ECLI:NL:TADRSHE:2014:269 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch OB 367 - 2013

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2014:269
Datum uitspraak: 03-11-2014
Datum publicatie: 07-11-2014
Zaaknummer(s): OB 367 - 2013
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de tussen partijen gesloten overeenkomst ter fine van het beëindigen van de door haar cliënt geëntameerde gerechtelijke procedure open te breken door namens haar cliënt nadere voorwaarden te stellen. Klacht gegrond. Berisping.

Beslissing van 3 november2014

     in de zaak OB367-2013

naar aanleiding van de klachtvan:

klaagster

gemachtigde:

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 2 december 2013met kenmerk 48|13|186Kheeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabantde klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 22 september 2014. Ter zitting van 22 september 2014zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot mr. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 2 december 2013 met bijlagen;

-       de nagekomen brief van 4 september 2014 met bijlagen;

-       het nagekomen faxbericht d.d. 16 september 2014.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster is de advocaat van de wederpartij van klaagster. Klaagster was met haar ex-partner verwikkeld in een geschil over onder meer het gezag en de omgang met de kinderen. Klaagster had het eenhoofdig gezag.

2.2      Klaagster is in juni 2012 met de kinderen naar Israël vertrokken. Dit heeft geleid tot gerechtelijke procedures, die uiteindelijk hebben geresulteerd in een uitspraak van het Regionale Gerecht te Tel Aviv-Jaffa in zijn hoedanigheid van Hof Beroep in civiele zaken d.d. 21 februari 2013 waarin is bepaald dat klaagster gerechtigd was om met de kinderen in Israël te verblijven en er geen sprake was van kinderontvoering.

2.3      Vervolgens is klaagster met haar ex-partner in onderhandeling getreden over de voorwaarden waaronder klaagster bereid was om terug te keren naar Nederland. Bij deze onderhandelingen werden beide partijen bijgestaan door een advocaat. De onderhandelingenhebben geresulteerd in een overeenkomst die op 16 augustus 2013 is ondertekend.

2.4      In deze overeenkomst was onder meer opgenomen dat klaagster belast zou blijven met het eenhoofdig gezag en dat klaagsters ex-partner het door hem bij de rechtbank ingediende verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag zou intrekken. Voorts is in de overeenkomst een omgangsregeling en de door klaagsters ex-partner te betalen kinderalimentatie vastgelegd.

2.5      Partijen hebben afgesproken dat de zitting die op 10 oktober 2013 stond gepland geen doorgang hoefde te vinden en dat zij de rechtbank zouden verzoeken de overeenkomst van 16 augustus 2013 op te nemen in een beschikking.

2.6      Op 18 september 2013 heeft klaagsters ex-partner zich tot een andere advocaat gewend, zijnde verweerster. Op verzoek van klaagsters advocaat heeft verweerster bij e-mailbericht d.d. 20 september 2013 bevestigd dat de overeenkomst d.d. 16 augustus 2013 naar de rechtbank zou worden gestuurd met het verzoek deze te bekrachtigen en in de beschikking op te nemen, dat de zitting van 10 oktober 2013 geen doorgang zou vinden en dat haar cliënt zich zou onthouden van enige dreiging jegens klaagster en/of haar familie.

2.7      Nadat klaagster deze bevestiging van verweerster had ontvangen, is zij samen met de kinderen naar Nederland teruggekeerd.

2.8      Vervolgens heeft klaagsters advocaat bij e-mailbericht d.d. 1 oktober 2013 aan verweerster een conceptbrief gestuurd met het verzoek te bevestigen dat deze aan de rechtbank kon worden verzonden.

2.9      Bij e-mailbericht d.d. 7 oktober 2013 heeft verweerster aan klaagsters advocaat kenbaar gemaakt dat zij een aantal opmerkingen had over de brief aan de rechtbank en dat zij daarom zelf een nieuwe brief had opgesteld. In die conceptbrief aan de rechtbank heeft verweerster onder meer vermeld dat partijen de rechtbank gezamenlijk verzochten om in een beschikking te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw in Nederland hebben.

2.10    Bij e-mailbericht d.d. 9 oktober 2013 heeft klaagsters advocaat aan verweerster bericht dat niet in de beschikking moest worden opgenomen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw in Nederland hebben, aangezien klaagster het eenhoofdig gezag zou houden en dientengevolge de verblijfplaats van de kinderen mag bepalen.

2.11    Bij e-mailbericht d.d. 9 oktober 2013 heeft verweerster klaagsters advocaat bericht dat haar cliënt zich er niet mee kon verenigen dat niet in de beschikking zou worden opgenomen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw in Nederland hebben en dat, nu dit een breekpunt vormde, de zitting op 10 oktober 2013 derhalve doorgang zou moeten vinden. Diezelfde dag heeft verweerster een faxbericht gestuurd aan de rechtbank waarin zij de rechtbank heeft verzocht om in de beschikking op te nemen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw in Nederland hebben en heeft aangegeven dat de man zijn verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag slechts zou intrekken indien de rechtbank het verzoek tot bepaling van het hoofdverblijf in Nederland zou inwilligen.

2.12    Klaagsters advocaat heeft de rechtbank bij faxbericht d.d. 9 oktober 2013 bericht dat klaagster gelet op hetgeen in de overeenkomst was opgenomen niet met de inhoud van het faxbericht van verweerster kon instemmen.

2.13    De zitting heeft doorgang gevonden en de rechtbank heeft in een tussenbeschikking bepaald dat er een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moest plaatsvinden. Verweerster heeft vervolgens in kort geding een uitreisverbod van de kinderen gevorderd.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:

de tussen partijen op  16 augustus 2013 gesloten overeenkomst ter fine van het beëindigen van de door haar cliënt geëntameerde gerechtelijke procedure, heeft opengebroken door namens haar cliënt nadere voorwaarden te stellen.

4          VERWEER

4.1     Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweersters cliënt was van mening dat het een essentieel onderdeel van de overeenkomst was dat klaagster met de kinderen in Nederland zou verblijven. Verweerster heeft derhalve geen aanvullende voorwaarde gesteld; het verblijf in Nederland was juist de kern van de overeenkomst. Indien klaagster niet met de kinderen in Nederland zou verblijven, zou de omgangsregeling niet uitvoerbaar zijn en zou de overeenkomst derhalve een lege huls zijn. Verweerster heeft getracht de belangen van haar cliënt zo goed mogelijk te behartigen en dit heeft uiteindelijk geleid tot doorgang van de mondelinge behandeling op 10 oktober 2013. Het belang van haar cliënt vergde dit.

5          BEOORDELING

5.1      Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat klaagster naar Nederland is teruggekeerd, nadat verweerster schriftelijk aan klaagsters advocaat had bevestigd dat  de overeenkomst d.d. 16 augustus 2013 naar de rechtbank zou worden gestuurd met het verzoek deze te bekrachtigen en in de beschikking op te nemen, dat de zitting van 10 oktober 2013 geen doorgang zou vinden en dat haar cliënt zich zou onthouden van enige dreiging jegens klaagster en/of haar familie.

5.3      Eenmaal in Nederland aangekomen heeft verweerster vervolgens aan klaagsters advocaat laten weten dat de zitting op 10 oktober 2013 alleen dan geen doorgang zou vinden indien tevens in de beschikking zou worden opgenomen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw in Nederland hebben. De raad is van oordeel dat de door verweerster gestelde voorwaarde als een aanvullende voorwaarde kan worden gekwalificeerd.

5.4      Bij de totstandkoming van de overeenkomst d.d. 16 augustus 2013, waarin de verplichtingen van partijen over en weer gedetailleerd zijn vastgelegd, zijn beide partijenbijgestaan door een advocaat en in de overeenkomst is in het geheel niet opgenomen dat klaagster met de kinderen het hoofdverblijf in Nederland zou houden.

5.5      Naar het oordeel van de raad had verweerster dan ook niet aan de nadere eis van haar cliënt mogen meewerken, hoezeer dit ook in het belang van haar cliënt was.  Door deze nadere voorwaarde te stellen en toe te laten dat de zitting alsnog doorgang vond, heeft verweerster gehandeld in strijd met de overeenkomst en heeft zijklaagsters belangen onnodig geschaad. Verweerster heeft daarmee de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid overschreden.

5.6      De raad komt tot de slotsom dat de klacht gegrond is.

6        MAATREGEL

6.1     Door namens haar cliënt een nadere voorwaarde te stellen en toe te laten dat de zitting alsnog doorgang vond, heeft verweerster gehandeld in strijd met de overeenkomst en heeft zij klaagsters belangen onnodig geschaad. De raad is van oordeel dat verweerster heeft gehandeld in strijd met een van de kernwaarden van de advocatuur, de integriteit. De raad is van oordeel dat een berisping passend en geboden is.

BESLISSING

De raad van discipline:

              verklaart de klacht gegrond en legt er zake aan verweerster op een berisping.

Aldus gegeven doormr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november2014.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op     4 november 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerster

per e- mail verzonden aan:

-       de deken in het arrondissementOost-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-             verweerster

-             de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

En, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, door:

-     klaagster

-     de deken in het arrondissement Oost-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl