ECLI:NL:TADRSHE:2014:27 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 171 - 2013 en OB 172 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:27
Datum uitspraak: 24-02-2014
Datum publicatie: 26-02-2014
Zaaknummer(s): OB 171 - 2013 en OB 172 - 2013
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet gebleken van excessief declareren. Niet gebleken van een misslag. Vraag wat de inhoud van over openstaande declaraties gemaakte afspraken is, is van civielrechtelijke aard, die niet ter beoordeling van de tuchtrechter is.Niet gebleken is dat verweerders het begrotingsverzoek te laat hebben ingediend. Klacht ongegrond

Beslissing van 24 februari 2014

     in de zaken OB171-2013 en OB172-2013

naar aanleiding van de klachten van:

A.

gemachtigde:

B.

tegen:

1.      

2.      

verweerders

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 31 mei 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 16 december 2013 zijn namens klaagster de heer B.vergezeld van klaagsters gemachtigde, en verweerders verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 31 mei 2013 en de daarbij gevoegde stukken.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster had een geschil op het gebied van IE-recht met T. B.V.

Klaagster heeft het kantoor van verweerders in mei 2010 benaderd om de behandeling van deze zaak over te nemen van de voorgaande advocaat. Verweerder sub 2 heeft de zaak in behandeling genomen.Op 28 mei 2010 is een eerste bespreking gevoerd tussen klaagster en verweerder sub 2. Er was een bodemprocedure aanhangig waarin op 9 juni 2010 een akte wijziging van eis moest worden ingediend. Tegelijkertijd moest een kort geding worden opgestart voor het geval de wederpartij een aangezegde executie voor vermeend verbeurde dwangsommen zou doorzetten.

2.2      Het kort geding diende op 27 augustus 2010. Omdat verweerder sub 2 op dat moment met vakantie was, heeft verweerster sub 1 het kort geding voorbereid, de pleitnota opgesteld en klaagster tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan. Het kort geding is gunstig voor klaagster afgelopen in die zin dat de wederpartij de tenuitvoerlegging van het kort geding vonnis niet mocht voortzetten. Het kort geding vonnis d.d. 10 september 2010 bevatte voorts de volgende overweging:

“Naar ter zitting gebleken en zoals ook uit de formulering van de eisvermeerdering blijkt, zijn [klaagster] er daarbij vanuit gegaan dat indien het bedoelde verbod volgens de bodemrechter ten onrechte is opgelegd, daarmee ook de dwangsomveroordeling en de eventuele verbeurde dwangsommen komen te vervallen. Dit uitgangspunt van[klaagster] is echter onjuist.”

2.3      Op 22 september 2010 heeft klaagster bij verweerders aangegeven dat hij de behandeling van de zaak wilde overdragen aan een advocaat van een ander kantoor. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de door verweerders verzonden declaraties voor een totaalbedrag van € 27.857,68 inclusief BTW en kantoorkosten. Klaagster had bij aanvang een voorschot van € 3.500 exclusief BTW, zijnde € 4.165,-- inclusief BTW betaald, zodat na verrekening van dit voorschot met de openstaande nota’s nog een bedrag van € 23.692,78 inclusief BTW resteerde te voldoen. Verweerders hebben de declaraties op 7 mei 2012 ter begroting voorgelegd aan de raad van toezicht, die op 8 april 2013 conform heeft begroot.

3          KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet door:

1.      bij het vaststellen van hun declaraties in strijd te handelen met gedragsregel 25;

2.      klaagster in strijd met gedragsregel 11 niet direct op de hoogte te brengen van een door verweerders gemaakte misslag;

3.      een voorschot ten onrechte niet te verrekenen;

4.      in strijd met gedragsregel 27 lid 3 na te laten de openstaande declaraties door de Raad van Toezicht te laten begroten.

3.2       Toelichting:

            Ad klachtonderdeel 1

De verrichte en in rekening gebrachte werkzaamheden staan niet in verhouding tot het belang van de zaak. Het ging om een eenvoudig executie kort geding.

Ad klachtonderdeel 2

Bij de behandeling van de bodemprocedure zijn aanzienlijke fouten gemaakt. Dit blijkt uit het kort geding vonnis. Uit de onder 2.2 weergegeven overweging van de voorzieningenrechter blijkt dat verweerders een misslag hebben gemaakt. Verweerders hebben klaagster hier niet direct van op de hoogte gebracht.

Ad klachtonderdeel 3

Over de openstaande declaraties is een minnelijke regeling tot stand gekomen. Klaagster heeft het afgesproken bedrag betaald. Later is klaagster gebleken dat een door haar betaald voorschot niet was verrekend. Verweerders hebben geweigerd het voorschot terug te betalen. Tijdens de onderhandelingen over de minnelijke regeling is het voorschot nooit aan de orde gekomen.

Ad klachtonderdeel 4

Omdat klaagster het betaalde voorschot gerestitueerd wilde zien waren verweerders verplicht om de declaratie ter begroting in te dienen.

4          VERWEER

4.1       K lachtonderdeel 1

De zaak betrof een ingewikkelde en omvangrijke kwestie. De bestudering van het inmiddels zeer lijvig geworden dossier vergde veel tijd. In de bodemprocedure moest een akte wijziging eis worden opgesteld en ingediend, terwijl tevens een kort geding dagvaarding moest worden opgesteld. Het belang van de zaak was niet slechts € 25.000,--. Het belang van de bodemprocedure was namelijk € 750.000,--. De in rekening gebrachte werkzaamheden zijn ook daadwerkelijk verricht en stonden in een redelijke verhouding tot het belang van de zaak. Er is niet bovenmatig gedeclareerd, hetgeen ook blijkt uit de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht.

4.2       Klachtonderdeel 2

Bij de behandeling van de zaak zijn geen fouten gemaakt. Er is geen sprake van een misslag. De wijziging van eis zag op de toekomstige nog te vervallen dwangsommen. Verweerster sub 1 heeft aan klaagster uitgelegd dat eenmaal verbeurde dwangsommen verbeurd blijven. De uitspraak was te verwachten.

            4.3       Klachtonderdeel 3

Verweerders meenden overeenstemming te hebben bereikt over de openstaande nota’s. Het voorschot was al betaald en klaagster wilde op twee openstaande nota’s een bedrag van € 16.000,-- betalen. Later had klaagster ineens bezwaren.

            4.4       Klachtonderdeel 4

Klaagster heeft verweerders nooit verzocht om de declaraties te laten begroten, dit werd pas in de klacht aan de orde gesteld. Verweerders hebben de declaraties op 7 mei 2012 ter begroting voorgelegd aan de raad van toezicht, die op 8 april 2013 conform heeft begroot.

5          BEOORDELING

5.1       Klachtonderdeel 1

Het eerste onderdeel van de klacht ziet op de hoogte van de door verweerders verzonden declaraties. De raad overweegt dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt tegen excessief declareren. De raad van toezicht heeft bij begrotingsbeslissing d.d. 8 april 2013 geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat om de declaraties van verweerders op enig onderdeel aan te passen. Derhalve is niet van excessief declareren gebleken.

5.2       Klaagster heeft betoogd dat de verrichte en in rekening gebrachte werkzaamheden niet in verhouding staan tot het belang van de zaak, waardoor verweerders in strijd met gedragsregel 25 lid 1 hebben gehandeld. Als niet dan wel onvoldoende weersproken is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht echter komen vast te staan dat het belang van de zaak plusminus € 750.000,-- bedroeg, zodat naar het oordeel van de raad niet gezegd kan worden dat verweerders in strijd hebben gehandeld met gedragsregel 25. Het eerste deel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.3       Klachtonderdeel 2

            Verweerders hebben gemotiveerd weersproken dat er sprake is geweest van een misslag. De raad is van oordeel dat het enkele feit dat de voorzieningenrechter in een vonnis een door een advocaat verwoord standpunt niet overneemt, nog niet tot de conclusie leidt dat de advocaat een fout heeft gemaakt. Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd waaruit de vermeende misslag precies zou bestaan en welke negatieve consequenties dit voor haar zou hebben gehad. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.4       Klachtonderdeel 3

            Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat partijen van mening verschillen over de inhoud van de gemaakte afspraken over de openstaande declaraties. De vraag wat de gemaakte afspraken exact inhielden is een kwestie van civielrechtelijke aard, die niet ter beoordeling van de tuchtrechter is. Het derde onderdeel van de klacht is dan ook eveneens ongegrond.

5.5       Klachtonderdeel 4

            Verweerders hebben de declaraties op 7 mei 2012 ter begroting voorgelegd aan de raad van toezicht, die op 8 april 2013 conform heeft begroot. Anders dan klaagster is de raad van oordeel dat verweerders niet in strijd met gedragsregel 27 lid 3 hebben gehandeld. Niet gebleken is dat verweerders het begrotingsverzoek te laat hebben ingediend, noch dat zij anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Ook dit klachtonderdeel moet derhalve ongegrond worden verklaard.

5.6       De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr.J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2014.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op   25 februari 2014     

per aangetekende brief verzonden aan:

-        de gemachtigde van klaagster

-         verweerders

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klaagster

-              verweerders

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl