlopen en niet op grond van het dossier kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, kan de klacht niet gegrond worden verklaard.

5.2    Ad klachtonderdeel b)

Verweerder heeft betwist de betreffende e-mail op 25 september 2012 te hebben ontvangen. De raad stelt vast dat zich in het dossier twee verschillende versies bevinden van de e-mail d.d. 25 september 2012, waarbij volgens klagers de definitieve versie van het koopcontract aan verweerder is verzonden. De eerste e-mail is afkomstig van klager sub 1, echter niet blijkt naar welk adres deze is verzonden. Deze versie is bovendien voorzien van twee verschillende disclaimers. De tweede e-mail is opgenomen onder een latere e-mail, d.d. 16 oktober 2012, van klager sub 1 aan klager sub 3. Deze latere versie van de e-mail van klager sub 1 vermeldt verweerder als geadresseerde, maar bevat niet dezelfde disclaimers en heeft een ander lettertype dan eerdergenoemde versie. Gemachtigde van klagers heeft ter zitting geen duidelijke verklaring voor deze verschillen kunnen geven. Naar het oordeel van de raad is onvoldoende komen vast te staan dat de betreffende e-mail d.d. 25 september 2012 op die datum door klagers naar verweerder is verzonden. Evenmin is gebleken dat verweerder deze heeft ontvangen.

Derhalve zal dit onderdeel van de klacht eveneens ongegrond worden verklaard.

5.3    Ad klachtonderdeel c)

Omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonder-handelingen mag aan de rechter aan wiens oordeel  de zaak is onderworpen, niets worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft betwist dat hij heeft geciteerd uit confraternele correspondentie. De raad stelt vast dat verweerder in zijn conclusie van antwoord heeft gesteld dat tussen partijen overeenstemming is bereikt en dat hij uiteen heeft gezet waarover. Verweerder heeft toegelicht dat hij dit heeft gedaan omdat het geschil juist dit onderwerp betrof. Het is niet verboden te stellen dat een overeenkomst is aangegaan. Verweerder heeft in dit geval niet meer dan verwezen naar datgene waarover in zijn ogen (wel) overeenstemming bestond. Dat stond hem vrij.

De raad zal derhalve ook dit laatste deel van de klacht ongegrond verklaren.

6       BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, J.J.M. Goumans, L.R.G.M. Spronken, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2014.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover deze ongegrond is verklaard tevens door

-      klagers

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg    

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl